3 jaar geleden

Elkaar herkennen in de hemel …

Zullen wij elkaar in de hemel herkennen in overeenstemming met onze aardse betrekkingen?

 

Met het oog op deze vraag moeten we niet toestaan,​ dat onze verbeeldingskracht of verlangens ons verder leiden dan wat God ons heeft geopenbaard, of dat we verder denken dan wat er geschreven staat.

Er wordt ons heel weinig gezegd over het leven in de hemel, maar genoeg om met goede reden te geloven, dat de persoonlijke individualiteit die ieder van ons op aarde had, in de hemelse heerlijkheid wordt gehandhaafd en ook door de anderen wordt erkend, hoewel de aardse betrekkingen hierboven niet voortgezet worden. Abraham bijvoorbeeld, die voor God wandelde in Kanaän, zal in de “stad die de fundamenten heeft, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is” nog steeds Abraham zijn (Hebr. 11:10). Zijn toestand is dan echter niet meer dezelfde, noch in het hemelse koninkrijk, noch in de eeuwige toestand. Met betrekking tot het laatste zei God: “Zie, Ik maak alles nieuw” (Openb. 21:5).

Onze Heer verwees hiernaar in Zijn onderwijs. Om de sluwe sadduceeën het zwijgen op te leggen, die de val van een vrouw voor Hem brachten, die na elkaar zeven echtgenoten had, legde Hij hun uit, dat de op aarde gesloten huwelijksrelaties in de toestand van de opstanding opgeheven zouden worden. Die vrouw zal niet de vrouw zijn van een van die zeven mannen. Degenen die tot de opstanding uit de doden komen, zijn, zo zei Hij, “aan engelen gelijk”, dat wil zeggen, die geesten wier verblijfplaats in de hemel is en niet op de aarde (Luk. 20:35, 36). De engelen “trouwen niet en worden niet uitgehuwelijkt”; toch weten we, dat elk van hen een persoonlijke individualiteit heeft; de ene wordt Michaël genoemd, de andere Gabriël, en het lijdt geen twijfel, dat elk van de andere engelen een persoonlijkheid voor zichzelf is.

Bij deze gelegenheid maakte de Heer in Zijn onderwijs duidelijk, dat de persoonlijkheid van een gelovige ook in de tussenliggende toestand vóór de opstanding onveranderd blijft, zoals dat ook daarna het geval zal zijn in zijn verheerlijkte lichaam.

  • Abraham, Izaäk en Jakob behielden ook na hun dood hun aardse namen  (Luk. 20:37,38), en ze worden door God afzonderlijk genoemd.
  • Na de dood zag de rijke man Abraham, gescheiden van zijn lichaam, die hij, volgens Joods gebruik, aansprak met “Vader Abraham” (Luk. 16:23,24).
  • Mozes en Elia verschenen op de berg van de verheerlijking en werden onder hun overeenkomstige aardse namen herkend (Luk. 9:30).
  • Verder zei de Heer tegen de gelovige misdadiger: “Vandaag zult u met Mij in het paradijs zijn” (Luk. 23:43), en deze belofte werd nog op dezelfde dag vervuld, toen zijn ziel zijn lichaam verliet.

Dit zijn gevallen vóór de wederopstanding. Ze laten zien, dat wanneer ziel en geest van het lichaam worden gescheiden, de ‘zelfpersoonlijkheid’ blijft bestaan. We zullen het ook houden wanneer we ons geestelijk lichaam ontvangen (1 Kor. 15:44), hetzij door opstanding of door verandering bij de komst van de Heer. Paulus verwachtte ook in heerlijkheid degenen te zien die bekeerd waren door zijn prediking in Thessalonika (1 Thess. 2:19,20) en nam aan, dat hij hen van zijn andere bekeerlingen in Efeze en andere plaatsen zou kunnen onderscheiden. De eigen persoonlijkheid is er voor altijd.

En als Paulus verwachtte zijn geestelijke kinderen (zie 1 Kor. 4:15; Filemon :10) ‘boven’ te herkennen, zo mogen wij vasthouden dat ouders hun kinderen naar het vlees, die hun op aarde gegeven zijn, ook zullen herkennen. De ouderlijke verantwoordelijkheid en zorg die zij, overeenkomstig de toestand van een zuchtende schepping op aarde uitoefenden, zullen in de hemel, waar alles volmaakt is, noodzakelijkerwijs ophouden. Aan de andere kant zal liefde – inclusief ouderlijke liefde in zijn puurste, meest heilige vorm – blijven, want liefde is uit God.

Maar men moet niet vergeten, dat Christus in de heerlijkheid het enige Middelpunt en Voorwerp is, die allen volledig vervult. We zullen bij Hem zijn en Hem zien. En zowel op aarde als ook in de hemel zal Hij in alles de voorrang hebben, ook boven vader en moeder, zoon of dochter (Matth. 10:37).

 

William John Hocking; © www.haltefest.ch

Jaargang: 1964 – Bladzijde: 212

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW