Fébe is de eerste op een lange lijst die door de apostel Paulus in Romeinen 16 wordt genoemd. Deze vrouw had de Heer lief en diende haar geloofsgenoten in Kenchreeën, waar ze woonde. Een prachtig voorbeeld ook voor gelovige vrouwen vandaag de dag – gecombineerd met enkele principes over belangrijke aspecten van het geloof, ook vandaag de dag …
7 januari 2025
In Romeinen 16 spreekt de apostel Paulus over een zeer waardevolle zuster. In de eerste twee verzen lezen we: “Ik nu beveel u Fébe aan, onze zuster, die <ook> een dienares is van de gemeente die in Kenchreeën is, opdat u haar ontvangt in [de] Heer op een wijze de heiligen waardig, en haar bijstaat in elke zaak waarin zij u nodig mocht hebben ; want ook zijzelf heeft bijstand1 verleend aan velen, ook aan mijzelf.” Een zuster die Paulus leerde kennen. Ze hoorde bij de gemeente in Kenchreeën. Dat is de havenstad Korinthe. En daar ontmoette Paulus deze zuster, deze vrouw. Romeinen 16 laat hier zien, dat de brief aan de Romeinen niet alleen een leerstellige uiteenzetting is, maar ook een aanbevelingsbrief voor deze zuster. Een prachtig kenmerk van deze brief is, dat het niet alleen het thema van het evangelie van God op een leerstellige wijze ontvouwt, maar ook als een aanbevelingsbrief speciaal voor deze zuster, die de eerste is in een lijst van namen in Romeinen 16 die zijn weerga in het Nieuwe Testament niet kent. Het laat zien hoe de apostel Paulus een leven van toewijding en gebed heeft geleid.
Het feit, dat hij al deze namen kon opschrijven, liet opschrijven, is zeer zeker een gevolg van het feit dat hij een biddend man was. En dat hij gebeden heeft voor al deze broeders en zusters die hij hier noemt, zeker ook voor Fébe. Hij beveelt hen aan. Dat betekent, dat er in die tijd aanbevelingsbrieven waren. 2 Korinthe 3 maakt dit duidelijk. En we vinden dit ook terug in de Handelingen van de apostelen, bijvoorbeeld met betrekking tot Apollos. Met andere woorden, een procedure die zich niet alleen bewezen heeft, maar ook bijbels is, waar we voorbeelden in de Bijbel vinden en dus ook de machtiging en rechtvaardiging voor het feit, dat we dit vandaag de dag nog steeds willen en moeten doen. Niet dat we nu formeel vastzitten aan een brief, een gedrukte of handgeschreven brief. Dan zou het altijd een handgeschreven brief moeten zijn.
Maar het feit, dat broeders en zusters van de ene plaats naar de andere werden aanbevolen, maakt ten eerste duidelijk dat een aanbeveling nodig is voor onbekende broeders en zusters. En ten tweede dat er geen onafhankelijke lokale gemeenten zijn. Degenen zoals Fébe die in Kenchreeën werd opgenomen is of was opgenomen, die deelnam aan het breken van het brood in de gemeenschap van de broeders en zusters, was het natuurlijk ook in Rome. Maar dit moest zichtbaar en duidelijk worden gemaakt. We zien hier dus basisprincipes die bevestigd worden door wat we elders vinden.
Er zijn geen onafhankelijke plaatselijke gemeenten, maar de plaatselijke gemeente, zoals verwoord in 1 Korinthe 12 vers 27, is het lichaam van Christus. Zoals de plaatselijke gemeente in Rome is, zo was het in Korinthe en zo was het ook in Efeze. Zij waren elk de vertegenwoordiging van het wereldwijde, en er is maar één vergadering, één gemeente, één kerk van God wereldwijd, namelijk bestaande uit alle verlosten, dit éne lichaam. Daarom, toen deze vertegenwoordiging op één plaats plaatsvond, konden natuurlijk allen die ook deelnamen in de andere plaatsen aanwezig zijn, als ze naar deze plaats gingen, laten we zeggen hier in Rome. Er was een wonderbare eenheid.
En deze Fébe werd nu aanbevolen, zo willen wij het ook doen. Nogmaals, we willen niet vasthouden aan een aanbevelingsbrief, iemand komt op korte termijn, er zijn andere mogelijkheden, maar wat tot uitdrukking komt in de aanbevelingsbrief is ten eerste, dat een aanbeveling nodig is, ten tweede, dat er behoefte is aan een afzender, dat er behoefte is aan een afzender die kan bevestigen, kan getuigen dat iemand op een bepaalde plek, hier in Kenchreeën, in gemeenschap was. Daarmee wordt het bevestigd. Hier heeft een apostel dit gedaan. “Ik beveel u Fébe aan, onze zuster.” Dat is wat een gelovige een zuster of een broeder maakt. En dat is het, is er iets hogers, is er iets groters, is er iets meer? Ja, we worden ook op andere manieren kinderen van God genoemd, zonen van God enzovoort.
Maar het is iets geweldigs om een zuster, een broeder te zijn. Om een band met elkaar te hebben en die te koesteren, zoals uitgedrukt in deze titel, in deze naam zuster. Wat zoekt u nog meer? Bent u op zoek naar een opvallende plaats? Het gaat namelijk om de waarde van gelovige zusters. Dat is wat jullie kenmerkt, wat Gods waardering voor jullie uitdrukt, wat de waardering van jullie medebroeders en -zusters uitdrukt dat jullie zusters zijn. Zuster onder zusters, zoals broeders onder broeders zijn. Maar ik beveel Fébe bij u aan, onze zuster, niet alleen mijn zuster. Paulus was altijd heel voorzichtig. Vooral deze passage laat zien hoe voorzichtig hij zich uitdrukte als man tegenover vrouwen. Hij maakt slechts in één geval een uitzondering. Voor de rest is hij heel terughoudend in tegenstelling tot de wijze waarop hij zich tegenover zijn broeders uitdrukt.
Zo willen we er ook mee omgaan, broeders ten opzichte van zusters, zusters ten opzichte van broeders, heel voorzichtig en ons niet laten leiden door gevoelens, door gevoelens die ons doen overslaan wat God bewust als grens heeft geplaatst tussen de geslachten man en vrouw. We hebben geen onnatuurlijke omgangsvormen nodig, maar we hebben wel respect nodig en we hebben de afstand nodig die nodig is, zodat er op dit gebied geen gevoelens zijn en vervolgens handelingen, waaronder seksuele handelingen, die niet alleen ongepast zijn, maar ook zondig, waaronder ontucht, die tot uitsluiting leiden.
“Ik nu beveel u Fébe aan, onze zuster, die <ook> een dienares is van de gemeente die in Kenchreeën is.” Dienares, ze heeft de broeders en zusters hier in Kenchreeën op een openlijke manier gediend. Dit betekent natuurlijk niet dat ze een uiterlijke positie als diaken in Kenchreeën bekleedde. We vinden in 1 Timotheüs 3, dat de positie van diakenen die op een openlijke manier dienden, bijvoorbeeld in relatie tot financiële zaken, of Handelingen 6, met betrekking tot het bedienen van tafels, in het bijzonder misschien van kleding en voedsel, dat dat beperkt is tot broeders. Nee, hier was ze een dienares, ze deed een persoonlijke dienst in uiterlijke zin. Ze was, zoals er staat, een steun geweest voor de broeders en zusters. Wat een waardevolle activiteit heeft deze zuster gedaan in de gemeente in Kenchreeën, dat ook gezien is. En als u de Heer dient door gastvrijheid te beoefenen, door steun te geven aan zusters, door misschien steun te geven aan gezinnen, door oudere broeders en zusters te bezoeken, door te zorgen voor de vergaderzaal, door te zorgen voor het brood en de beker, dat zijn taken die onder deze uiterlijke dienst vallen.
Welke waarde heeft dat? Van waarde voor God, van waarde voor de Heer Jezus, die Zijn leven voor u heeft afgelegd, van waarde voor de broeders en zusters, die hierdoor niet alleen verlichting ontvangen, maar ook zien dat iemand de Heer dient en een waardevolle taak uitvoert ten bate en zegen van allen. En nu worden de gelovigen in Rome opgeroepen om haar te ontvangen in de Heer op een wijze de heiligen waardig. Dit is niet alleen een kwestie van de heilige waardig ontvangen voor broeders die samenkomsten bijwonen in het werk van de Heer, maar de gelovigen daar moeten dit ook doen met deze zuster. Hoe gaan we om met iemand die nieuw is in een plaats? Misschien is het een student, misschien is het een zuster, misschien is het een getrouwd echtpaar. Zijn wij echt degenen die voor hen zorgen, zodat ze zich op hun gemak voelen, zodat ze goed ontvangen worden, zodat ze een goede plek vinden om te wonen, zodat ze kunnen doen wat hen een aardse of geestelijke taak geeft, om de heiligen waardig op te nemen. Laten we dit in gedachten houden. En de gelovigen in Rome moeten haar bijstaan, haar helpen. Ze moeten aan haar zijde staan, ze moeten haar geven wat ze nodig heeft, in welke zaak ze jullie ook nodig heeft.
Min of meer iedereen slaagt er waarschijnlijk in om een keer iemand uit te nodigen. Hoewel het opvallend is, dat het in elke plaats vaak één persoon, één familie is die deze last draagt. Het is opvallend, dat je de indruk krijgt dat er altijd één of twee mensen, families, zijn die zorgen voor gastvrijheid, voor vreemdelingen die komen. En dat we ons daar niet allemaal op de een of andere manier bewust van zijn. Dat is jammer. Hier wordt het gezegd tegen alle gelovigen in Rome. Het was daar zeker geen kleine gemeente. En ze zouden zich allemaal moeten inzetten voor deze zuster, haar verwelkomen, haar bijstaan in wat ze ook nodig heeft. We hebben allemaal de neiging om een steekje te laten vallen. Om het in het begin één keer te doen en het dan te laten rusten. Of om het te doen met het oog op iets, dat ons na aan het hart ligt of iets dat we gemakkelijk vinden. In welke zaak dan ook, op welk gebied dan ook, als ze een verzoek heeft, als ze een vraag heeft, help haar dan. En deze vrouw was het niet alleen waard omdat ze een zuster was. Dat is wat ons allemaal verbindt, wat ons allemaal kenmerkt. Maar er staat uitdrukkelijk, dat ze een bijstand was voor velen.
Ze was duidelijk een alleenstaande zuster of weduwe in Rome en ze had zich niet om zichzelf bekommerd. Ze stond niet in het middelpunt van haar leven, maar ze zorgde wel voor anderen. Op een gepaste, waardige wijze. Ze zorgde niet voor haar broeders, maar voor haar broeders en zusters. Ze deed dit op een liefdevolle, oprechte manier en gaf bijstand, een helper, een beschermer, een verzorger voor velen, werkend voor het welzijn van anderen. En Paulus voegt eraan toe, ook aan mijzelf. Mijn wens voor u als zuster is, dat u Fébe als uw voorbeeld neemt. Dat u iemand bent die dient. Als u getrouwd bent, dient u in de eerste plaats uw man, Titus 2 maakt dat duidelijk, en uw kinderen en het huishouden. Dat is uw taak. Maar als u daarbuiten tijd hebt, probeer dan geen baan te zoeken, maar probeer de gelovigen te dienen.
Ja, ik weet dat er vandaag de dag soms heel, heel kleine samenkomsten zijn met maar een paar broeders en zusters. Maar zelfs daar zijn er taken die u kunt vervullen. En gezegend is de samenkomst, de bijeenkomst, waar zusters zijn die er niet naar streven om zichzelf te vervullen, die er niet naar streven om zoveel mogelijk geld te verzamelen voor hobby’s, voor vakanties. En daar willen we niemand van beschuldigen. Dat willen we bij niemand veronderstellen. Maar we zien wel, dat dingen centraal staan die niet dat zijn, wat we hier zien: helpen. Elkaar helpen, tot steun zijn, elkaar dienen. Zoals deze Fébe heeft gedaan. Neem haar als voorbeeld. Dat is een zegen. Dat is een zegen voor u. Als u getrouwd bent, is dit een zegen voor uw echtgenoot, voor uw gezin. Dit is een zegen voor de plaatselijke gemeente, voor het plaatselijk samenkomen. Het is ook een zegen voor mensen die om u heen wonen, die iets zien wat van uw natuur, die christelijke natuur is, en die herinnerd worden aan de Heer Jezus, die opmerkzaam worden op wat de Heer Jezus in ons leven aan het doen is.
Fébe. Zijn er vandaag de dag nog steeds zulke Fébes die werkelijk zo onbaatzuchtig dienen en de Heer zo verheerlijken? Fébe zal rijkelijk beloond worden. Ze is nu al in heerlijkheid, in de gelukzaligheid van het paradijs, en ze zal ook rijkelijk beloond worden bij de rechterstoel van Christus en daarmee ook in het koninkrijk als Jezus wederkeert. Zou u dat ook niet willen ervaren?
Manuel Seibel; © www.bibelpraxis.de
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW