6 jaar geleden

Gouden appels in zilveren schalen (1)

“Een woord op het juiste moment gesproken, is als gouden appels in zilveren schalen” (Spr. 25:11).

Eerste dag

De nacht van tranen

“Mijn God, ik roep overdag, … en ’s nachts, maar ik vind geen stilte” (Ps. 22:3).

In die gedenkwaardige nacht, toen Israël het Pascha voor de eerste keer vierde, zou er “een luid geschreeuw zijn in heel het land Egypte, zoals er nog nooit geweest is en zoals er ook nooit meer zijn zal” (Ex 11:6; verg. 12:30).

Zowel de woningen van de goed bedeelden als de hutten van de armen waren evenzeer vervuld met het wenen en het bitter gekerm van de nabestaanden. Alle families van dit grote rijk rouwden samen om hun eerstgeboren zonen, die hun in één klap werden afgenomen. In de duisternis van die nacht van oordeel weerklonk een geween en een geweeklaag, waarvoor geen verlichting bestond.

De naam Bochim (‘wenende’, Richt. 2:5) kan goed worden toegepast op het land Egypte, want om middernacht veranderde dit trotse koninkrijk plotseling in een natie van wenen.

Farao had door zijn hardnekkig verzet tegen de wil van God deze jammerklachten en weeën over zijn onderdanen gebracht. Trots en volhardend had de grote heerser de Almachtige van de hemel getart, zeggende: “Niet Uw wil, maar de mijne”. Hij weigerde tevergeefs dat Israël, de eerstgeborene van God, bevrijd zou worden van slavernij, hoewel hij het vreselijke alternatief kende voor de eerstgeborene van Egypte. Dus, door de koppige eigenzinnigheid van de mens, was de hoop en belofte van een machtige natie uitgeblust in die nacht van tranen.

Laten we Egypte met zijn getroffen huizen verlaten en ons wenden tot Gethsémané en de Man van smarten! Daar verschijnt een andere nachtelijke scène voor ons: Onze Heer “weende” in Zijn zware strijd, zodat Zijn zweet werd “als grote druppels bloed”, (zie Luk. 22:44).

Hier zijn nu geen duizenden door verdriet getroffen stemmen afkomstig van de bewoners aan de Nijl te midden van de architectonische schoonheden van Egypte. In de stilte van een rustige tuin buiten de stad – horen we maar één stem; deze stem siddert, omdat de innerlijke nood groot is. Met sterk geroep en tranen (verg. Hebr. 5:7) wordt het gebed der gebeden uitgesproken: “Vader, als U het wilt, neem deze drinkbeker van Mij weg; moge evenwel niet Mijn wil maar de Uwe gebeuren!” (Luk. 22:42).

Wat een nacht van tranen was dat! Daar in de eenzame tuin van Gethsémané werd onze Heer en Heiland bedroefd tot de dood toe (Matth. 26:38). Daar viel Hij op Zijn aangezicht, geheel wetend wat de volgende morgen Hem zou brengen.

Daar werd Zijn zweet als grote druppels bloed die naar de aarde vielen. Drie keer riep de volmaakte Mens en de heilige Zoon van God die avond luid naar Zijn Vader: “Neem deze drinkbeker van Mij weg; maar niet wat Ik wil, maar wat U [wilt]!” (Mark. 14:36).

Op een steenworp afstand sliepen de discipelen. Maar geliefde lezer, laten wij niet willen slapen zoals anderen het doen. Laten we een uur met Hem waken, zelfs nu. Laat de gemeenschap van ons hart het Gethsémané zijn van onze zielen. Laten we daar met Hem neerknielen. Laten onze tranen zich met de Zijne mengen. Laten we met heilige verschrikking denken aan de vreselijke beker, die tot aan de rand gevuld was met de toorn van God over onze zonden, die Hij vervolgens op het kruis van Golgotha leeg dronk. Laten we zoeken welke gemeenschap we dan ook hebben met de Minnaar van onze ziel in Zijn grote verdriet.

In de nacht van tranen in Gethsémané horen we geroep. Niet van ongehoorzame en opstandige mensen die getroffen werden vanwege hun zonden, zoals het geval was in Egypte, maar de angst van de gehoorzame Mens, Die in Zijn alwetendheid het komende kruis en de dood voor ogen ziet.

Zijn sterk geroep en tranen golden Hem, Die Hem kon redden van de dood. Hoewel de beker niet van Hem week voordat Hij deze gedronken had, werd de dringende smeekbede van de Zoon beantwoord vanwege Zijn godsvrucht (Hebr. 5:7). Op de derde dag werd Hij uit de dood opgewekt door de heerlijkheid van de Vader.

Na het lijden komt de vreugde. Het wenen kan een nacht duren, maar ’s morgens is er gejuich (Ps. 30:6). De nacht in Gethsémané en die drie uren van duisternis van Golgotha, die aan donkerheid de nacht nog overtrof, werd afgelost door een morgen zonder wolken – de morgen van de opstanding en de hemelse heerlijkheid. Hier duisternis en tranen; dáár geen nacht, geen tranen, geen verdriet noch zuchten; dáár zal de dood niet meer zijn, noch rouw, noch geschrei, nog pijn (Openb. 21:4). 

Voor ons kan dat alleen werkelijkheid worden omdat de Heer Jezus bereid was, om dit lijden op Zich te nemen!

“Hark! What sounds of bitter weeping,
What submissive anguish deep!
‘Tis the Lord His vigil keeping,
While His followers sink in sleep:
Ah, my soul, He loved thee;
Yes, He gave Himself for me.

He is speaking to His Father,
Tasting deep that bitter cup;
Yet He takes it, willing rather
For our sakes to drink it up:
With what love He lovèd me;
Gave Himself, my soul, for thee.

Then His closing scene of anguish!
All God’s waves and billows roll
Over Him, left there to languish
On the cross, to save my soul:
Matchless love, how vast, how free!
Jesus gave Himself for me.

Hark again! His cries are waking
Echoes on dark Calvary’s hill;
God, My God, art Thou forsaking
Him Who always did Thy will?
Ah, my soul, it was for thee,
Yes, He gave Himself for me”. 1

NOOT VERTALER:

1. Voor hen die de Engelse taal beheersen een lied/gedicht. Het is nogal moeilijk om dit in het Nederlands begrijpelijk over te brengen, vandaar deze keus om het in het Engels te laten.

W. J. Hocking

Tweede druk, C. A. Hammond, 1945.
Bewerkt uit het Engels en het Duits.

 

 

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW