Bijbelgedeelte: Daniël 4 vers 28-33
Daniël 4 vers 28-30:
28. Dit alles overkwam koning Nebukadnezar.
29. Na verloop van twaalf maanden was hij aan het wandelen op het dak van het koninklijk paleis van Babel.
30. De koning nam het woord en zei: Is dit niet het grote Babel, dat ik als een huis voor het koninkrijk gebouwd heb, door mijn sterke macht en ter ere van mijn majesteit?
Verzen 25-30 zijn zoiets als een invoeging; het is niet langer een verslag van Nebukadnezar uit de eerste persoon, maar een beschrijving van het oordeel van God over hem. Deze verandering in de vorm van het Goddelijk bericht maakt het hele proces veel ernstiger. Pas in vers 31 begint het weer in de ik-vorm.
God wacht twaalf hele maanden. Dit feit, dat God lankmoedig is en niet meteen met een oordeel komt, maar tijd geeft voor berouw (Ex. 34:6; Jona 4:2) wordt door de zondaar gebruikt om te zeggen dat er toch geen oordeel komt (Pred. 8:11+12). Een enorme vergissing! Een schokkende verwisseling van Gods lankmoedigheid met onze eigen zorgeloosheid. Deze koning had twaalf maanden, en toen werd zijn hart opgeheven. In Spreuken 6 vers 16+19 laat God zeven dingen zien die verwerpelijk voor Hem zijn, en de eerste daarvan is hoogmoed. “God weerstaat [de] hoogmoedigen, maar [de] nederigen geeft Hij genade” (1 Petr. 5:5); dit principe is vandaag de dag net zo waar als destijds in Babel. Als een hart zichzelf verheft, is dat een gruwel voor God.
Historisch gezien had Nebukadnezar geen ongelijk met deze grootspraak. Sanherib had de stad in puin gelegd en Nebukadnezar had haar herbouwd. Maar hoe geweldig dat ook was, wat hij ook had gedaan of had laten doen, hij schreef het allemaal aan zichzelf toe. Als hij hier spreekt over de kracht van zijn macht, worden we herinnerd aan het totale contrast met Efeze 6 vers 10, waar ons wordt gevraagd sterk te zijn in de kracht van Zijn sterkte. Er is kracht en sterkte, maar het is nooit in een mens! De houding van Nebukadnezar doet ook denken aan de houding van de rijke boer in Lukas 16 vers 19-20. Hoezeer Gods barmhartigheid en lankmoedigheid ook een realiteit is, als de volle maat ervan ongebruikt blijft, dan zal het oordeel volgen.
Nebukadnezar had alles van God ontvangen, maar hij beroemde zich alsof hij het niet ontvangen had (1 Kor. 4:7) en sprak woorden van de reinste hoogmoed. Maar God laat Zijn doel zelfs bij deze man niet varen en laat nu de moeilijkste test van allemaal over hem komen. Het is een waarschuwing voor ons om niet hoog over onszelf te denken. We lopen groot gevaar ons iets in te beelden van het weinige, dat we hebben; hoe groot denken we vaak over onszelf, zelfs in de gemeente – en toch hebben we alles alleen maar gekregen uit pure genade!
In alle dagen van Gods lankmoedigheid is elke dag een speciale herinnering voor het hart. Nebukadnezar negeerde dit. En dit gedrag wordt als een les aan zijn opvolger Belsassar geleerd (Dan. 5:18-21). Hij had de dagen van Gods lankmoedigheid misbruikt en zijn hart was verhard. Als we het geschenk dat we hebben ontvangen loskoppelen van de Gever Zelf, worden we zelfingenomen en verliezen we alle toegankelijkheid van ons hart tot het punt van verharding.
Daniël 4 vers 31-33:
31. Dit woord was nog in de mond van de koning of er klonk een stem vanuit de hemel: U, koning Nebukadnezar, wordt aangezegd: Het koningschap is van u weggegaan!
32. Men zal u uit de mensenwereld verstoten en u zult uw verblijf hebben bij de dieren van het veld. Men zal u gras te eten geven zoals aan de runderen, en er zullen zeven tijden over u voorbijgaan, totdat u erkent dat de Allerhoogste Heerser is over het koningschap van de mensen en dat geeft aan wie Hij wil.
33. Op hetzelfde ogenblik werd dat woord over Nebukadnezar voltrokken. Hij werd uit de mensenwereld verstoten, hij at gras zoals runderen, en zijn lichaam werd bevochtigd door de dauw van de hemel, totdat zijn haar zo lang werd als de veren van arenden en zijn nagels als die van vogels.
Nebukadnezar was vaak berispt en had tot op dit punt herhaaldelijk zijn nek verhard; daarom volgt het oordeel nu onmiddellijk op deze hoogmoedige woorden (Spr. 29:1). Het is de stem van de Wachter en de Heilige Die nu uit de hemel weerklinkt.
Nebukadnezar werd geen dier; zijn menselijk hart werd veranderd en hij kreeg het hart van een dier (vs. 14). Dit verwijst niet naar het orgaan, maar naar zijn menselijke gevoelens, beslissingen en oordelen. Hij bleef in zijn uiterlijke gestalte van een mens, maar hij verloor het God-bewustzijn en werd verwilderd in zijn uiterlijke verschijning en leefde met de dieren, maar hij werd niet letterlijk een dier. Hij leefde met zijn menselijke, verwilderde vorm als een dier en met de dieren en gedroeg zich als een dier. God schiep de mens naar Zijn beeld, en daar is bij Nebukadnezar helemaal niets meer van te zien. Als de mens het getuigenis van God afwijst, dan wordt hij ook in zijn uiterlijke verschijning overgegeven (Rom. 1:24+26+28).
Mensen in de laatste dagen worden in 2 Petrus 2 vers 12 en Judas 10 beschreven als mensen die zich gedragen als redeloze, natuurlijke dieren. Als de mens denkt, dat de hond zijn beste vriend is, denkt hij dat hij het dier op zijn niveau brengt, maar in feite brengt hij zichzelf op het niveau van een dier. Wanneer de moraal van de mens tot nul gereduceerd is, wordt hij als een dier dat alleen zijn behoeften en instincten wil bevredigen. Het trieste voorbeeld hiervan is de verloren zoon in Lukas 15 vers 11-16. De mens kan niet lager gaan dan het niveau van de dieren.
Het is aangrijpend, dat het oordeel nu wordt aangekondigd, maar dat het meteen in bepaalde opzichten wordt beperkt tot het moment waarop Nebukadnezar tot bezinning komt. Daniël had dit al laten doorschemeren in zijn uitleg van de droom in vers 26 met de woorden “… nadat u erkend zult hebben dat de God van de hemel de Heerser is.” Hoe onbegrijpelijk groot is de genade en barmhartigheid van God om deze man, die zijn hart zozeer verhardde, dat hij aanmatigend werd (Dan. 5:20), toch herstel te schenken.
Achim Zöfelt; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 15.06.2014.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW