De bezeten jongeling
Leestijd: 2 minuten
Bijbelgedeelten: Markus 9 vers 14-29; Mattheüs 17 vers 14-21
Het is een verschrikkelijk feit, dat deze wereld in de macht van satan is. De Heiland werd hier pijnlijk aan herinnerd toen Hij na Zijn gedaanteverandering van de heilige berg afdaalde. Hij kwam een menigte tegen met daarin schriftgeleerden en een arme, door demonen bezeten jongeling die in hun midden schuimbekkend rondrende. Zijn discipelen waren erbij, maar door hun gebrek aan geloof waren ze hulpeloos in de aanwezigheid van de macht van de vijand. Hoewel ze Goddelijk geroepen en toegerust waren (Matth. 10:1), waren ze machteloos om iets aan deze noodsituatie te doen.
Toen de Heer ernaar vroeg, hoorde Hij, dat de jongen al sinds zijn kindertijd aan de demon leed. Dit is een heel duidelijk beeld van onze generatie die al in het begin in de handen van satan viel, bijvoorbeeld in de dagen van de hof van Eden. De arme jongen was zowel stom als doof (Mark. 9:25), wat de geestelijke toestand van elke representant van de gevallen Adam illustreert. De onbekeerde mens heeft niets tegen God te zeggen en heeft ook geen oor voor Gods geboden. Voor hem is God als Iemand Die niet bestaat. Het getroffen kind was voortdurend in levensgevaar. Zijn vader zei over de onreine geest in hem: … en dikwijls heeft hij hem ook in [het] vuur en in [het] water geworpen.” Op dezelfde manier is elke onbekeerde zondaar in gevaar, niet alleen voor tijdelijk ongeluk, maar voor straf in de eeuwigheid. De door de mensen gekozen leider is werkelijk een wrede bedrieger. Kon iedereen dit maar erkennen!
Teleurgesteld in de discipelen, die in staat zouden moeten zijn om de naam van de Heiland op een krachtige manier te gebruiken, wendt de wanhopige vader zich tot de Heer Zelf, maar met slechts een klein beetje vertrouwen. “Maar als U iets kunt, wees met ontferming over ons bewogen en help ons!” (Mark. 9:22). Wat een woorden om je tot de Heer te wenden, Die boven alles staat! Hij Die het universum en alles wat zich daarin bevindt heeft geschapen, zou de macht van satan zeker kunnen breken. Satan is slechts een schepsel van Zijn hand. De machtigste demonen hebben altijd herkend Wie en wat de Heer was; mensen echter slechts zelden.
Vandaag de dag is het het voorrecht van de dienaren van Christus om niet alleen te verkondigen wat Hij kan doen, maar wat Hij heeft gedaan. Nadat Hij Zichzelf vernederd heeft tot de dood als verzoening voor de zonde, is Hij werkelijk in staat om “aan gevangenen loslating te prediken en aan blinden [het] gezicht, om verbrokenen heen te zenden in vrijlating” (Luk. 4:18). Niemand hoeft maar één uur onder het verschrikkelijke juk van satan te blijven; een eenvoudige roep tot de zegenrijke Heer in de heerlijkheid van de hemel maakt de ziel voor altijd vrij. Wat betreft “‘als U kunt’ – alle dingen zijn mogelijk voor hem die gelooft,” zei de Heiland tegen de vader. Hier vinden we het geheim van zegen en eeuwige bevrijding: het is geen menselijke inspanning, of het nu resoluties, gebeden of religiositeit zijn, maar eenvoudig geloof in de Zoon van God. Het evangelie wil de ogen van mensen openen, hen van de duisternis naar het licht brengen en van de macht van satan naar God. Mensen moeten vergeving van hun zonden ontvangen en een erfdeel onder hen die geheiligd zijn door het geloof in Christus (Hand. 26:18).
In tranen roept de vader uit: “Ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp!” Onmiddellijk kwam de zegen en het kind was voor altijd verlost. Elk van de synoptici1 heeft dit ontroerende voorval vastgelegd; Markus, zoals gewoonlijk, met veel details.
© www.bibelstudium.de; W.W. Fereday
Online in het Duits sinds 26.06.2010; [vertaald naar het Duits door Benjamin Runkel]
Geplaatst in: Christendom, Evangelie
© Frisse Wateren, FW