20 jaar geleden

Een ieder deed wat recht was in zijn ogen

Richteren 17:6; 18:1; 21:25

Dit is het sleutelvers van het boek Richteren. Iemand schrijft: “Reeds Numeri is een treurig boek … maar het boek Richteren is een nog treuriger en ernstiger boek, want het spreekt van Israëls falen niet in veertig jaar, maar ongeveer tien maal veertig jaar”. Maar dan staat er verder: “Niet alleen duisternis: de nadruk die op Israëls herhaalde misstappen gelegd wordt, wekt de indruk dat al die 400 jaar van de Richteren-tijd in zonde werd doorgebracht. Dat was echter niet het geval, want van de 400 jaar waren niet minder dan ongeveer 300 jaar gedurende waarin het volk in trouw wandelde”.

De geschiedenis van de volgende drie echtparen, die hierna slechts kort aangetipt zal worden en in het boek Richteren nagelezen kan worden, beveel ik iedere lezer aan. Van conclusies uit de Bijbelse berichten voor onze tijd heb ik verder afgezien. Ik hoop dat de beschreven feiten voor zich spreken.

1. Othniël en Achsa

Richteren 1:11-15 en 3:8-11

Hier ontmoeten wij een man en een vrouw die in Israël bij name bekend waren. Zij waren mensen die in het openbaar optraden.

Othniël was het die de stad Kirjath-Sefer innam. Hij was een man die actief aan de door God bevolen in bezitname meestreed. Hij trad als verlosser in Israel op. Hij streed tegen de koning van Mesopotamië en overwon hem. Hij richtte Israël veertig jaar. Dat deed hij zo goed dat het land gedurende deze veertig jaar rust had van zijn vijanden. Dit levenswerk wordt ons slechts in de vorm van een verslag meegedeeld, zonder bijzonder benadrukt te worden. Maar wat deze veertig jaar betekenden, kunnen we misschien wel inschatten.

Achsa was in zekere zin ook een vrouw in de openbaarheid, maar zodanig als dat voor een vrouw passend is. Zij was de dochter van Kaleb. Kaleb was een leider in Israël bij de in bezitname van het land. Hij was een opvallende persoonlijkheid. Hij en Jozua waren de enigen van de mannen die bij de uittocht boven de twintig jaar waren en het land Israël bereikt hebben. Zij waren ten opzichte van God trouwe mannen en beproefd. Dat heeft weliswaar nog niets met Achsa, de dochter van Kaleb, te maken, maar indirect toch wel. Kaleb beloofde de man die Kirjath-Sefer in zou nemen, zijn dochter tot vrouw. Daarmee kwam zij in de openbaarheid. Over haar gedrag wordt weliswaar in het openbaar niets gezegd. Maar men kan zich voorstellen dat de dochters van bekende mannen het een beetje moeilijker hebben, zodat de roem van hun vaders hun het hoofd niet op hol brengen. Achsa schijnt van dit gevaar geen last te hebben gehad. Ik concludeer dat daaruit, dat anders wel zulk een voortreffelijke man als Othniël niet om haar gestreden en haar daarmee verworven zou hebben.

Dan vierden Othniël en Achsa hun bruiloft. De bruiloftsschat van haar vader was een veld, een dor land. Het lag naar het zuiden toe zodat de zon met volle kracht daarop brandde. Dat was wel goed zo maar niet zonder water. Dus drong Achsa er bij haar vader op aan haar ook waterbronnen erbij te geven.

Deze vordering was ten eerste zeer zinvol. Zij beantwoordt precies aan de verwachting van de zorg van een vrouw voor haar gezin, zoals het ons in Spreuken 31 beschreven wordt. Daarbij waren zij ook nog jong getrouwd. Deze vordering paste ten tweede binnen het kader wat men doen kon. Het was niet onbehoorlijk, mateloos, hebzuchtig of ongepast tegenover de vader.

Dit echtpaar uit het boek Richteren maakt een goede indruk. Zij zijn beide bij name bekend. Othniël is een zegen voor het volk Israël, en wel was hij een bevrijder voor hij een vrouw had, en een redder en richter toen hij deze vrouw had. Achsa, hoewel zij uit een beroemd huis in Israël stamde, was niet trots, onhebbelijk of verwaand. Zij gedroeg zich normaal, was aangenaam in de omgang en bezorgd. Haar vader, Kaleb, was een held in Israël – en wel een held in het geloof en in de strijd. Hij was erom bezorgd wat voor een man zijn dochter zou krijgen. Toen Othniël hem als gelijkwaardig bewees, wat moed en geloof aanging, hield hij zich aan zijn woord en liet hen beiden trouwen. Daarna gaf hij het jonge echtpaar nog een goed startkapitaal als maatschappelijke basis mee.

2. Manóach en zijn vrouw

Richteren 13

Hier spelen ook veertig jaar een zekere rol, echter een negatieve, kwellende rol. Veertig jaar was het volk Israël in slavernij onder de hand van de Filistijnen. In deze tijd was er een klein lichtpunt. Daar waren Manoach en zijn vrouw.

Manóach was uit de stam Dan uit de stad Zora. Tot aan Thimnath, de grensstad naar de Filistijnen, waren slechts zeven tot acht kilometer. Dus een twee-uur-gaans-weg. Zij hadden de vijanden van Israël regelrecht voor de huisdeur. Dat had zeker invloed op het hele leven in die plaats en ook op ieder afzonderlijk.

Het echtpaar leefde klaarblijkelijk zeer teruggetrokken. Er wordt ons niet bericht dat zij daar met iemand bijzonder contact gehad hebben. Misschien was hun kinderloosheid er de oorzaak van. De man zal ervan gehouden hebben zich met zijn werk bezig te houden. Dat zal zwaar genoeg geweest zijn in die dagen van onderdrukking. Van God wist hij niet veel. Dat was een algemeen kenmerk van de Richteren-tijd.

De vrouw wist nauwelijks meer. God openbaarde zich aan haar door de Engel. Hij gaf de belofte van een zoon. De vrouw gedroeg zich weliswaar zeer hulpeloos, maar zij geloofde. De man verried meer geloof. Hij wist vanwaar en hoe er hulp kon komen. Hij bad God om nog een openbaring in deze zaak.

God gaf gehoor aan deze vraag. Dan handelt HIJ zeer nadrukkelijk en duidelijk voor dit echtpaar, om te tonen wie HIJ is. En dit echtpaar geeft God nu de eer, die HEM toekomt. Zij vallen op hun aangezicht.

De man denkt over de zaak na. Als God het was Die Zich aan ons geopenbaard heeft, dan moeten wij sterven. Hij spreekt niet uit, dat zij zoals alle mensen voor God zondaars waren. Zijn conclusie is echter juist. De vrouw dacht er eveneens over na. Zij rekent bovendien met de genade van God. Vervolgens spreken zij samen over deze eigenlijk tegenovergestelde conclusies. Het gevolg van het gesprek was overeenstemming en niet (zoals zo vaak in religieuze vragen) tweedracht.

Dit echtpaar uit het boek Richteren maakt een andere indruk op ons dan Othniël en Achsa. Maar ook deze indruk is goed. Deze beiden stonden als echtpaar helemaal niet in de openbaarheid. Zij leefden teruggetrokken. Dat geldt in het bijzonder voor de vrouw. Haar naam wordt ons niet eens genoemd. Van ouders is geen sprake. Misschien leefden zij niet meer. Manoach en zijn vrouw waren kinderen van hun tijd, wat de kennis van God betreft. In het geloofsleven waren zij evenwel voorbeelden en door God uitverkoren om de ouders van Simson te worden. Zij leefden in overeenstemming met de kennis die zij hadden, en namen God, de God van Israël, ernstig.

3. Een Levitische man en zijn vrouw uit Bethlehem

Richteren 19

Het ging bergafwaarts met Israël. Maar wie zou hebben gedacht dat het van Othniël en Achsa af in moreel opzicht zo ver bergafwaarts gaan kon. Met innerlijke ontsteldheid vervolgen wij hun geschiedenis.
De man was een Leviet, dus uit de stam die God voor Zich uitgekozen had, opdat hij HEM dienen zou. Hij hield zich aan de rand van het gebergte van Efraïm op. Waarom dat zo was, blijft hier verborgen. Hij was al getrouwd. Nu nam hij zich nog een bijvrouw. Dat was toen niet ongewoon. Maar iedere Israeliet kon uit de geschiedenis opmaken dat er daardoor vaak problemen kwamen.

Ook hier kwamen er problemen. Zij “hoereerde, bij hem zijnde”. Het was duidelijk dat de vrouw niet in het huis van de man wilde blijven. Zij liep van hem weg en ging terug naar het huis van haar vader. Vier maanden bleef de toestand zo. Over de redenen die de vrouw had, kan men alleen maar vermoedens hebben. Eerst was zij immers met de man meegegaan. Maar dan kan het haar zwaar gevallen zijn, de realiteit in zijn huis als bijvrouw te moeten beleven.

Over de man is ook niet veel meegedeeld. Hij hield zich aan de rand van het gebergte van Efraïm op. Wat bracht hem daartoe? Hij had daar geen contact met de mensen. Alleen zijn gezin was daar. Dat mag genoeg voor hem zijn geweest, maar dat kwam niet overeen met zijn roeping als Leviet.

Zijn vrouw was bij hem weggelopen. Dat is erg voor een man (zoals het ook erg is voor een vrouw, wanneer de man wegloopt). Vier maanden heeft hij deze toestand volgehouden. Toen ging hij erop uit om haar terug te halen. Hij wilde dat niet met een willekeurig middel proberen. Hij “maakte zich op, en trok haar na, om naar haar hart te spreken …” (vers 3). Eerst denkt men dat hij dat uit toegenegenheid en liefde tot zijn vrouw deed. Maar dan komt er gerechtigde twijfel. Want in Gibea, toen de homoseksuelen van de stad hem in het nauw brachten, schoof hij zijn vrouw naar voren. Hij was gered, maar het kostte zijn vrouw het leven.

Waaruit bestond dit huwelijk nu eigenlijk? Misschien daaruit dat ieder bijna alleen aan zichzelf dacht. De man nam zich een tweede vrouw. Dat zal in een bepaald opzicht zeker aangenaam voor hem geweest zijn. Of heeft hij het zich alleen maar mooi voorgesteld? Hij beantwoordde niet meer aan zijn verantwoording als man. De vrouw vond in het huis van haar man niet dat, wat zij verwacht had. Toen liep zij van hem weg.

De schoonvader ten slottte speelt ook geen goede rol. Hij neemt zijn van haar man weggelopen dochter weer op, zonder iets te ondernemen. Zijn schoonzoon biedt hij eten en drinken aan. Maar dat was niet de eis van het ogenblik. Wat dit echtpaar hier aan hulp nodig had, kon hij niet geven.

De namen van deze beiden worden wij niet gewaar. Ook de woonplaats wordt niet genoemd. Het huwelijk was niet blijvend. Ook de poging om iets tot herstel te ondernemen, mislukt en eindigt tenslotte in een catastrofe.

Nawoord

Het huwelijk van Othniël en Achsa was ten zegen voor het volk Israël. In de tijd van Othniël had het land veertig rust van zijn vijanden. Voor en na het huis werd gebouwd, leidden zij een leven voor het volk van God.

Het huwelijk van Manoach en zijn vrouw was eveneens ten zegen voor Israël. Hun zoon die hen beloofd was en door hen opgevoed werd, werd een redder voor Israël. Hij bevrijdde het volk van de al veertig jaar durende Filistijnse onderdrukking. Nadat zij de belofte betreffende de geboorte van hun zoon ontvangen hadden, leidden zij een teruggetrokken leven. Het werd tot zegen voor het volk van God.

Het huwelijk van de Leviet met zijn bijvrouw eindigde na korte tijd in een catastrofe. De instelling gericht te zijn op de bevrediging van eigen wensen en behoeften, leidde tot een chaos voor het hele volk.

Peter Bake, © Folge mir nach

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW