6 jaar geleden

De kracht van het nieuwe leven (6)

Johannes 17 vers 3: “En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die U gezonden hebt”;

1 Korinthe 2 vers 4: “… en mijn woord en mijn prediking [bestond] niet in overtredende woorden van wijsheid, maar in betoon van [de] Geest en van kracht …”;

1 Korinthe 2 vers 13: “Hiervan spreken wij ook, niet met woorden door menselijke wijsheid geleerd, maar met woorden door [de] Geest geleerd, terwijl wij geestelijke [dingen] door geestelijke [woorden] meedelen”;

1 Thessalonicensen 1 vers 5: “Want ons evangelie kwam tot u niet alleen in woord, maar ook in kracht en in [de] Heilige Geest en <in> zeer volle zekerheid …”.

Onze kracht om God te kennen en van onze kracht voor God te getuigen

De natuurlijke mens neemt niet aan wat van de Geest van God is (1 Kor. 2:14). Ook de wetenschap kan het niet doorgronden. Het kan alleen geestelijk worden aangenomen. Een blinde man kent van zichzelf de prachtige kleuren van de bloemen niet – hij heeft niet het vermogen deze bekoorlijkheid in de werken van God waar te nemen. Onze kracht om de goddelijke dingen te kennen, ligt in het bezit van de Geest van God in ons, Die als ogen voor onze ziel is. De wijsheid van God is dwaasheid voor de natuurlijke mens. “… maar zoals geschreven staat: ‘Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, wat God heeft bereid voor hen die Hem liefhebben’” (1 Kor. 2:9). De eenvoudigste gelovige op aarde kent, omdat hij de Geest van God in zich heeft, meer over de dingen van God dan de wijste mens die de Geest niet heeft, zoals een ongeletterde maar met gezichtsvermogen gezegend mens beter weet wat kleur is, dan alle geschoolde blinde mensen samen. De natuurlijke mens matigt zich weliswaar een oordeel aan over het Woord van God en het wezen van God, maar voor de christen lijkt zijn trots op die van een comité van dove mensen die hun mening over muziek uitspreken. En zo gebeurt het dat de “tegenstellingen van de ten onrechte zo genoemde kennis” (1 Tim. 6:20) de gelovige, die in het hart kennis van Christus heeft, onberoerd en onbeweeglijk laten, want hij heeft een kracht in zich, die hem God laat kennen.

De gelovige kan oprecht zeggen: “En wij hebben onderkend en geloofd de liefde die God ten aanzien van ons heeft” (1 Joh. 4:16). De ongelovige kent noch de Zoon, noch de Vader die Hem gezonden heeft, noch de liefde. “En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus die U hebt gezonden” (Joh. 17:3). We willen ons daarom afvragen, of wij deze gezegende kennis bezitten. We leven in dagen waarin men trots is op kennis, maar alleen de ware kennis in het hart over God, zal ons in de tijd ondersteunen en ons ten goede komen in de eeuwigheid. Jezus sprak ten aanzien van geestelijke aanmatiging van Zijn kennis van Zijn Vader, deze kennis was Zijn voortdurende vreugde op zijn eenzame en onbegrepen pad hier beneden; en degenen in wie de Geest van de Zoon woont, hebben door genade tot op zekere hoogte dezelfde kennis.

De kracht om van God te getuigen is ook de kracht van Zijn Geest. Dienstknechten van God zijn slechts vaten van Zijn kracht, de schat van de kennis van God wordt in aarden vaten bewaard, opdat de uitnemendheid van de kracht van God is en niet van ons (2 Kor. 4:7). En wanneer we dat feit in de praktijk brengen, gaat er kracht van ons uit. Het is een waarheid dat een ernstig gebed vereist om überhaupt uitgeleefd te kunnen worden. In theorie de waarheid bezitten, betekent niet dat je daarnaar ook handelt. We kunnen erkennen dat het niet door macht is, en niet door kracht maar door Zijn Geest is, en toch vertrouwen op vleselijke dingen, en tot wereldlijke krachten en vleselijke middelen onze toevlucht nemen, en zo de Geest van God ervan afhouden, om ons als vaten tot eer van God te gebruiken.

Zodra het vlees zichzelf begint te doen gelden, wordt de Geest bedroefd. De apostel zei dat zijn woord en prediking was in “betoon van [de] Geest en van kracht” (1 Kor. 2:4), en dat hij  sprak “niet met woorden van menselijke wijsheid geleerd, maar met woorden door [de] Geest geleerd” (1 Kor. 2:13). En elders: “Want ons evangelie kwam tot u niet alleen in woord, maar ook in kracht en in [de] Heilige Geest” (1 Thess. 1:5). In dagen van grote onafhankelijkheid van God doen we er goed aan onze harten te beproeven, of we werkelijk geloven wat we voorgeven te geloven, dat de Heilige Geest onze kracht is om van God te getuigen, en ook het ‘Middel’ dat we gebruiken, en de principes te overwegen die ons leiden in onze dienst voor God.

Wordt DV vervolgd.

H. Forbes Witherby, © www.bibelstudium.de

Online in het Duits sinds 03.10.2015.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW