14 jaar geleden

Evolutie – Kool, Neandertaler en haaien (III)

Wanneer men gelooft, dat het levende wezen op de een of andere manier zich vanzelf ontwikkeld heeft, dan heeft dat gevolgen voor de betekenis die men aan de dood toekent. Dan is hij de levens-schenker, dan komt het leven uit het sterven. Hoezo? Omdat volgens deze opvatting de vroegere generaties van een soort of geslacht nu eenmaal minder ontwikkeld waren dan de latere en plaats moesten maken. Ja, sterker nog: Zonder de tot de dood leidende “mislukte pogingen” van onze evolutionele voorlopers waren wij niet, wat wij zijn …

Overwegingen over het ontstaan van het levende wezen

4. Leven door leven, of: leven door sterven?

Wanneer men gelooft, dat het levende wezen op de een of andere manier zich vanzelf ontwikkeld heeft, dan heeft dat gevolgen voor de betekenis die men aan de dood toekent. Dan is hij de levensschenker, dan komt het leven uit het sterven. Hoezo? Omdat volgens deze opvatting de vroegere generaties van een soort of geslacht nu eenmaal minder ontwikkeld waren dan de latere en plaats moesten maken. Ja, sterker nog: Zonder de tot de dood leidende “mislukte pogingen” van onze evolutionaire voorlopers waren wij niet, wat wij zijn. Als bewijsstuk een citaat van de Freiburger bioloog Mohr:

“Zou er geen dood zijn, zo zou er ook geen leven zijn … de dood van de enkelen is … de voorwaarde voor de ontwikkeling van de stam. Aan dit inzicht, aan dit axioma [niet bewijsbare veronderstelling]1 van de evolutietheorie kun je niet voorbij gaan” (MOHR 1983).

Leven door sterven. Het oude, achterhaalde moet wijken, opdat de hogere ontwikkelde zich uitbreiden kan … om zich hoger te ontwikkelen en te enigertijd onder te gaan of weer verdrongen te worden … De evolutieleer is een hardnekkige filosofie, en wij weten helaas intussen, waarheen het leidt, wanneer een menselijke ras zich hoger dunkt dan andere en deze als onmens en behandelt en vergast …

Aan deze grondgedachten van de evolutie – “leven door sterven” – hebben we ons al zozeer gewend, dat we het nauwelijks nog waarnemen. Het trekt door de hele theorie heen – van het ontstaan van het heelal tot aan de ontwikkeling van de mens. Men vindt deze voorstelling ook in Babylonische, Griekse en Romeinse sprookjes over het ontstaan van de wereld. Altijd wordt een generatie – of het goden, bodemvondsten of levende wezens zijn – door de volgende verdrongen, verslonden of overwonnen. Men vindt de gedachte in de kunst – bijvoorbeeld in Richards Wagner’s opera Götterdammerung [ondergang van de godenwereld], die op Germaanse mythen berust. Ook in de geesten- en politieke geschiedenissen is het een grondgedachte van de evolutie: Leven door sterven. En kunnen we dat niet voortdurend waarnemen? In de loop van de eeuwen en generaties … in dat wat we van de geschiedenis weten?

Laten we duidelijk formuleren, wat hier behandeld wordt: het gaat erom of door het sterven en vergaan vroegere generaties, levende wezens enzovoorts de volgende tot leven komen. Of het dus levensnoodzakelijk is, dat “de ouden” sterven. Of door de afloop van leven en vergaan een hogere ontwikkeling van ééncellige dieren tot mensen bewerkt wordt of zelfs het ontstaan en ontwikkeling van het universum helemaal.

Het antwoord is geheel ondubbelzinnig “neen”.

Het is weliswaar absoluut noodzakelijk dat onze ouders leven, respectievelijk geleefd hebben, opdat het ons kinderen geeft, maar zij moesten daarvoor niet sterven. En datzelfde geldt voor elke generatie van welk levend wezen dan ook. Leven door leven. Alle danken hun bestaan aan het leven van hun voorgeslacht, niet aan hun dood. Dat is zo banaal, dat het bijna al pijn doet, het uitdrukkelijk te schrijven. Maar het geloofsartikel van de evolutieleer dat de vorige generaties zouden hebben moeten sterven, ontstaat immers niet uit onwetendheid van dit eenvoudige feit, maar daaruit, dat men zich een oneindig verder leven van individuen en groepen niet voorstellen kan, en dat men daarom voor een schokkend feit een of andere verklaring zoekt.

Wij nemen in de natuur om ons heen waar en aan onszelf: Alles verouderd, vervalt; iets nieuws komt er voor in de plaats. “Het ene geslacht gaat, en het andere geslacht komt; maar de aarde staat in eeuwigheid … alle beken gaan in de zee, nochtans wordt de zee niet vol … Zij gaan allen naar één plaats; zij zijn allen uit het stof, en zij keren allen weer tot het stof” (Spreuken 1:4,7; 3:20). Maar dat is geen evolutie! Dat zijn kringlopen die niet tot een hogere ontwikkeling leiden, maar absoluut onontkoombaar zijn. Om nogmaals het Oude Testament te citeren: “Hetgeen er geweest is, dat zal er zijn, en hetgeen er gedaan is, dat zal er gedaan worden; zodat er niets nieuws is onder de zon. Is er enig ding, waarvan men zou kunnen zeggen: Ziet dat, het is nieuw? Het is alreeds geweest in de eeuwen, die vóór ons geweest zijn. Er is geen gedachtenis van de voorgaande dingen; en van de navolgende dingen, die zijn zullen, daarvan zal ook geen gedachtenis zijn bij hen, die later wezen zullen” (Prediker 1:9-11).

Dus: De latere generaties leven, omdat de vroegere geleefd hebben. Maar zij leven ook van hun wezen. De bladeren van een beuk vervallen, worden tot stof … en de stof levert het materiaal voor nieuwe bladeren – of voor een regenworm – … enzovoorts. Wanneer alle planten, dieren en mensen van alle tijden vandaag nog zouden leven, dan zouden zij niet genoeg plaats hebben; al lang zouden de levensmiddelen schaars geworden zijn; en vele dieren en mensen zijn immers daarop ingesteld, anderen op te eten. Niet dan?

Zo denken wij. Wij denken dat de wereld de generaties vóór ons niet onderhouden kan, ja dat wij hun “stof” = materiaal voor de toenmaals levende wezens nodig hebben. Wij “teren” op hen.

Om het nog eens te herhalen: Deze vaststelling bewijst geen evolutie, maar zij bewijst voortdurende kringlopen. Wij leven op een aarde die weliswaar van buitenaf met licht en warmteenergie verzorgd wordt, maar verder op hun stofvoorraden aangewezen zijn.

Of iets zo verschrikkelijks, definitiefs als de dood automatisch bij het leven hoort en van het begin af aan voorzien was? (zie daarvoor ook het volgende onder punt 52). Het is zeer verhelderend, wat de bijbel daarover zegt. Kort samengevat:

  • De planten waren inderdaad van begin af aan tot voeding voor dieren en mensen bestemd (Genesis 1:29-30);
  • De dood kwam pas na de breuk met God erbij (Genesis 2:17; Romeinen 5:12; 8:19-23);
  • Pas na de zondvloed worden ook dieren uitdrukkelijk als voedingsmiddel voor mensen genoemd (Genesis 9:2-3). De dood wordt in de bijbel heel duidelijk als vijand van het leven en de mensen gezien (bijvoorbeeld Handelingen 2:24-25; 1 Korinthe 15:53-57; Hebreeën 2:15; Openbaring 20:14). Hij bouwt niets op en brengt niets voort, hij verstoort slechts.

Waren niet alleen de mensen maar ook de dieren voor de zondeval onsterfelijk? Hiertoe zijn er twee gezichtspunten, die beide bijbelse argumenten aan hun zijde hebben; we kunnen daarover met de informaties, die we in de bijbel vinden, niet ondubbelzinnig beslissen. Voor de onsterfelijkheid van ook de dieren (met andere woorden dat de dood pas na de zondeval gekomen is) spreken de volgende argumenten:

  1. De hele schepping is aan de vruchteloosheid onderworpen en zal voor de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God vrijgemaakt worden (Romeinen 8:20-22). Dat schijnt in zich te sluiten, dat het eens anders was in de schepping. “Vruchteloosheid” zou sterfelijkheid en vergankelijkheid insluiten en was er niet van het begin af.
  2. Openbaring schildert dat de “dood en de hades” na het laatste oordeel in de poel van vuur geworpen worden (Openbaring 20:14). Deze absolute uitspraak schijnt geen ruimte te geven voor sterven algemeen in de nieuwe hemel en op de nieuwe aarde. En zo wordt definitief afgeschaft, wat met de zondeval in de wereld gekomen was.
  3. Door de zonde van een mens is de dood in de wereld gekomen (Romeinen 5:12). Ook deze uitspraak klinkt zeer absoluut: Voorheen was de dood er niet – daarna was het er. Maar deze Schriftplaats kan ook anders uitgelegd worden en is dan een argument voor de mening dat dieren altijd al sterfelijk geweest zijn.

a. Romeinen 5:12 zegt dat de dood tot alle mensen is doorgedrongen – niet tot alle schepselen, omdat dieren ook voorheen al sterfelijk waren.

b. 2 Petrus 2:12 beschrijft dieren als “voortgebracht om gevangen en gedood te worden”. Wanneer dit op de oorspronkelijke schepping betrekking heeft, dan zou God de dood van de dieren hebben beoogd. (Weliswaar worden in Genesis 1:29-30 alleen planten als spijs genoemd, geen dieren “om te vangen”, dus jachtbuit).

c. Een schepping zonder enige vergankelijkheid onttrekt zich zover van onze voorstelling, die door de nu bestaande wereld gevormd wordt, dat men natuurlijker wijze vraagtekens achter de uitspraak zet, dat door de zondeval zich de hele natuur zo sterk veranderd heeft. Hebben de spinnen werkelijk voorheen geen vliegen gevangen en de leeuwen niet op antilopen gejaagd?

Tot zover enkele argumenten voor een niet met zekerheid te verklaren vraag: de sterfelijkheid van de dieren. Het is hier niet de plaats gedetailleerd op de betekenis van de verschillende soorten “dood” in de bijbel in te gaan, zoals men eigenlijk voor een grondige discussie zou moeten. Duidelijk is, dat God ons mensen niet wilde laten sterven. Maar sinds de zondeval is ons lot gelijk aan de dieren: “Gelijk die sterft, alzo sterft deze” (Prediker 3:19). Hoe kunnen wij daaraan ontkomen? Is er eigenlijk wel een mogelijkheid, aan de eeuwige kringloop van leven en sterven te ontkomen?

Ja, leven door sterven. Dus toch?? Maar een beetje anders dan wij het vanaf het begin hebben leren kennen:

  1. “Als de tarwekorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij alleen, maar als zij sterft, draagt zij veel vrucht”.
  2. “De Zoon des mensen is gekomen om Zijn leven te geven tot een losprijs voor velen”.

Dat zijn twee uitspraken van Jezus Christus die men in Johannes 12 en Markus 10 kan nalezen. Resultaat voor onze overwegingen: Dood en sterven zijn geen evolutiemechanismen, brengen geen vooruitgang, integendeel. Leven wordt alleen door leven voortgebracht. Maar: “In Hem [Jezus Christus] was leven” (Johannes 1:4), en Hij heeft het gegeven, opdat wij “van de dood in het leven overgaan” (Johannes 5:24). Voor wie dat een beetje te ingewikkeld klinkt, moet zichzelf toestaan het evangelie van Johannes te lezen. Geen theologie, maar een levensbericht.

Werkelijk: een levensbericht.

Wordt D.V. vervolgd

Peter Imming – Folge mir nach

NOTEN:
1. Waarheid die zonder bewijs aan de ervaring ontleend wordt.
2. D.V. in het volgende nummer [vertaler].

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW