Enkele gedachten over opstanding van de Heer
De boodschap van de opstanding neemt in de Heilige Schrift, in het bijzonder in het Nieuwe Testament, een centrale plaats in. Het is voor de gelovigen van enorm belang. Daarom laat satan, de vijand van de zielen, niets onbeproefd, de opstanding van de doden, maar vooral de opstanding van onze Heer Jezus Christus Zelf, te loochenen.
De opstanding van Christus is een feit, die door een menigte van betrouwbare getuigen bevestigd en verkondigd is. Paulus houdt vast “dat Christus voor onze zonden gestorven is, naar de Schriften; en dat Hij is begraven, en dat Hij op de derde dag is opgewekt, naar de Schriften; en dat Hij aan Kefas is verschenen, daarna aan de twaalf. Daarna is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie de meesten tot nu toe in leven, maar sommigen ontslapen zijn. Daarna is Hij verschenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen. En het allerlaatste is Hij ook aan mij, als aan een misgeboorte, verschenen” (1 Korinthe 15:3-8).
In 1 Korinthe 15 vers 13-19 toont de apostel Paulus de onmetelijke gevolgen, die met het loochenen van opstanding verbonden zijn. Daarmee wordt alles ter discussie gesteld: het christelijk geloof, de rechtvaardiging, de hemelse hoop en veel andere dingen meer. “Maar als er geen opstanding van doden is, dan is ook Christus niet opgewekt; en als Christus niet is opgewekt, dan is ook onze prediking vergeefs, en vergeefs is ook uw geloof; En dan blijken wij ook valse getuigen van God te zijn, omdat wij van God getuigd hebben dat Hij Christus heeft opgewekt, die Hij niet heeft opgewekt als er inderdaad geen doden worden opgewekt. Want als er geen doden worden opgewekt, dan is ook Christus niet opgewekt. En als Christus niet is opgewekt, dan is uw geloof inhoudsloos, dan bent u nog in uw zonden; dan zijn ook zij die in Christus ontslapen zijn, verloren. Als wij alleen in dit leven op Christus onze hoop gevestigd hebben, zijn wij de ellendigste van alle mensen”.
Met de leer van de opstanding zijn de gezegende waarheden voor ons hart verbonden. Christus, die de plaats op het kruis van Golgatha ingenomen heeft om ons te redden, is door de macht van God opgewekt. Door Zijn werk van de verlossing heeft Hij ons van zonde, van de macht van de dood en van satan bevrijd. Zijn opstanding is het zegel van dit werk. Beladen met onze zonden, en voor ons tot zonde gemaakt, stierf Hij aan het kruis, ontving het loon van de zonde en daalde af in het graf; maar “zonder zonde” (d.w.z. zonder verhouding met de zonde*) is Hij weer opgestaan en heeft zich als Overwinnaar over zonde, wereld, dood en duivel aan de rechterzijde van God gezet. De dood kon Hem niet houden, omdat Hij het leven was; en als degenen, die Zijn leven deelachtig zijn geworden, zijn ook wij van de zonde en al haar gevolgen, van de macht van de dood en van satan bevrijd.
In de opstanding is er een bepaalde ordening, volgens dewelke de raadsbesluiten van God zijn vervulling vinden. “Christus als eersteling, daarna die van Christus zijn, bij Zijn komst. Daarna is het einde, wanneer Hij het koninkrijk aan God de Vader overgeeft, wanneer Hij alle overheid en alle gezag en kracht teniet gedaan heeft” (1 Korinthe 15:23-24). Paulus geeft hier een algemeen overzicht over dat, wat gebeuren zal. Christus is dus de Eersteling van de opstanding, en daarna zij, die van Hem zijn bij Zijn komst, als Hij terugkomt om de Zijnen tot Zich te nemen. Hun lichamen worden levendgemaakt overeenkomstig de kracht van het leven, dat in Christus is. Dat is de opstanding van het leven. De opstanding van de ongelovigen wordt hier niet genoemd. Wij weten echter uit Openbaring 20, dat tussen deze beide opstandingen een tijdruimte van minstens 1000 jaar ligt, en in deze periode zal Christus als koning over de gehele aarde regeren, waarop dan vrede en gerechtigheid heersen zullen. “Want Hij moet regeren, totdat Hij al Zijn vijanden onder Zijn voeten heeft gelegd. Als laatste vijand wordt de dood teniet gedaan (1 Korinthe 15:25-26).
Alles zal aan Christus onderworpen worden, alles moet erkennen, zij het vrijwillig of gedwongen, dat Jezus Christus de Heer is, tot eer van God, de Vader. Hij zal Zijn koninkrijk ontvangen en met grote macht handelen. Hij zal alle vijanden onder Zijn voeten leggen, tenslotte ook de dood. Hun vernietiging staat in verbinding met de opstanding van de goddelozen voor “de grote witte troon”.
Als tenslotte ook de dood teniet gedaan is, geeft de Zoon alles aan de Vader terug, die het Hem onderworpen heeft. De Zoon van God Zelf is dan, in Zijn positie als Mens, volledig onderworpen. Hij houdt echter nooit op één met de Vader te zijn, maar Hij zal over alles de alleenheerschappij aan God overgeven (zie 1 Korinthe 15:27-28). Maar Hij zal voor altijd Zijn plaats als Hoofd van de familie van de verlosten innemen.
* Dat wil zeggen niets met de zonde van doen hebbend. Hij heeft geen zonde gekend noch gedaan en in Hem is geen zonde (1 Petr. 2:22; 1 Kor. 5:21; 1 Joh. 3:5) – vertaler.
Geplaatst in: Evangelie
© Frisse Wateren, FW