2 weken geleden

De wonderen van de Heer (10)

De verschrompelde hand

 Bijbelgedeelten: Mattheüs 12 vers 9-14; Markus 3 vers 1-6; Lukas 6 vers 6.

Leestijd: 3 minuten

Het was de dag van de sabbat en onze Heer ging volgens zijn gewoonte naar de synagoge. Synagogen waren geen plaatsen van aanbidding (er was maar één zo’n plaats in Israël: de Tempel van God in Jeruzalem), het waren slechts gebouwen waar kopieën van de Schriften werden bewaard onder toezicht van een schriftgeleerde wiens taak het was om de mensen de Schriften te laten lezen en ze uit te leggen. De Heiland ontmoet in de synagoge een man met een verschrompelde hand. Zijn hele hart, vol mededogen, wendt zich onmiddellijk tot deze man. Hij was onlangs door de Farizeeën bekritiseerd omdat Hij zijn discipelen toestond hun honger te stillen in een korenveld op de sabbat; deze getroffen man werd nu een nieuwe oorzaak van beschuldiging voor hen. Volgens Markus en Lukas stelde de Heer hen de vraag: “Is het geoorloofd op de sabbat goed te doen of kwaad te doen?” Mattheüs voegt er nog een vraag aan toe: “Welk mens zal er onder u zijn die één schaap zal hebben, en als dit op de sabbat in een kuil valt, het niet zal grijpen en eruit halen? Hoeveel dan gaat een mens een schaap te boven!”

Het natuurlijke hart houdt van uiterlijkheden. Religieuze ordes doen daar een sterk beroep op. Godsdienstige leiders zijn altijd streng geweest in het naleven ervan, zelfs als het het genadewerk van God in de weg stond. Wat kon het de Farizeeën in de dagen van onze Heer schelen, dat het land in een ellendige toestand verkeerde als alleen de vormen van de sabbat werden nageleefd. De mensen in die dagen zouden liever zielen hulpeloos alleen laten en laten vergaan dan de gevestigde gewoonten te veranderen. Niets misleidt het hart zozeer als godsdienst zonder de toewending van het hart naar God, niets leidt mensen zozeer in absolute onzekerheid. Dezelfde mensen die klaagden over het genezen van de Heer op de sabbat, zagen er niets verkeerds in om op die dag de moord op Hem te beramen. Op een later tijdstip onthielden de priesters zich ervan om over de drempel van Pilatus te stappen en toch werden ze verontreinigd door zulk nauw contact met een niet-Jood en ongeschikt gemaakt om het Pascha te eten. Maar het kwam nooit in hun afgestompte geweten op, dat het oneindig veel verontreinigender was om het bloed van een onschuldige mens te vergieten. O, godsdienst zonder God, hoe donker is het bewijs van uw zonde!

De Heiland stond niet toe, dat de uitstroom van Zijn goedheid werd belemmerd. Uiterlijke schijn kon Hem niet binden. Daarom werd de persoon in kwestie gevraagd om zijn hand uit te strekken, en die werd hersteld zoals de andere. Velen van ons lijden op dit moment aan verschrompelde handen. De zonde heeft ons zo verlamd, dat we niets voor God kunnen doen. We kunnen geen goede werken doen, hoe diep we de noodzaak daarvan ook voelen. Maar er is verlossing in wat Christus heeft gedaan. Zijn kostbare, verzoenende offer is voldoende voor al onze behoeften. Eén resultaat van Zijn zegen is, dat de hand die ooit verschrompeld was, kracht krijgt om iets voor Hem te doen temidden van een belaste en lijdende schepping.

 

© www.bibelstudium.de; W.W. Fereday

Online in het Duits sinds 16.03.2010; [vertaald naar het Duits door Benjamin Runkel]

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW