10 maanden geleden

De Openbaring (17)

Openbaring 11 vers 15-18

Zevende bazuin

“En de zevende engel bazuinde, en er kwamen luide stemmen in de hemel die zeiden: Het koninkrijk van de wereld van onze Heer en van zijn Christus is gekomen, en Hij zal heersen tot in alle eeuwigheid” (vs. 15).

Zo luidt de boodschap van de laatste bazuin, dat het koninkrijk van onze Heer en Zijn Christus, de HEER en Zijn gezalfde, aanbreekt. Dit koninkrijk is een glorieuze heerschappij waarin de Heer Zijn volk rechtvaardig en Zijn ellendigen rechtvaardig zal oordelen (Ps. 72:2). In dit koninkrijk “zal de rechtvaardige tot bloei komen; er zal grote vrede zijn, tot de maan er niet meer is,” en “alle koningen zullen zich voor Hem neerbuigen, alle heidenvolken zullen Hem dienen” (Ps. 72:7,11).

Voor de zuchtende schepping zal dit een onbeschrijfelijke tijd van zegen en bevrijding zijn. “De schepping zelf zal worden vrijgemaakt van de slavernij van de vergankelijkheid tot de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen van God” (Rom 8:21).

Waarom wordt deze tijd een “wee” genoemd? Voor de mensen “die op de aarde wonen” zal het inderdaad de ergste van alle rampen zijn. Ook al zal de schepping lachen, zal het beproefde gelovige overblijfsel van het volk van God zich verblijden en zal de ontelbare schare gelovigen uit de volken dankbaar zijn, voor hen die alleen voor deze aarde leefden, voor de vervolgers van gelovigen, voor de heersers en onderdrukkers van de wereld zal het een tijd van oordeel en onverbiddelijke vergelding zijn. Dit zal vreugde en dankbaarheid veroorzaken in de hemel, vooral voor de gelovigen. Zij zullen voor het eerst zien hoe Gods rechten over de aarde volledig gevestigd zullen worden en Christus, als Schepper van alle dingen en als het Lam dat geslacht is, Zijn rechtmatige plaats zal innemen.

“En de vierentwintig oudsten, die vóór God zitten op hun tronen, vielen op hun gezichten en aanbaden God en zeiden: Wij danken U, o Heer, God de Almachtige, die is en die was, dat U Uw grote kracht hebt aangenomen en uw koningschap hebt aanvaard. En de naties zijn toornig geworden, en Uw toorn is gekomen en de tijd van de doden om geoordeeld te worden en om het loon te geven aan uw slaven de profeten, en aan de heiligen en aan hen die Uw Naam vrezen, de kleinen en de groten, en om hen te verderven die de aarde verderven” (vs. 16-18).

De details van het laatste wee worden hier niet weergegeven. Sommige details worden in de volgende hoofdstukken genoemd. Maar het grote resultaat is het einde van elke wetteloze en goddeloze autoriteit en de vestiging van het universele koninkrijk van de HEER en Zijn gezalfde.

Overeenkomsten met Psalm 2 en Lukas 19

“Nu dan, koningen, handel verstandig. Laat u onderwijzen, rechters van de aarde. Dien de HEERE met vreze, verheug u met huiver. Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt, wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt. Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen!” (Ps. 2:10-12).
“… woeden de heidenvolken en bedenken de volken wat zonder inhoud is? De koningen van de aarde stellen zich op en de vorsten spannen samen tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde: Laten wij Hun banden verscheuren en Hun touwen van ons werpen!” (Ps. 2:1-3).

De taal en de beschrijving doen denken aan Psalm 2. De getuigen kondigen het komende koninkrijk aan door dringend te waarschuwen: “Nu dan, koningen, handel verstandig. Laat u onderwijzen, rechters van de aarde. Dien de HEERE met vreze, verheug u met huiver. Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt, wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt. Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen!” (Ps. 2:10-12). In plaats van de waarschuwing ter harte te nemen, “… woeden de heidenvolken en bedenken de volken wat zonder inhoud is? De koningen van de aarde stellen zich op en de vorsten spannen samen tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde: Laten wij Hun banden verscheuren en Hun touwen van ons werpen!” (vs. 2:1-3). De grote machten van de aarde zullen dus samenspannen om de opperheerschappij van Christus te weerstaan. Hoe vergeefs zijn hun pogingen: “Die in de hemel woont, zal lachen, de Heere zal hen bespotten” (vs. 2:4).

Dit wordt gevolgd door een oordeel, vergelijkbaar met de voorgaande weeën in Openbaring: “Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en in Zijn brandende toorn hun schrik aanjagen” (vs. 5). Maar dit alles is slechts een voorbereiding op de vervulling van Gods grote doel: “Ik heb Mijn koning toch gezalfd over Sion, Mijn heilige berg” (vs. 6). Nu spreekt de koning en verkondigt meer van Gods plan: “Ik zal het besluit bekendmaken: De HEERE heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon, Ík heb U heden verwekt. Eis van Mij en Ik zal U de heidenvolken als Uw eigendom geven, de einden der aarde als Uw bezit” (vs. 7,8). Maar deze zijn in handen van de koningen, die zich met elkaar tegen de Heer hebben gekeerd. De heidenvolken zijn toornig en goddelozen zijn bezig de aarde te verwoesten. Daarom zal het eerste werk oordeel zijn. Het oordeel gaat verder: “U zult hen verpletteren met een ijzeren scepter, U zult hen in stukken slaan als aardewerk” (vs. 9).

Niemand kan de gelijkenis tussen de tweede Psalm en Openbaring ontgaan. Iedereen erkent, dat beide over dezelfde gebeurtenis gaan, namelijk de vestiging van het koninkrijk van Christus in Sion, de stad van onze God. Over dit koninkrijk wordt overal vermeld, dat het zal worden ingeluid door een ernstig oordeel. We kunnen het beeld ook volgen in de gelijkenis van Lukas 19. Daar gaat de “man van hoge geboorte” heen om een koninkrijk voor zichzelf te ontvangen en terug te keren. Na zijn terugkeer spreekt hij het ernstige oordeel uit in vers 27: “Die vijanden van mij evenwel, die niet wilden dat ik over hen regeerde, brengt ze hier en slacht ze in mijn bijzijn af.”

De heerschappij van Christus en de gevolgen ervan

Dit is het thema van de zevende bazuin, waarover de oudsten in de hemel, die de verheerlijkte gelovigen vertegenwoordigen, nu hun vreugde uiten. Ze danken God en spreken Hem aan met Zijn oudtestamentische naam, “Heer, God de Almachtige.” Deze naam staat in verband met Zijn verbond met de aarde. Ze verwijzen naar het koninkrijk dat begonnen is als het Zijne, omdat het koninkrijk van Christus ook het koninkrijk van God is. Wanneer Christus als Mens zal regeren, zal Hij de volmaakte Dienstknecht zijn, die, net als in de dagen van Zijn lijden en vernedering, niet Zijn eigen wil doet, maar de wil van Hem die Hem gezonden heeft. De volmaaktheid van Zijn heerschappij bestaat uit het feit, dat Hij deze zal uitoefenen in volledige onderwerping aan Gods wil, geheel in tegenstelling tot de onafhankelijkheid en eigen wil van hoe de Joden en volken hun heerschappij hebben uitgeoefend.

Het is het koninkrijk van de Heer. In de profeten en psalmen wordt het koninkrijk in verschillende bewoordingen genoemd. Soms wordt er gezegd: “De HEERE regeert,” andere keren wordt er gesproken over “de Koning die regeert.” Beide zijn waar, want zowel op de troon alsook in Zijn vernedering zijn de woorden van de Heer waar: “Ik en de Vader zijn één” (Joh. 10:30). Deze eenheid wordt op een schitterende wijze gezien in de “luide stemmen in de hemel.” Nadat ze hebben verklaard, dat het koninkrijk van de wereld van onze Heer en Zijn Christus is gekomen, gaan ze verder met te zeggen dat Hij eeuwig zal regeren (niet dat zij zullen regeren).

De gevolgen van de heerschappij, die hier kort worden samengevat, worden genoemd naar hun belangrijkheid en niet in chronologische volgorde. Het oordeel over de doden, de ernstigste en belangrijkste gebeurtenis van het koninkrijk, wordt als eerste genoemd, hoewel het feitelijk pas aan het einde zal plaatsvinden. Maar Christus staat gereed om de levenden en de doden te oordelen (1 Petr. 4:5). In tegenstelling tot het oordeel over de doden, dat als laatste zal plaatsvinden, vindt het oordeel over de levenden plaats aan het begin van het koninkrijk. Het omvat de beloning van de profeten en de heiligen en zij die Zijn naam vrezen, alsook de vernietiging van hen die de aarde verderven.

De profeten en heiligen hier zijn niet degenen die al in de hemel zijn, want deze verzen verwijzen naar het koninkrijk, dat de Heer en Zijn Christus zullen binnentreden. De beloning of het oordeel betreft degenen die nog op aarde leven. Waarschijnlijk zullen sommige profeten die getuigd hebben voor het koninkrijk aan de vervolgingen ontkomen en dan beloond worden. Daarnaast heeft God ook nog Zijn heiligen. Dat zijn mensen die geheiligd en apart gezet zijn voor Hem, “de heiligen van de Allerhoogste” (Dan. 7:18). Tegen hen is de wrede vijandschap gericht van hen die dan aan de macht zijn.

Dan zal de Heer verschijnen: “Hij zal de ellendigen van het volk recht doen, Hij zal de kinderen van de arme verlossen en de onderdrukker verbrijzelen” (Ps. 72:4). Deze gelovigen uit Israël zullen bij Zijn komst uit de hand van hun doodsvijanden worden gerukt en zullen dan hun beloning ontvangen. Ze zullen in een vooraanstaande positie worden geplaatst die voorheen door hun onderdrukkers werd ingenomen. Samen met Christus zullen zij het oordeel voltrekken, een “… een tweesnijdend zwaard is in hun hand, om wraak te oefenen over de heidenvolken, bestraffingen over de natiën, om hun koningen te binden met ketenen en hun aanzienlijken met ijzeren boeien, om het beschreven recht aan hen te voltrekken. Dát zal de glorie van al Zijn gunstelingen zijn. Halleluja! (Ps. 149:6-9).

Naast de profeten en gelovigen zijn er een groot aantal godvrezende mensen uit de volken die over de hele aarde verspreid zijn. In het oordeel over de volken zal Christus hen “gezegenden van Mijn Vader” noemen. Hij nodigt hen uit om het koninkrijk te beërven “dat u bereid is van [de] grondlegging van [de] wereld af” (Matth. 25,34). Dit is de beloning voor de gelovigen uit de volken die, zoals verwoord in vers 18, Zijn Naam vrezen.

De andere kant van het beeld is de verwijdering van hen “die de aarde verderven”. Dit is een machtige en verschrikkelijke aangelegenheid. De Heer Jezus zal vanuit de hemel worden geopenbaard met de engelen van Zijn macht, “in vlammend vuur, wanneer Hij vergelding zal geven aan hen die God niet kennen en aan hen die het evangelie van onze Heer Jezus Christus niet gehoorzamen” (2 Thess. 1:7,8). De profeten van het Oude Testament spreken over de vernietiging van de Assyriër, van Gog en van andere kleinere vijanden. In het evangelie van Mattheüs zien we het ernstige oordeel over de levende volken voor de Zoon des mensen. In Openbaring zien we de bijzondere bestraffing van het beest en zijn bondgenoten. Het beest is de overheersende macht die de aarde bederft en de “heiligen van de Allerhoogste” vervolgt. Op deze heerser zal “de steen” met de grootste kracht vallen en hem verpulveren onder zijn enorme gewicht (Dan. 2:34,44). In het bijzonder de oudsten in de hemel verheugen zich over zijn vernietiging.

Terugblik op hoofdstuk 2 – 11

We hebben nu het einde bereikt van deze opeenvolgende strafoordelen die voorafgaan aan de vestiging van het Koninkrijk van Christus. Het kan nuttig zijn om terug te kijken en kort de afgelegde weg te volgen.

Het tweede en derde hoofdstuk tonen het oordeel van de Heer Jezus over de gemeente in haar verantwoordelijkheid als christelijke belijdenis. In het beeld van de zeven gemeenten zien we een schets van de kerkgeschiedenis vanaf het eerste vertrek tot de laatste fase van het christendom op aarde. Het begint met het opgeven van de eerste liefde voor de Heer. Dan volgt een toenemende onverschilligheid ten opzichte van het boze. Als laatste hebben we de ernstige verdorvenheid van Thyatira, de hopeloze levenloosheid van Sardis en de ziekmakende lauwheid van Laodicea: een dorre wildernis die alleen wordt verlicht door de heldere oase van het zwakke maar trouwe Filadelfia.

Aan het einde van het derde hoofdstuk verlaat de gemeente de aarde. “Dat wat is” verdwijnt uit het zicht en “dat wat hierna zal gebeuren” komt in zicht. Vanaf nu wordt God niet langer gezien in het karakter dat Hij draagt ten opzichte van de gemeente, maar zoals Hij Zichzelf openbaarde in het Oude Testament. Een groep personen verschijnt in de hemel. Het zijn geen engelen. Zij dragen eerder de kenmerken van opgestane en verheerlijkte gelovigen die in de tegenwoordigheid van God wonen. Het oordeel begint en de “bliksemstralen, stemmen en donderslagen” die van de troon uitgaan getuigen, dat het een troon van rechtvaardigheid is, niet van genade, waarop God nu zit. Een verzegeld boek, vol oordelen, ligt in zijn hand. Niemand wordt waardig geacht om het te openen totdat Christus, de man van de raadsbesluiten van God, verschijnt. Aan Hem, als de Zoon des mensen, is de uitvoering van het oordeel opgedragen. Als de “leeuw uit de stam van Juda, de wortel van David” zal Hij de oordelen uitvoeren en de regering van God op aarde vestigen. Hij doet dit onder twee titels: als het “Lam als geslacht” en als de door God uitverkoren Mens. Eerst verschijnt Hij als het Lam dat is geslacht. In die hoedanigheid opent Hij de zegels van het boek dat Hij uit de hand van God heeft genomen.

De eerste vier zegels introduceren oordelen die weliswaar ernstig zijn, maar niet ongewoon in de menselijke geschiedenis: Veroveringen, bloedige oorlogen, hongersnoden en wijdverspreide verwoestingen en ziekten. Met het vijfde zegel beginnen de vervolgingen en een gebed om oordeel stijgt op van de martelaren, wat duidelijk aangeeft dat de tijd van de genade voorbij is en de dag van de vergelding is aangebroken. Bij het openen van het zesde zegel is er, als in antwoord op dit gebed, een algemeen schudden van de machten van de aarde en een wereldwijde consternatie over de verwachte op handen zijnde toorn van God. Dit alles komt overeen met de hongersnoden, oorlogen, vervolgingen en ziekten die de Heer Jezus in Mattheüs 24 vers 8 voorspelde als het “begin van de weeën.”

Dan volgt een belangrijke pauze in hoofdstuk 7. De oordelen die volgen zijn nog verschrikkelijker van aard dan die van de eerste serie. God markeert een aantal van degenen die deze ongeschonden zullen overleven zonder te sterven. Van elk van de twaalf stammen van Israël worden er 12.000 verzegeld aan het voorhoofd. Een groot aantal mensen uit de volken, hoewel niet verzegeld, zal ook levend door de grote verdrukking komen. Zij zullen de overwinning behalen doordat “zij hun lange kleren gewassen hebben en ze wit gemaakt in het bloed van het Lam.” De scheidslijn tussen Joden en volken, die tijdens de christelijke periode werd opgeheven, verschijnt opnieuw. We bevinden ons op de rand van de grote verdrukking die, hoewel geconcentreerd op Israël, zich in steeds bredere kringen zal uitbreiden tot de meest afgelegen bewoonde delen van de aarde.

Na dit korte uitstel zal het zevende zegel worden geopend en zullen er nog meer oordelen volgen, maar deze zullen nog verschrikkelijker zijn en nog duidelijker van Gods hand over de aarde komen. Deze zullen worden ingeleid door zeven bazuinen die door zeven engelen geblazen worden. Tijdens deze oordelen wordt Christus niet langer gezien als het geslachte Lam, maar als de “Engel van het verbond” (Mal. 3:1), dat wil zeggen, in de gedaante van een engel. Als zodanig biedt Hij de gebeden van de heiligen aan als wierook. Het antwoord hierop bestaat uit Gods vernietigende vuur van Zijn oordeel dat over de aarde komt. Dit laat zien, dat de tijd van de lankmoedigheid van Christus voorbij is en dat er een totaal andere tijdsperiode heerst. De bazuinen klinken de een na de ander in snelle en verschrikkelijke opeenvolging. De eerste vier kondigen oorlogen, opstanden, misleidingen en anarchistische toestanden aan die zich over het derde deel van de aarde zullen verspreiden. Met deze aanduiding (derde deel) wordt het grondgebied van het herrezen Romeinse Rijk bedoeld. Maar het ergste moet nog komen met de laatste drie bazuinen die een drievoudig wee over de bewoners van de aarde brengen.

Het eerste wee is duidelijk satanisch van aard. Het veroorzaakt geestelijke duisternis, die gepaard gaat met gewetensnood die erger is dan de dood en die degenen uit Israël treft die niet door God aan hun voorhoofd verzegeld zijn.

Het tweede wee valt duidelijk op het Romeinse Rijk en wordt veroorzaakt door een stem vanaf het altaar. Het is een vreselijke plaag, die een satanisch karakter draagt en die in het getroffen gebied een verschrikkelijk bloedbad en ellende aanricht. In de loop van dit wee worden ook andere doelen van God geopenbaard. Een sterke engel, die we herkennen als Christus, daalt neer uit de hemel en neemt bezit van het land en de zee, zweert bij God, de Schepper van hemel en aarde, dat er geen uitstel meer zal zijn en dat de verborgenheid van God zal worden voleindigd bij het bazuingeschal van de volgende engel. Het boek van de profetie wordt in de handen van Johannes gelegd, die in staat wordt gesteld de bittere inhoud ervan te begrijpen en daardoor over volken, naties, talen en vele koningen te profeteren.

Meteen daarna, in hoofdstuk 11, zien we Jeruzalem weer bewoond door Joden. De tempel wordt herbouwd en de offerdienst hersteld. Onder de aanbidders heeft God Zijn heiligen. Maar de grote schare van het volk is verontreinigd. Jeruzalem wordt 42 maanden lang onder de voeten van de volken gelopen. Gedurende deze tijd wekt God 2 getuigen op van Zijn werk. Hun getuigenis gaat 1260 dagen door, dat wil zeggen tijdens de laatste periode van de macht van de volken. Aan het einde van deze periode zal de heerser van het herrezen Romeinse Rijk de getuigen doden tot grote vreugde van de bewoners van de aarde. Nauwelijks ter dood gebracht, zullen hun lichamen zichtbaar tot leven komen en zij zullen naar de hemel opstijgen voor de ogen van hun vijanden, die zich daarnet nog verheugden maar nu bang zijn. 7000 van hen zullen in dat uur omkomen door een geweldige aardbeving die de stad zal doen schudden.

De volle maat van de menselijke schuld is nu bereikt. Onder het geluid van de laatste bazuin verkondigen luide stemmen in de hemel, dat het koninkrijk van onze Heer en Zijn Christus is gekomen. Daarmee is het ” geheimenis van God ” voleindigd. De heerschappij van gerechtigheid op aarde is gevestigd. De doden worden geoordeeld. Maar dit is de laatste handeling. De profeten, de heiligen en zij die de Naam van God vrezen zullen hun beloning ontvangen. Maar de goddeloze verdervers van de aarde zullen worden overgeleverd aan het verderf.

 

Thomas B. Baines; © www.haltefest.ch

Jaargang 2010 – Bladzijde: 244.

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW