7 jaar geleden

Een boom waarvan het blad niet afvalt

“Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, waarvan het blad niet afvalt; al wat hij doet, zal goed gelukken” (Ps. 1:3).

Onlangs reisden we door het binnenland van Guatemala in Midden-Amerika. Het was het “droge seizoen” en er was nauwelijks iets groens te zien. Bergen, valleien en vlakten waren even droog en door de tropische hitte uitgedroogd, en het leek alsof door een ergens aangestoken lucifer het hele land in vlammen zou kunnen opgaan. Na meer dan honderd mijl van troosteloze landschappen, was deze constante aanblik van verbrande en schijnbaar dode vegetatie bijna ondraaglijk.

Maar af en toe was er een weelderige groene struik of boom te zien, die in al zijn levende frisheid uitsteeg tegen de achtergrond van verwelkte en kale struiken in zijn omgeving. Hij moest in zijn natuur zich duidelijk van de rest van de vegetatie onderscheiden. Sommige van deze struiken waren met de mooiste goudgele bloemen bedekt, en we werden eraan herinnerd, toen we ze zagen, wat de christen is of zou moeten zijn in deze dorre wereld. Alles om hem heen is geestelijk dood en vruchteloos, klaar om te worden verteerd door het vuur van het oordeel, wanneer de toorn van een lankmoedige en lang beledigde God wordt ontstoken.

Maar wanneer God vanuit de hemel hier op dit alles neer kijkt, wie zou willen zeggen dat Zijn oog geen welgevallen vindt in de frisheid en vruchtbaarheid van Zijn heiligen! Moge toch onze “bladeren” niet “verdorren”! Wij hebben een natuur gekregen die kan en zal leven, zelfs als alles eromheen dood is. En we zijn als planten die groeien en bloeien zullen tot welgevallen van onze God in het midden van een omgeving, waar alles de Heilige Geest bedroeft en Zijn handelen in het oordeel uitlokt.

Maar hoe kan de christen fris en groen blijven temidden van gebrek en dood?

Godzijdank! De Heer Jezus was hier en gaf ons het voorbeeld om in Zijn voetsporen te treden.

Hij groeide voor God op als een tedere plant, “een Plant van naam” (Ezech. 34:29). Hij was de levende Wortel uit dorre aarde. En hoewel mensen geen schoonheid in Hem zagen, was Hij de veel Geliefde van de Vader, in Wie Hij al Zijn welgevallen had.

Hij was “als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, waarvan het blad niet afvalt” (Ps. 1:3). Want Hij had Zijn vreugde in de wet van de HEERE en overpeinsde Zijn wet dag en nacht (zie: Ps. 1:2).

Moge dezelfde wet – het Woord van God – uw voedsel en uw overpeinzing zijn, kind van God, dan zult u groeien en groen blijven, en wanneer geen ander oog welgevallen vindt in uw frisheid en vrucht, Gods oog zal het zien.

“Zodat hij Hem behaagt, Die hem verworven heeft”.

Online sinds 04.11.2011.

Christopher Knapp, © www.bibelstudium.de

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW