15 jaar geleden

De wet – de leefregel voor Christenen? (8)

Deel IV

Het christenleven in tegenstelling tot het leven onder de wet

Tot hiertoe hebben we gezien dat de christen niet onder de wet is en dat de wet niet zijn levensregel is, maar dat het levensprogram voor de christen is: “Leven als Christus”, in het bewustzijn dat Christus mijn leven is. Waarin onderscheidt zich nu mijn christenleven van het leven van een mens onder de wet? Wat is principieel anders in het leven van een christen, die naar het Woord van God door de genade leven wil “als Christus”, dan bij een jood onder de wet van de Sinaï, of bij een of andere gelovige die zich onder een wet stelt? Een paar plotselinge lichtstralen daarvoor:

1. Het principe: vrijheid in plaats van slavernij

VRIJHEID. De wet betekent slavernij, het kenmerk van de christen is zijn vrijheid (Gal. 4:25,26).

Enkele kernuitspraken daarvoor zijn:

  • Om vrij te zijn heeft Christus ons vrijgemaakt (Gal. 5:1), wij zijn geroepen om vrij te zijn (vs. 13).
  • Waar de Geest van de Heer is, is vrijheid (2 Kor. 3:17).
  • Vrijheid is een kenmerk van de kinderen van God – nu en in de toekomst (Rom. 8:15,21).

GEBONDENHEID. De tegenstelling van vrijheid is gevangenschap. De opnieuw geboren christen is niet alleen van de gevangenschap aan satan en de zonde vrij geworden. Hij is ook vrij van de wet. Dat de christen “vrijgemaakt is om vrij te zijn”, betekent dat de vrijheid van de christen zelf een doel van God is (en niet alleen middel tot het doel). De vrijheid zal ervaren worden. De christen moet daarom alles vermijden, wat hem in de oude gevangenschap terugbrengt of wat zijn vrijheid anders op onbijbelse wijze inperkt (zoiets als aan de wereld gelijkvormig te worden, vergelijk Rom. 12:1,2).

De christelijke vrijheid heeft een doel: God te verheerlijken. Ik ben nu vrij, voor Hem te leven en in alles Zijn wil te doen. Dat eert Hem, het is goed voor mij, en het is goed voor anderen. Daarmee is ook duidelijk, dat de vrijheid niet “als aanleiding voor het vlees” misbruikt mag worden, doordat men zich van de wil van God losmaakt en naar zijn eigen – vleselijke – wensen en doelen leeft (Gal. 5:13).

Tot zover het principe – hoe ziet het in de praktijk uit?

2. De praktijk (1): Beproeven en erkennen

PRAKTIJK. In de wet waren veel levensterreinen streng geregeld. De jood mocht in deze punten niet zijn eigen weg zoeken, om God welgevallig te zijn1 – hem was precies voorgeschreven wat hij te doen en te laten had.

DE WIL VAN GOD.

Ook de christen onderscheidt zich door gehoorzaamheid. Voor hem is de oproep geboden te “houden” en te “doen”, zoals de jood ze kende (lees bijvoorbeeld Deuteronomium 8 en volgende) niet vreemd (verg. Joh. 14:21; 15:10; 1 Joh. 2:3,4) – dat hebben we in de vorige artikelen gezien. Het Nieuwe Testament is toch geen catechismus, die concrete antwoorden op elke afzonderlijke vraag geeft. Precies pasklaar vindt men geen direct antwoord in de bijbel op vragen tot het vinden van de echtgenoot of een baan, tot grotere of kleinere aanschaffingen, tot een dienst voor de Heer of wanneer men in problemen zit, waarvoor men een oplossing zoekt. Daarom ligt het accent voor christenen temeer daarop, de wil van God in zijn Woord te “kennen” en te “beproeven”:
• Wij mogen vervuld zijn met de kennis van de wil van God, “om de Heer waardig te wandelen, in alles Hem welbehaaglijk, en in alle goed werk vrucht te dragen en op te groeien door de kennis van God (Kol. 1:10 en volgende). Vrucht voor God, geestelijke groei, een levenswandel die God welgevallig is – dat alles hangt daarvan af, dat wij “vervuld zijn met de kennis van de wil van God”. Dat is een kenmerk van de positie van de christen als “zoon van God”, die de wil van God en God Zelf kent (Gal. 3:23 en volgend).

BEPROEVEN

• Daartoe moeten wij beproeven, wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is (Rom. 12:2). “Beproeven” is geen puur opvolgen van wetmatige regels, maar een onderzoek van het Woord van God onder gebed, opdat Hij ons Zijn wil tonen kan.

De wil van God uit Zijn Woord te kennen is ook een “oefeningsthema”. Op punten waarvoor de bijbel geen uitdrukkelijke beperkingen maakt, kunnen verschillende christenen – ook met inspanningen de principes en de geest van de Schrift te volgen – tot verschillende conclusies komen, en deze mogen ook beslist naast elkaar blijven bestaan – een ieder staat of valt zijn eigen heer (verg. bijv. Rom. 14:4).

3. De praktijk (2): Afhankelijkheid en leiding van de Geest

HEILIGE GEEST. Een tweede praktisch onderscheid met joden onder onder de wet is, dat de christen de Heilige Geest inwonend heeft en door Hem geleid wordt:

  • Want zovelen door de Geest van God geleid worden, die zijn zonen van God” (Rom. 8:14). Zonen van God kent men daaraan, dat zij Zijn wil kennen en zich door Zijn Geest leiden laten.
  • “Maar als gij door de Geest geleid wordt, dan zijt gij niet onder de wet” (Gal. 5:18,22 en volgende). Niet de wet met zijn ge- en verboden is de richtsnoer van de christen. Het kan hem ook geen kracht geven. Nee, de Geest van God leidt hem. Hoe dat gebeurt? Hij gebruikt het Woord van God om ons Zijn wil en gedachten bekend te maken. En Hij schenkt de kracht om in de situatie van het ogenblik daarnaar te leven, zodat God geëerd wordt.

LEIDING.

De leiding van de Geest is een kenmerk van de christen en juist een duidelijke tegenstelling tot de wet (Gal. 5:17,18). Dat geldt voor de juiste kennis van de gedachten van God in het algemeen, alsook voor beslissingen in afzonderlijke gevallen.

De verhouding van de christen tot God is: afhankelijkheid. Hij ervaart deze verhouding wanneer hij door de Geest dient, zich door Hem regeren laat en zich bewust is, dat hij alles door de Heer Jezus verkregen heeft en krijgt. In tegenstelling daartoe staat hij, die op zijn natuurlijke bekwaamheden en kennis, zijn ijver of wettelijke voorschriften vertrouwd (Fil. 3:3). De leiding van de Geest kan ik door niets anders vervangen – dat zou onafhankelijkheid zijn; niet daardoor, dat ik zo knap, geestelijk of ervaren ben; niet daardoor dat de beslissing nuttig, verstandig of doelmatig is; niet daardoor, dat allen het zo doen (of omgekeerd: dat allen het anders doen). Op geestelijke raad moet ik acht slaan – maar tenslotte hangt mijn beslissing daarvan af, wat ik in gebed en aan de hand van het Woord van God als de wil van God ken.

Wat wij bijzonder nodig hebben, is niet de levensregel van goed en kwaad (hoewel die op zijn plaats nodig en nuttig is), maar doel en kracht voor onze nieuwe natuur. De wet geeft geen van beiden.

J.N. Darby

Wordt D.V. vervolgd.

NOTEN:
1. Natuurlijk waren er ook in de wet van de Sinaï velerlei uitlegkundige vragen, waarmee zich bijvoorbeeld de verschillende rabbijnscholen bezighielden. En er waren ook terreinen die niet geregeld waren en waarin de jood zelf een weg te vinden had, waarop hij God welgevallig was.

Thorsten Attendorn, © Folge mir nach

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW