2 jaar geleden

Exodus 33 vers 18; 34 vers 6-7

Exodus 33:18:
“Toen zei Mozes: Toon mij toch Uw heerlijkheid!”

Exodus 34:6-7:
“Toen de HEERE bij hem voorbijkwam, riep Hij: HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, geduldig en rijk aan goedertierenheid en trouw, Die goedertierenheid blijft bewijzen aan duizenden, Die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft, maar Die de schuldige zeker niet voor onschuldig houdt en de ongerechtigheid van de vaders vergeldt aan de kinderen en kleinkinderen, tot in het derde en vierde geslacht.”

De heerlijkheid van God laten schijnen: Zijn genade

Alleen wanneer de tafelen van de wet gebroken zijn (Ex. 34:1) en leeg van alle woorden, kunnen wij de heerlijkheid van God, die Zijn genade en barmhartigheid is, aanschouwen (vs. 8) en weerspiegelen (vs. 29). Wanneer de tafelen van de wet er zijn, is het rechtvaardige oordeel van God alles wat voor ons ligt. De enige manier waarop de tafelen van de wet kunnen worden verbroken, of weggenomen, is de dood, want de wet “heerst over de mens zolang hij leeft” (Rom. 7:1). Deze dood is nu de onze, want wij zijn “voor de wet gedood door het lichaam van Christus” (vs. 4).

En nu, wat zien we als we “met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heer aanschouwen”? Gerechtigheid? Oordeel? Toorn? Neen, dit alles viel op de Zoon van Zijn liefde. Waarom? “Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven,” “in Wie wij de verlossing hebben door Zijn bloed, de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom van Zijn genade” (Ef. 1:7). Dit is “tot lof van [de] heerlijkheid van Zijn genade” (vs. 6). Net als Mozes die de heerlijkheid van God zag, Zijn genade, en het effect daarvan op hem en degenen die hem zagen, aanschouwen ook wij nu diezelfde heerlijkheid en “worden naar hetzelfde beeld veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid” (2 Kor. 3:18).

We moeten herhalen: het is alleen wanneer we afgestorven zijn aan de wet in ons leven, proberen die aan anderen op te leggen, of proberen God ermee te behagen (verg. Kol. 2:20-23), dat we werkelijk de heerlijkheid van God (Zijn eigenlijke genade) kunnen aanschouwen, en naar hetzelfde beeld (genade) worden omgevormd; en met deze schat in aarden vaten, laten we “de kennis van de heerlijkheid van God in [het] aangezicht van <Jezus> Christus” stralen (2 Kor. 4:6).

 

Alexandre Leclerc; © The Lord is near

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW