20 jaar geleden

Gaven van de Geest of dweperij? (1-2)

1. Wat betekent “charismatische beweging”?

De oorsprong van de charismatische beweging gaat terug tot de zogenoemde “Pinkstergemeente”. Die ontstond rond de eeuwwisseling van de vorige eeuw in Amerika tijdens een opwekkingsbeweging in een Babtisten-negergemeente, waarbij de gemeenteleden in extase raakten en in “tongen” spraken. Alle verschillende Pinkstergemeenten gezamenlijk waren de uitdrukking van de werkzaamheid van de Heilige Geest, dat zich in de zogenoemde “doop met de Heilige Geest”, het “spreken in tongen” en vaak in “gebedsgenezing” openbaarde. De bekering en de persoonlijke heiliging in het leven van iedere afzonderlijke gelovige werd, en wordt in de meeste Pinkstergemeenten benadrukt en geleerd.

Sinds het begin van de zestiger jaren trad er een verandering op. Tot dan toe waren de Pinkster-gemeenten min of meer vast omlijnde groepen, waar de bovengenoemde leringen gepraktiseerd werden. Maar sinds deze tijd drongen de denkbeelden van de Pinkster-kringen ook door in de traditionele kerken en ook in bijna alle niet-kerkelijke Christelijke gemeenschappen binnen. Deze “Neo-Pinksterbeweging” werd vaak ook wel “charismatische vernieuwing” genoemd. Door een vloed van literatuur werden de denkbeelden van de Pinkster-gemeenten ook in andere Christelijke kringen gebracht; daar hier een verslapping van het geloofsleven zijn intrede had gedaan, werden deze gedachten, die een praktische beleving van de gemeenten beloofden, voor een deel met grote geestdrift aangenomen.Je kunt tegenwoordig, zonder te overdrijven, wel zeggen dat er in het Christendom nog weinig kringen zijn waarin de charismatische beweging geen ingang gevonden heeft.

De naam “Pinkstergemeente” slaat terug op Handelingen 2, waar staat dat op de Pinksterdag de Heilige Geest op de gelovigen werd uitgestort, om de ecclesia (Grieks voor vergadering, gemeente, kerk) van God op aarde voor te stellen. Omdat de discipelen toen in vreemde talen spraken, geloofde men in de Pinksterbeweging aan een “nieuw Pinksteren”, dat alle wonderbare gaven van God in de eerste tijd weer opnieuw tot leven zou wekken. De naam “charismatische beweging” komt van het Griekse woord voor genadegave (charisma). Hierin komt dus op soortgelijke wijze de sterke nadruk op het bezit en de uitoefening van de Christelijke genadegaven tot uitdrukking. De Heer Jezus heeft de Zijnen een veelvoud aan genadegaven gegeven (zie Rom. 12:6-8; 1 Kor. 12:4-11, 28-31; Ef. 4:8-13). De charismaat denkt bij het woord genadegave allereerst – zij het niet uitsluitend – aan de gaven van tekenen zoals “spreken in tongen” en “gebedsgenezing”.

Tot zo ver over het begrip “charismatische beweging”. We willen, zoals gezegd, geen geschiedenis of beschrijving over deze beweging schrijven. Het ligt ons veel meer op het hart om onze broeders en zusters in Christus een korte en beknopte, op de Bijbel gegronde verklaring van de teksten te geven, waarop de charismaten zich steeds weer beroepen. Daardoor zullen de beweringen van deze beweging aan de hand van de enig bindende maatstaf, de Bijbel, beproefd worden. De beste manier om de menselijke beweringen op geestelijk gebied tegemoet te treden, is het voorstellen van de Goddelijke waarheid.

2. De zogenaamde “Geestesdoop”

In de Pinkstergemeente werd het reeds geleerd, en deze leer wordt in de charismatische beweging voortgezet: de gelovige, die door bekering en geloof in het evangelie het eigendom van de Heer Jezus is geworden, heeft de “Geestesdoop” nodig als een verdere Christelijke basiservaring, die hierin tot uitdrukking komt dat de betreffende persoon in “tongen” spreekt.

Wat zegt de Heilige Schrift hierover?

De Bijbel leert ons dat het een bijzonder kenmerk van het Christelijke tijdperk is, dat Christus na het voleindigen van het verlossingswerk aan het kruis is opgestaan, naar de hemel opgevaren en nu aan de rechterhand van God is, terwijl de Heilige Geest op aarde in de verloste mensen woont.Dat was in vroeger tijden niet zo. De Heilige Geest was weliswaar altijd daar, waar God werkzaam was. Zo staat het al op de eerste bladzijde van de Bijbel (Gen. 1:2); maar Hij woonde niet in de mensen. De eerste Mens, waarin de Heilige Geest woonde, was de Mens Jezus Christus, het vlees geworden Woord (verg. Joh. 1:33). In de laatste nacht van Zijn samenzijn met Zijn discipelen voor Zijn gevangenname leerde de Heer Jezus hen onder andere over het feit dat na Zijn heengaan naar de Vader er een andere Goddelijke Persoon tot hen zou komen, de Trooster, de Voorspraak, die in eeuwigheid bij hen zou blijven, “de Geest der waarheid, die de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet; maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn. Ik zal u geen wezen laten, Ik kom tot u” (Joh. 14:17,18). Dat deze Trooster, de Geest van de waarheid, de Heilige Geest is, wordt in vers 26 nadrukkelijk gezegd.

Dan legt de Heer de werkzaamheid van de Heilige Geest in de gelovigen verder uit. “Maar de Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in Mijn naam, Die zal u alles leren en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb” (Joh. 14:26). – “Doch wanneer de Trooster gekomen is, Die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest van de waarheid, Die van de Vader uitgaat, zal Die van mij getuigen” (Joh. 15:26). – “Maar wanneer Hij gekomen is, de Geest van de waarheid, zal Hij u in de hele waarheid leiden; want Hij zal uit zichzelf niet spreken, maar alles wat Hij gehoord zal hebben, zal Hij spreken en de toekomstige dingen zal Hij u verkondigen” (Joh. 16:13-14).

Dit alles kon echter pas gebeuren, nadat de Heer Jezus Zijn werk aan het kruis had volbracht en naar de Vader teruggekeerd was: “Maar Ik zeg u de waarheid: het is nuttig voor u dat Ik wegga; want als Ik niet wegga, zal de Trooster niet tot u komen; maar als Ik heenga, zal Ik hem tot u zenden” (Joh. 16:7).

Johannes de Doper kondigt de Heilige Geest aan

Op dit komen van de Heilige Geest wees Johannes de Doper als voorloper van de Heer Jezus al: “Ik doop u wel in water tot bekering; maar Hij die na mij komt, is sterker dan ik, ik ben niet waardig zijn sandalen te dragen; Die zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur; Zijn wan is in Zijn hand en Hij zal Zijn dorsvloer door en door zuiveren en Zijn tarwe in de schuur samenbrengen, maar het kaf met onuitblusbaar vuur verbranden” (Matth. 3:11-12; verg. Luk. 3:16-17).

In het evangelie naar Markus staat het er korter: “Ik heb u wel gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met de Heilige Geest” (Mark. 1:8).

Dergelijke woorden vinden we in Johannes 1:33: “En ik kende Hem niet; maar die mij gezonden heeft om te dopen in water, die had mij gezegd: Op Wie gij de Geest zult zien neerdalen en op Hem blijven, Die is het die met de Heilige Geest doopt”.

Johannes riep het volk van de Joden enerzijds op tot boete; anderzijds kondigde hij twee dingen aan, dat de Heer Jezus doen zou: degenen, die boete doen, zullen met de Heilige Geest gedoopt worden en dan als goede vrucht in de schuur van de Heer verzameld worden; maar degenen die Hem niet in geloof aannemen, zullen met vuur gedoopt worden en als kaf in het onuitblusbare vuur, dat betekent, in de eeuwige verdoemenis, verblijven!

Twee dingen vallen bij de overdenking van deze verzen op:

a) De doop met de Heilige Geest en de doop met vuur hebben geen betrekking op hetzelfde feit. De doop met vuur is het oordeel en de eeuwige verdoemenis van de verlorenen (verg. voor het woord “vuur”: Mal. 4:1; Matth. 18:9; Luk. 16:23-24). Het gebruik van het woord “doop” in deze zin vormt voor velen misschien een moeilijkheid. Maar toen de Heer Jezus aan het Goddelijke oordeel dacht, dat Hij aan het kruis zou dragen, sprak Hij ook van een doop: “Maar Ik moet met een doop gedoopt worden; en hoe benauwt het Mij, totdat het volbracht is” (Luk. 12:50).

b) De doop met de Heilige Geest wordt niet als een buitengewone, aanvullende ervaring voor de gelovigen beschreven, maar als teken voor hen, die als tarwe in de hemelse schuur verzameld zullen worden. Dat wordt ook in de andere teksten die hierop betrekking hebben bevestigd.

De aankondiging door de Heer Jezus Zelf

We hebben gezien, dat de Heer Jezus voor zijn verlossingswerk de discipelen het komen van de Heilige Geest aankondigde. Na zijn opstanding spreekt Hij daar nog duidelijker over: “En zie, Ik zend de belofte van Mijn Vader op u; maar gij, blijft in de stad, totdat gij bekleed zijt met kracht uit de hoge” (Luk. 24:49). Met de belofte van de Vader en de kracht uit de hoge wordt de Heilige Geest bedoeld. Dat komt in de beide volgende teksten duidelijk naar voren: “En toen Hij met hen vergaderd was, beval Hij hun zich niet van Jeruzalem te verwijderen, maar de belofte van de Vader te verwachten, die gij [zei Hij] van Mij gehoord hebt. Want Johannes doopte wel met water, maar gij zult met de Heilige Geest gedoopt worden, niet vele dagen na deze … maar gij zult kracht ontvangen, als de Heilige Geest over u komt” (Hand. 1:4-5,8).

Deze teksten laten bovendien zien dat de vervullingdichtbij was en dat het zou gebeuren in Jeruzalem. De Heer Jezus spreekt tot zijn discipelen ook niet over de doop met vuur, dat betekent, over het oordeel, maar slechts over de Heilige Geest.

De Pinksterdag

Enkele dagen later, “toen de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen op een plaats bijeen. En er kwam plotseling uit de hemel een geluid als van een geweldig voortgedreven wind en vulde het hele huis, waar zij zaten. En er vertoonden zich aan hen verdeelde tongen als van vuur en zij zetten zich op ieder van hen. En zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen in andere talen te spreken, zoals de Geest hun gaf uit te spreken” (Hand. 2:1-4). Dat is de vervulling van het vooruitzien van Johannes en de belofte van de Heer Jezus!

Wat gebeurde er op Pinksteren? In Handelingen 2:2-4 worden vier dingen genoemd, die we verder willen overdenken.

a) “En er kwam plotseling uit de hemel een geluid als van een geweldig voortgedreven wind en vulde het hele huis, waar zij zaten.” Het was eigenlijk niet als een wind, maar meer als een waaien, en het woord “voortgedreven” kan ook met “gedragen” worden vertaald. Het was niet zoals bij een natuurlijke wind een onderbroken, af- en toenemende wind, maar een aanhoudend ruisen. Met deze vergelijking wordt de hemelse, inspirerende, belevende kracht van de Heilige Geest aangeduid, dat niet stootsgewijs of impulsief, maar gelijkmatig werkt. Het is de “kracht uit de hoge” (Hand. 1:8) die zich hier openbaart en het hele huis vervult. Zo vervulde eens de heerlijkheid van de HEERE de tabernakel en de tempel bij hun inwijding (Ex. 40:34; 1 Kon. 8:10-11). In het gesprek met Nicodemus had de Heer Jezus het werken van de Heilige Geest al met het waaien van de wind vergeleken: “De wind waait waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet vanwaar hij komt en waar hij heen gaat; zo is een ieder die uit de Geest geboren is” (Joh. 3:8).

b) “En er vertoonden zich aan hen verdeelde tongen als van vuur en zij zetten zich op ieder van hen”. Naast het bruisende waaien, dat ze alleen maar konden horen, gebeurde er ook iets zichtbaars. Goddelijk licht in de vorm van verdeelde tongen als van vuur verscheen aan hen en zette zich op een ieder van hen. Dit was geen “vuurdoop”, maar een duidelijk getuigenis van God, dat van licht en heiligheid sprak, maar in genade; want de verdeelde tongen wezen al vooruit naar de verbreiding van het evangelie over de grenzen van Israël heen naar alle natiën. – Zoals het ruisen met het waaien van de wind wordt vergeleken, zo worden de tongen met het vuur vergeleken. Beide waren uiterlijke tekenen van de derde bijzondere verschijning, die uiterlijk onzichtbaar was.

c) “En zij werden allen met de Heilige Geest vervuld … .” Hier hebben we de doop met de Heilige Geest, de vervulling van de voorspellingen van de doper en van de Heer Jezus zelf. De belofte van de Vader is vervuld. De Heilige Geest komt uit de hemel om naar het woord van de Heer Jezus in eeuwigheid bij ons te blijven. Daar dit iets was dat volledig nieuw was, werd het door beide tekenen begeleid. De aanwezigheid van de Heilige Geest heeft immers een dubbele betekenis. Ten eerste woont Hij in het huis, dat wil zeggen in de vergadering van God als tempel (verg. 1 Kor. 3:16; Ef. 2:22). Dat komt tot uitdrukking in het waaien, dat het hele huis vervulde. Echter bovendien woont de Heilige Geest ook in iedere individuele gelovige afzonderlijk (verg. 1 Kor. 6:19), wat door de verdeelde tongen verduidelijkt wordt, die zich op een ieder van hen zetten.

d) “… en begonnen in vreemde talen te spreken, zoals de Geest hun gaf uit te spreken.” Dit teken had de Heer Jezus in Markus 16:17 al aangekondigd, toen hij de apostelen de opdracht gaf om het evangelie aan de hele schepping te prediken. Sinds de torenbouw in Babel waren de mensen van de oude schepping door de verschillende talen van elkaar gescheiden. Nu worden in vele talen de werken van God in de nieuwe schepping verkondigd, de heerlijke resultaten van de genade die op Golgotha ten hoogste was geopenbaard! Alle natiën moesten nu de boodschap van het heil horen, niet alleen maar de tot dan toe bevoorrechte Joden.

Hiermee hebben we kort geschetst wat er met Pinksteren gebeurde, toen de Heilige Geest uitgegoten werd en de gelovigen de doop met de Heilige Geest ontvingen. Deze doop gebeurde slechts één keer. Daardoor ontstond het lichaam van Christus op aarde. Maar hij wordt niet voortdurend opnieuw gevormd! Daarom lezen we ook later niets meer van een vernieuwde doop met de Heilige Geest! Ieder mens, die nu door het geloof in de Heer Jezus gered wordt, ontvangt de Heilige Geest als zegel, onderpand en zalving (Ef. 1:13-14; 2 Kor. 1:21-22). Daardoor wordt hij een lid van Christus (1 Kor. 6:15,19) en wordt aan het reeds op aarde bestaande lichaam van Christus toegevoegd.

Latere vermeldingen over de doop met de Heilige Geest

Tot Handelingen 1 was de doop met de Heilige Geest altijd als iets toekomstigs voorgesteld. Na de in Handelingen 2 beschreven Pinkstergeschiedenis wordt zij nog twee keer vermeld, namelijk in hoofdstuk 11:16 en in 1 Kor. 12:13. In beide gevallen echter wordt zij als terugblik gezien.

In Handelingen 10 en 11 wordt ons verteld dat het evangelie aan een niet-Jood, de Romeinse officier Cornelius, wordt verkondigd. De discipelen van de Heer hadden zich – behalve in Samaria – hoofdzakelijk in Judea als getuigen bezig gehouden. Het betrof een Goddelijke openbaring waardoor Petrus de opdracht vervulde ook aan een heiden het evangelie te prediken. Toen hij naar Caesarea kwam, verkondigde hij dan ook vrijmoedig deze mensen met heidense afkomst de blijde boodschap.

En toen hij nog sprak, viel de Heilige Geest op allen die het woord hoorden. Er gebeurde dus hetzelfde als bij de eerste Christenen in Jeruzalem, die Joden geweest waren (Hand. 10:44; 11:15). Daarbij dacht Paulus aan het woord van de Heer toen Hij zei: “Johannes doopte wel met water, maar gij zult met de Heilige Geest gedoopt worden” (Hand. 11:16).

In 1 Korinthe 12:13 lezen we voor de laatste keer in het Nieuwe Testament over de doop met de Heilige Geest: “Want ook wij allen zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen; en wij allen zijn met een Geest gedrenkt.” In dit hoofdstuk is het onderwerp het ene lichaam van Christus op aarde, dat uit alle gelovigen van deze tijd bestaat, die de Heilige Geest ontvangen hebben, maar ook de veelvoud van leden en hun werkingen. De éne Geest werkt in de verschillende genadegaven (vers 4), en Hij is ook de verenigende band die het lichaam maakt tot dat wat het nu is. Hier gaat het niet om de persoonlijke geloofservaring van de afzonderlijke leden, maar om het grote en belangrijke feit, dat in al deze leden één Geest, de Heilige Geest, leeft en hen met elkaar verenigt. Ook hier zien wij weer de beide zijden van het wonen van de Heilige Geest op aarde. In het woord: “en wij allen zijn met een Geest gedrenkt” komt de zijde van de individu tot uitdrukking. In de woorden: “wij allen zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt” wordt het wonen van de Heilige Geest in de gemeente als geheel overdacht.

In vers 12 wordt het menselijke lichaam als een beeld van het lichaam van Christus en zijn hoofd overdacht. Vele leden vormen tezamen een lichaam. In vers 13 wordt dan uitgelegd hoe deze eenheid tot stand gekomen is: door de doop in een Geest.

Dat is een verwijzing naar de eenmalige gebeurtenis hetgeen op Pinksteren in Handelingen 2 gebeurde.

Samenvatting

Afsluitend zullen we dat wat in het Nieuwe Testament staat wat betrekking heeft op de doop met de Heilige Geest, nog eens samenvatten:

a) Als er over de doop met de Heilige Geest gesproken wordt, wordt daarmee altijd het komen van de Geest van God op de Pinksterdag bedoeld. Toen ging Hij wonen in de verzamelde gelovigen en vormde hen daardoor tot het lichaam van Christus, de gemeente van God. Dat is een eenmalige gebeurtenis, die niet herhaald wordt.

b) Tegenwoordig ontvangt iedereen die het evangelie van het heil gelooft, de Heilige Geest als zegel en als onderpand. Hij wordt toegevoegd aan het lichaam van Christus, maar deze gebeurtenis wordt in het Nieuwe Testament nooit “doop met de Heilige Geest” of “Geestesdoop” genoemd. Wel spreekt Gods Woord van vervuld zijn met de Heilige Geest.

Is er een “vuurdoop” voor gelovigen?

We hebben al gezien dat de in Mattheüs 3:11 en Lukas 3:16 aangehaalde doop met vuur niet in verband staat met de doop met de Heilige Geest. De doop met vuur heeft betrekking op het oordeel en de eeuwige verdoemenis van de ongelovigen. Wat is nu echter de betekenis van de in Handelingen 2:3 aangehaalde “verdeelde tongen als van vuur”, die bij de uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag zich op een ieder van de discipelen afzonderlijk zetten? Hoewel we hierover al iets hebben gezegd, willen we deze uitdrukking nog een keer wat nader overdenken, om verschillende misvattingen tegen te gaan. Vaak wordt de mening geuit dat dit de vervulling zou zijn van de aankondiging van Johannes: “Hij zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur” (Matth. 3:11; Luk. 3:16).Dat is echter op verschillende al vermelde gronden niet juist.

a) Johannes de Doper spreekt in zijn boeteprediking duidelijk over twee zeer verschillende dingen, namelijk enerzijds van vrucht voor God (Matth. 3:8,10,12), die tot eeuwige redding en heerlijkheid voert, en anderzijds over het vuur van het oordeel (vers 7,10,12). Voor de eerste groep geldt de doop met de Heilige Geest, voor de tweede de doop met vuur.

b) Bij Zijn laatste aankondiging van het komen van de Heilige Geest spreekt de Heer tot Zijn elf discipelen, die immers allen gelovig waren (verg. Joh. 15:3), alleen over de doop met de Heilige Geest. Evenzo is het in Handelingen 11:16 en in 1 Korinthe 12:13. Dat is in volle overeenstemming met wat onder a) gezegd is: De gelovigen kregen op de Pinksterdag alleen de doop met de Heilige Geest.

c) In Handelingen 2:3 is er geen sprake van vuurtongen, maar van “verdeelde tongen als van vuur”. Hier wordt niet de gebeurtenis benadrukt dat er vuur kwam maar dat er verdeelde tongen waren, die zich op een ieder van hen zetten. Het woord tongen wijst al op het spreken. In vers 4 wordt dan ook van “andere talen” gesproken. Tongen en talen is in het Grieks hetzelfde woord (glossa). De macht van de Heilige Geest bewees zich in de overwinning over de gevolgen van de spraakverwarring van Babel (Gen. 11). Dat het “verdeelde tongen” waren, wijst erop dat het evangelie niet alleen voor het volk der Joden was, maar ook voor alle natiën.

Wordt D.V. vervolgd.

A. Remmers

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW