De waarde van het bloed (2 – slot)
Wat wordt er vandaag veel bloed vergoten, veel onschuldig bloed ook. Voor velen in deze wereld – die zonder God leven – telt een mensenleven niet meer. Hoe denkt God over het bloed? Kunnen wij zomaar bloed eten? Het bloed van de Heer Jezus Christus wordt als “kostbaar” beschreven in het Boek der boeken. Dit bloed heeft Hij gestort … alleen door Zijn bloed is er vergeving van zonden …
God waakt over het leven
Daar het bloed voor het behoud van het natuurlijke leven zo belangrijk is, heeft God in Zijn Woord strenge regels ter bescheming van het bloed gegeven (Deuteronomium 19:10; 21:7-9). Al bij de eerste broederstrijd tussen Kaïn en Abel werd onschuldig bloed vergoten, en God zegt aanklagend: “Wat hebt gij gedaan? daar is een stem van het bloed van uw broeder, dat tot Mij roept van de aardbodem (Genesis 4:10). Als gevolg van deze daad trof hem de vloek van God. Hij leefde – zoals zoveel mensen in onze dagen – zonder verbinding met God “zwervende en dolende” in de verwachting van een rechtvaardige straf (4:10, 12, 16). Later, ten tijde van Noach, toen het geweld op aarde toegenomen was, gaf God de duidelijke aanwijzing: “Wie des mensen bloed vergiet, zijn bloed zal door de mens vergoten worden …” (Genesis 9:6). Ter vervulling van deze opdracht heeft God de “overheid” macht gegeven. Zij is door God verordend; zij draagt het zwaard, om het boze te wreken, en als zij het boze bestraft, dient dit ons ten goede (Romeinen 13:1-4).
God wreekt onschuldig vergoten bloed
In het Woord van God zijn er ernstige voorbeelden, dat God onschuldig vergoten bloed wreekt (2 Samuël 12:9-10; 1 Koningen 2:5-6; Psalm 106:38-41). De roep naar wraak zal ook na afsluiting van de huidige “genadetijd” weer gehoord worden: “Tot hoelang, heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt U ons bloed niet …?” (Openbaring 6:10). Wanneer God dan oordeel uitoefent, zullen de mensen proberen zich te verbergen voor de hoogste autoriteit, maar niemand kan de toorn van God ontvluchten (Openbaring 6:15-17). Ook over de “vrouw” die dronken is van het bloed van de heiligen en van het bloed van de getuigen van Jezus, zal God Zijn oordeel uitoefenen en het bloed van Zijn knechten wreken (Openbaring 17:6) alsook over de “stad”, waarin het bloed van de profeten en heiligen gevonden werd (Openbaring 18:24; 19:2).
Aan de andere kant onderwijst het Woord van God ons echter ook, dat God zonden en zelfs bloedschuld vergeeft, wanneer een mens zijn zonden belijdt en met een verbroken geest en een verslagen hart om vergeving vraagt (Psalm 51). David is een van de velen, die de vergevende genade ervaren heeft. Na zijn ontzondiging met “hysop” (Psalm 51:7; vergelijk Numeri 19) ontvangt hij opnieuw de vreugde van het heil en verkondigt de lof van God (Psalm 51:12-14-15; Psalm 103:1-3, 8-12; Psalm 32:1-2; Psalm 34:1). Omdat met elke ontzondiging bloedvergieten verbonden is, onderkennen wij opnieuw de waarde van het bloed.
God gebiedt geen bloed te eten!
Opdat wij met respect het door God gegeven leven tegemoet treden, heeft Hij al aan Noach en zijn nakomelingen geboden, het vlees niet meer met zijn ziel, zijn bloed, te eten (Genesis 9:2-4). Later werd het volk Israël herhaaldelijk onderwezen, geen bloed te eten (Leviticus 3:17; 7:26-27; 17:12; 19:26; Deuteronomium 12:16). Daar de ziel – het leven – van het vlees in het bloed is (Deuteronomium 12:23), heeft God veeleer door Mozes geordend, het “op het altaar” te geven, om verzoening voor de ziel te doen (Leviticus 17:11). Het bloed van het offerdier werd daarom aan de hoornen van het altaar gebracht respectievelijk aan de voet van het brandofferaltaaar gegoten (Leviticus 4:7,18; Deuteronomium 12:27). Ook het bloed van gejaagd wild of van vogels moest niet gegeten worden. Het moest vergoten en met aarde bedekt worden (Leviticus 17:13; Deuteronomium 15:23).
De grote ernst van deze verordening kunnen we daaraan herkennen, dat God Zijn volk meedeelt: “tegen diens ziel, die dat bloed zal gegeten hebben, zal Ik Mijn aangezicht zetten, en zal die uit het midden van haar volk uitroeien” (Leviticus 17:10; 7:27). Het gebod van God, geen bloed te eten, heeft ook voor ons Christenen betekenis. Als zo’n 2000 jaar geleden in Jeruzalem de vraag besproken wordt, of de gelovigen uit de volkeren verplicht zijn om zich te laten besnijden en de wet van Mozes te houden, nemen de apostelen en de oudsten met de hele vergadering het volgende besluit: “Want de Heilige Geest en wij hebben besloten u geen grotere last op te leggen dan deze noodzakelijke dingen: u te onthouden van wat aan de afgoden is geofferd, van het bloed, van het verstikte en van de hoererij. Als u zich daarvoor in acht neemt, zult u wèl doen” (Handelingen 15:28-29).
Zeker zullen ook wij wel doen, wanneer wij ons aan deze dingen uit het Woord van God onderwerpen.
De waarde van het bloed in de ogen van God
Bovendien toont God ons in Zijn Woord, welke waarde het bloed in Zijn ogen heeft. Dit betreft zowel het bloed van reine offerdieren alsook het bloed van Jezus Christus, de Zoon van God, dat van alle zonde reinigt (1 Johannes 1:7).
In Egypte reeds werd het volk Israël onderwezen, het bloed van het paaslam – een lam zonder gebrek – aan de deurposten en aan de bovendorpels van hun huizen te strijken. God verbond met deze handeling de belofte: “Wanneer Ik het bloed zie, zal Ik u voorbij gaan; en er zal geen plaag onder u ten verderve zijn, wanneer Ik Egypteland slaan zal” (Exodus 12:13).
Later diende het bloed van de offerdieren als grondslag voor de gemeenschap van God met Zijn volk. Toen God met hen een verbond maakte en hen Zijn wet gaf, werd het hele volk met het bloed van de offerdieren besprengd. Daarbij sprak Mozes: “Ziet, [dit] [is] het bloed van het verbond, dat de HEERE met u gemaakt heeft over al die woorden (Exodus 24:8). Opdat de verbinding tussen God en het volk Israël, ondanks alle falen en ontrouw, bewaard bleef, heeft God het priesterschap ingesteld. Tot heiliging van de priesters voor deze dienst werden zij met het bloed van de inwijdingsrammen besprengd, nadat zij tevoren gewassen, bekleed en gezalfd waren (Exodus 29; Leviticus 8). Het bloed van de offerdieren werd aan de voet van het brandofferaltaar gegoten. Eenmaal per jaar, op de verzoeningsdag (Leviticus 16; 23:27), werd door de hogepriester het bloed van de zondoffers zelfs op het deksel van de ark van het verbond in het heiligdom – de plaats van de tegenwoordigheid van God (Exodus 25:22) – gesprengd. Daarmee bewerkte hij een verzoening voor het hele volk Israël met het oog op onreinigheden, overtredingen, zonden en afwijkingen (Leviticus 16:15-17; Hebreeën 9:6-8).
Verlossing door het bloed van de Heer Jezus
In het Nieuwe Testament worden wij dan over de diepe betekenis van deze offers onderwezen. In het offeren onder het oude verbond was alleen een herinnering aan de zonden, daar het bloed van “stieren en bokken” zonden niet kan wegnemen (Hebreeën 10:3-4). Daar er echter zonder bloedstorting geen vergeving is (Hebreeën 9:22), is de Zoon van God mens geworden, om de wil van God te doen en het ene offer te brengen, dat voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden (Hebreeën 10:9-14). Omdat wij mensen “aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deelgenomen ((Hebreeën 2:14), om te kunnen sterven. Herhaaldelijk heeft de Heer Jezus met Zijn discipelen daarover gesproken, dat Hij lijden en sterven moest (Mattheüs 16:21; 17:22-23; 20:18-19). Ook verklaarde Hij hen, dat Zijn dood noodzakelijk is voor het leven van de wereld (Johannes 6:51). Het middel om eeeuwig leven te verkrijgen, is de aanname van Zijn offerdood; de Heer Jezus zegt dit met de woorden: “Wie Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven” (Johannes 6:54), en Hij zegt toe: “Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen” (Johannes 6:37).
Het werk van de verlossing heeft onze Heer Jezus Christus, de Zoon van God, op het kruis van Golgotha volbracht. Hij heeft Zichzelf door de eeuwige Geest “vlekkeloos aan God geofferd” (Hebreeën 9:14) en is – in beeldspraak is er sprake van de grote verzoendag (Leviticus 16) – met Zijn eigen bloed in het heiligdom ingegaan, om een eeuwige verlossing te bewerken (Hebreeën 9:11-12). Opdat wij mensen een zeker teken van Zijn dood hebben, leidde God het zo, dat – nadat de Heer Jezus uitgeroepen had “het is volbracht” (Johannes 19:30) – een van de krijgsknechten met een speer Zijn zijde doorstak, en “terstond kwam er bloed en water uit” (Johannes 19:34).
Het bloed reinigt
Het aan het kruis van Golgotha vergoten bloed “reinigt ons van alle zonde”, zodat wij gemeenschap met elkaar (1 Johannes 1:7) zowel met “de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus” (1 Johannes 1:3) hebben. Dit bloed reinigt ook het geweten, om de levende God te dienen (Hebreeën 9:14). Omdat Christus voor goddelozen en zondaars gestorven is, kan nu ieder die in de Heer Jezus gelooft “door Zijn bloed” gerechtvaardigd worden (Romeinen 3:23-26; 5:6-9), dat betekent, dat “zijn geloof tot gerechtigheid gerekend” en hijzelf voor God in “de positie van rechtvaardige gesteld” wordt (Romeinen 4:5; 5:19; 8:33). Kinderen van God hebben de verlossing “door Zijn bloed, de vergeving van de overtredingen” (Efeze 1:7); ze zijn door genade gered door het geloof (Efeze 2:8), en hebben vrede met God (Romeinen 5:1). Deze vrede heeft de Heer Jezus, de eerstgeborene uit de doden, gemaakt door het bloed van Zijn kruis (Kolosse 1:18-20).
Onvoorstelbaar groot is de waarde van dit bloed!
Mensen die onder de “bloedbesprenkeling van Jezus Christus (1 Petrus 1:2) gekomen zijn, zijn degenen, die in geloof de waarde van het bloed van de Heer Jezus onderkennen, hun schuld voor God beleden en het heil in Jezus Christus aangegrepen hebben. Door het Woord van God weten zij, dat zij niet door zilver of goud verlost zijn, maar door het kostbare bloed van Jezus Christus, als van een vlekkeloos en onbesmet lam (1 Petrus 1:19).
Het bloed – grondslag van gemeenschap
Het bloed van de Heer Jezus is de grondslag van onze gemeenschap met God. Door het bloed van Jezus hebben wij vrijmoedigheid om in te gaan in het heiligdom (Hebreeën 10:19,22), om onze God offers van lof en dank te brengen (Hebreeën 13:15). Dit bloed is ook de grondslag van onze gemeenschap met onze gestorven en opgestane Heer zowel met allen, die door Zijn bloed voor God gekocht zijn (Openbaring 5:9). Deze gemeenschap komt op een bijzondere wijze tot uitdrukking, wanneer wij de maaltijd van de Heer aan Zijn tafel houden. Toen de Heer Jezus de gedachtenismaaltijd instelde, nam Hij het brood en zei: “Neemt, eet, dit is Mijn lichaam”, en toen hij hun de beker gaf, sprak Hij: “Drinkt allen daaruit” Want dit is Mijn bloed van het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden” (Mattheüs 26:26-28). Het eten van het brood en het drinken uit de beker zijn tegelijk de zichtbare uitdrukking van de gemeenschap, die tussen ons, gelovigen, en het lichaam respectievelijk het bloed van de Heer bestaat (1 Korinthe 10:16).
Door het bloed van Christus zijn wij, die eens zonder God en zonder hoop in deze wereld waren, “nabij gekomen” (Efeze 2:12-13) en mogen vandaag al instemmen met het loflied van de verlosten met de woorden: “Hem, die ons liefheeft en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed … Hem zij de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheid! Amen” (Openbaring 1:6).
Slot.
Martin Ewig, © Folge mir nach