Bijbelgedeelte: Obadja 1 vers 1-19
In onze serie over de kleine profeten komen we na Hosea, Joël en Amos bij Obadja. Zijn profetie bestaat uit 21 verzen – waarmee hij de kortste van de kleine profeten is.
De profeet Obadja – profetieën over Israëls hoogmoedige broedervolk
De boodschapper en de boodschap:
De “visioen van Obadja” is somber en verlaten. Het gaat over Edom, de nakomelingen van Jakobs broer Ezau. Dit volk heeft kwade streken uitgehaald met hun broedervolk Israël in hun tijd van nood en heeft zo de Heer, Israëls God, onteerd. Daarom zal Hij Edom uitroeien door Israël. De redding zal dan plaatsvinden op de berg Sion – in Jeruzalem – waar de Heer Zijn koninkrijk zal vestigen.
Het sombere verhaal van een hoogmoedig man:
Het verhaal van Edom laat zien hoe verschillend twee broers en broedervolken zich kunnen ontwikkelen – en hoe verschillend Gods oordeel over hen daardoor kan zijn. Jakob en Esau waren tweelingbroers; hun levensomstandigheden hadden niet meer op elkaar kunnen lijken. Hoe schokkend is het, dat terwijl Israël een glorieuze toekomst tegemoet gaat, Edom zal worden weggevaagd! Hoe komt dit?
• De verkeerde oriëntatie …: Esau gaf toe aan een spontaan begeerte en ruilde zijn geboorterecht – de zegen die God aan zijn geboorte had verbonden – voor een linzensoep – een kortstondig, aards genot (Gen. 25:30 e.v.). Hij gaf toe aan zijn wereldse denkwijze en was daar zelf – hoewel hij daarmee onbedoeld Gods voorspelling vervulde (Gen. 25:23) – volledig verantwoordelijk voor.
• … werd niet gecorrigeerd …: Toen Jakob later de zegen van Izak kreeg, was Ezau niet tevreden met Gods “kleine” zegen; hij kwam tegen Hem in opstand en begon zijn broer te haten (Gen. 27:39 e.v.). Lag de fout bij Jakob, bij Izak, bij Rebekka – of lag het niet eerder bij hemzelf? Maar Ezau “vond geen plaats voor berouw” (Hebr. 12:16,17).
• … en bepaalde de toekomstige levensloop – van het hele volk: de relatie tussen Ezau en Jakob was vergiftigd. Iets soortgelijks zien we bij Edom: het voelde zich veilig en verheven in zijn bergen (Obadja :3,4,8,9). Israël, Gods uitverkoren volk, werd het doelwit van kwaadaardige bespotting en gruwelijke oorlogsmisdaden (Obadja :10 e.v.; vgl. Num. 20:14 e.v.; Ps. 137:7; Jer. 49:7 e.v.; Klaagl. 4:21; Ezech. 25:12 e.v.; 35:5). Edom dacht blijkbaar helemaal niet aan God.
Gods oordeel over de twee broers zet zich voort in de twee volken: “Jakob heb Ik liefgehad, maar Ezau heb Ik gehaat” (Rom. 9:13; vgl. Mal. 1:2,3). Ezau was hoogmoedig en dat kenmerkte heel Edom. God weerstaat de hoogmoedigen (1 Petr. 5:5). Hij zal Edom volledig en onherroepelijk uitroeien (Obadja :9,18; vgl. Jes. 34; 63; Ezech. 25; 35). Jakob was geen haar beter dan Ezau, maar hij vernederde zich en Gods zegen was belangrijk voor hem. Dit zal ook gelden voor een gelovig overblijfsel van het volk. God geeft genade aan de nederigen (1 Petr. 5:5), en zo zal Hij Israël zegenen (Obadja :17 e.v.).
Wat heeft het verhaal van Edom ons vandaag te zeggen? Eerst de waarschuwing: “Want wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten” (Obadja :15; vgl. Gal. 6:7). Dan de bemoediging: De Heer Jezus zei van Zichzelf: “Ik ben zachtmoedig en nederig van hart” (Matth. 11:29). Hij zei dit opdat wij van Hem zouden leren.
Thorsten Attendorn; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 04.06.2006.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW