Psalm 62
Het vertrouwen van de gelovige in God
Wat is vertrouwen in God?
“Zeker, mijn ziel is stil voor God; van Hem is mijn heil” (vs. 2). Vertrouwen op God toont zich in het dagelijks leven, bijvoorbeeld als kinderen naar school gaan, jongeren een opleiding doen, zieke mensen een dokter raadplegen of ouderen verhuizen naar een woonzorgcentrum. De gelovige vertrouwt dan niet op mensen of menselijke instellingen, maar op zijn God. Dit moet men niet verwarren met lichtvaardigheid. Degenen die op God vertrouwen, onttrekken zich niet aan de beslissingen die het leven met zich meebrengt. Vertrouwen in God is noch een doelgericht handelen van het verstand, noch een dweepziek doen, maar het is een weg van geloof in alle nuchterheid, maar in gemeenschap met God.
David kende dit persoonlijke vertrouwen in de grote en almachtige God. In onze psalm zien we een toename van het vertrouwen in God. Dat geeft ons moed. Ook in ons leven kan zich het praktisch geloof in God verdiepen.
Als David zegt: “Zeker, mijn ziel is stil voor God”, leren we hieruit:
- David vertrouwde alleen op zijn God. Hij was niet op zoek naar alternatieven. Alleen tot Hem zocht hij zijn toevlucht in alle situaties van het leven.
- Hij heeft zijn vertrouwen in God niet rond gebazuind, omdat het een zaak van het hart is. Hij wilde stil op God en Zijn redding wachten. Het is geweldig als gelovigen rustig op God vertrouwen.
Geduldig vertrouwen
David voegt er dan aan toe: “want van Hem is mijn heil.” Hij verwachtte onmiddellijk Gods redding uit zijn moeilijkheden. Hoewel hij God vertrouwde, kon hij niet afwachten tot het gebeuren zou. Met andere woorden, David had geloof maar … nog geen geduld. Daarom moest hij geduld leren hebben. De aartsvader Abraham geeft ons hiervan een indrukwekkend voorbeeld. Hij wordt aan ons voorgesteld als de vader van de gelovigen. Hij vertrouwde op de uitspraken van God over zijn nakomelingen, maar hij had geen geduld om op Gods handelen te wachten. Daarom probeerde hij op zijn eigen manier een zoon te krijgen, door Hagar als zijn vrouw te nemen, die vervolgens Ismaël baarde. Hij deed dit, omdat hij niet kon wachten op Gods timing, hoewel hij Zijn belofte geloofde. Ja, zó zijn wij. Misschien zijn we ervan overtuigd, dat God met ons zal handelen in overeenstemming met Zijn heerlijkheid. Maar we hebben ook geduld nodig, omdat de timing van God ook overeenkomt met de grootte van Zijn Persoon, net zoals het handelen zelf.
Het fundament van het vertrouwen
“Zeker, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn veilige vesting; ik zal niet al te zeer wankelen” (vs. 3). Hier doet David drie uitspraken over God.
De rots spreekt van het fundament waarop het vertrouwen in God is gebaseerd. In Psalm 61 vers 3 stond al: “… leid mij op een rots die voor mij te hoog zou zijn.” Dit zijn de zekere beloften van God aan de gelovige die tot Hem bidt. Maar in onze psalm is God Zelf de rots. Dat gaat nog een stap verder. Het is belangrijk om alles te geloven wat God ons zegt. Maar het is veel belangrijker om in God te geloven, op Hem te vertrouwen en Hem als fundament van ons geloof te hebben. In de Heer Jezus hebben we door het geloof deze rots gevonden, dit fundament voor ons leven.
Ten tweede is God redding. David heeft in zijn leven vele malen geleerd dat alleen God kan redden in noodsituaties. Hij ziet daarom met vertrouwen naar de toekomst, wetende dat God ook in de komende tijd zijn redding zijn zal.
Ten derde noemt hij God zijn veilige vesting. Dat spreekt van geborgenheid. Als we moeilijke wegen te gaan hebben, hebben we een plaats van geborgenheid nodig, omdat we in die dagen vooral de eenzaamheid voelen. In deze donkere uren kunnen mensen om ons heen ons vaak niet begrijpen. Maar God wil ons op de dag van het kwaad in Zijn hut laten schuilen. Ons hart kan deze veiligheid bij Hem vinden.
Omdat David nog niet heeft geleerd te wachten op Gods tijd van redding, zegt hij nu: “ik zal niet al te zeer wankelen.” Omdat God niet onmiddellijk ingegrepen heeft, wankelt zijn vertrouwen in God een beetje. Hebben we dat ook niet al beleefd? Op moeilijke momenten in ons leven riepen we het uit tot God en Hij heeft niet direct geantwoord. Misschien aarzelde ons hart een beetje: zal God werkelijk ingrijpen? Maar deze uitdrukking toont ons ook de eerlijkheid in het hart van David. Hij wilde zichzelf en God niets wijsmaken. Bovendien vertrouwde hij zichzelf niet.
Gevaren voor het vertrouwen op God
De verzen 4 en 5 laten ons zien, hoe Satan ons vertrouwen in God wil verstoren. God probeert ons vertrouwen in Hem te versterken en te vergroten, maar Satan wil ons ervan weerhouden. Hij wil dat we ons losmaken van God. We kennen dit spanningsveld allemaal uit ons praktische geloofsleven. In vers 4 ontvouwt de vijand van God zijn macht om ons bang te maken en ons vertrouwen in God op te geven. In vers 5 gebruikt hij zijn sluwheid met hetzelfde doel. Hij wil ons geloof in God doen wankelen. Het tweede soort aanval lijkt gevaarlijker dan het eerste, maar we moeten ook het eerste niet onderschatten.
a) De macht van de vijand
“Hoelang bedenkt u nog kwaad tegen een man? U zult allen gedood worden; u zult zijn als een hellende wand, een instortende muur” (vs. 4).
“Hoelang?”, zo hebben gelovigen gedurende alle millennia gevraagd. In Psalm 13 vers 2, 3 staat: “Hoelang nog, HEERE? Zult U mij voor altijd vergeten? Hoelang zult U Uw aangezicht nog voor mij verbergen? Hoelang zal ik nog plannen maken in mijn ziel, verdriet hebben in mijn hart, dag na dag? Hoelang zal mijn vijand zich nog boven mij verheffen?” Hadden wij ook al zulke vragen in ons hart: hoe lang zal deze beproeving in mijn leven duren? Hoelang is het de vijand geoorloofd zijn macht te gebruiken om mij van het geloof af te brengen? Hij verschijnt dan als een brullende leeuw.
De apostel Paulus had deze ervaring ook aan het einde van zijn leven. Toen hij in Rome gevangenzat, schreef hij in 2 Timotheüs 4 vers 16 en 17: “Bij mijn eerste verdediging is niemand bij mij geweest, maar allen hebben mij verlaten; moge het hun niet toegerekend worden. Maar de Heer heeft mij bijgestaan en mij gesterkt, opdat de prediking door mij ten volle vervuld zou worden en al de volken haar zouden horen; en ik ben uit de leeuwenmuil gered.” Wat bedoelt Paulus als hij zegt, dat hij uit de leeuwenmuil is gered? Wil hij niet duidelijk maken, dat de vijand het niet lukte om zijn vertrouwen in God te doen wankelen? De leeuw moet zijn mond hebben geopend om hem bang te maken, maar Paulus twijfelde niet in zijn vertrouwen op God.
Zo ervoer ook David de macht van de vijand, en hij spreekt dan over zichzelf als een hellende wand of een instortende muur. Hiermee geeft hij aan, dat hij niet veel van zichzelf of van zijn eigen kracht verwacht. Hij heeft geen groot zelfvertrouwen. Toen David op de vlucht was voor Saul, zei hij ooit: “Achter wie jaagt u aan? Achter een dode hond, achter een enkele vlo?” (1 Sam. 24:15) Hij vergeleek zichzelf met een onbeduidend insect. Ondanks de intimidatie van de vijand willen ook wij niet op onszelf, maar op onze God steunen.
b) De sluwheid van de vijand
“Zeker, zij beraadslagen om hem van zijn hoogte af te stoten. Zij scheppen behagen in leugen; met hun mond zegenen zij, maar in hun binnenste vervloeken zij. Sela” (vs. 5). Hier gebruikt de vijand zijn sluwheid om de gelovige in zijn vertrouwen in God aan het wankelen te brengen. De hoogte betekent hier de adel van het vertrouwen op God. Tijdens mijn reizen heb ik gelovige mensen leren kennen, die geen hoge positie in de samenleving bekleedden, maar die echt vertrouwen op God in hun leven toonden. Ze werden gekenmerkt door een zekere geestelijke adel, omdat ze in alle situaties op God vertrouwden. Vanaf deze geestelijke hoogte zou de vijand ons door zijn sluwheid naar beneden willen duwen. Hiervoor gebruikt hij onwaarheid en valsheid. Zijn aanval bestaat erin de feiten om te draaien en ze in het verkeerde licht te plaatsen. Hiermee wil hij ons van streek maken en ons ervan weerhouden eenvoudig op God te vertrouwen. Bij David is het hem niet gelukt. Integendeel! De macht en sluwheid van de vijand hebben zijn vertrouwen in God verdiept. Is het niet opmerkelijk, dat God de aanval van de vijand gebruikt om ons in geloof te bevestigen?
Verdiept vertrouwen op God
“Zeker, mijn ziel, zwijg voor God, want van Hem is mijn verwachting” (vs. 6). David heeft in de beproeving door de aanvallen van de vijand geduld geleerd. Hij verlangt niet meer onmiddellijk naar de redding van God zoals in vers 2, maar stelt zijn verwachting rustig op Hem, door het tijdstip van redding volledig aan God over te laten. Deze verandering is erg mooi, omdat het zijn groei in vertrouwen op God laat zien.
In vers 7 herhaalt hij de uitspraken uit vers 3: “Zeker, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn veilige vesting; …” God is nog steeds zijn fundament, zijn enige redding en veiligheid in donkere dagen. Maar dan voegt hij eraan toe: “… ik zal niet wankelen,” in tegenstelling tot vers 3, waar staat: “Ik zal niet al te zeer wankelen.” Nu is zijn vertrouwen op God sterker geworden. Het is Gods doel om ook ons vertrouwen op Hem te verdiepen. Daartoe gebruikt Hij moeilijke omstandigheden en soms de vijand om deze groei in ons leven te bewerkstelligen.
Volledig vertrouwen op God
Eigenlijk zou er maar één kunnen zeggen: “Ik zal niet wankelen.” Zo vinden we hier een mooie verwijzing naar de Heer Jezus. Zijn hele leven werd gevormd door vertrouwen op God. Zelfs toen Hij aan het einde van Zijn leven door ons mensen aan het kruis werd genageld en in de drie uur van duisternis kwam, wankelde Hij niet. Dit volkomen vertrouwen op God bij de Heer Jezus raakt ons en maakt diepe indruk op ons. In de Schrift worden veel trouwe mannen van God aan ons voorgesteld:
- Mozes was een man van geloof, maar hij had momenten in zijn leven, dat zijn vertrouwen op God wankelde. Toen hij God vroeg: “Schrap mij alstublieft uit Uw boek” (Ex. 32:32), wilde hij niet verder leven. Kent u ook die momenten in uw leven waarop u zei: ik zou het liefst sterven
- Toen Job al zijn rijkdom en zijn kinderen had verloren, zei hij in geloof: “De HEERE heeft gegeven en de HEERE heeft genomen; de Naam van de HEERE zij geloofd!” (Job 1:21b). Zelfs toen hij ziek werd, wankelde hij niet in zijn vertrouwen op God. Maar toen de ziekte aanhield en zijn drie vrienden zeven dagen zwijgend bij hem zaten, nadat ze geschokt waren, vervloekte hij de dag dat hij werd geboren. Het kan ons ook zo overkomen. Als er zware klappen komen, kunnen we vaak nog standhouden door geloof. Maar als de moeilijkheid aanhoudt, als Gods redding nog ver weg is, lopen we het gevaar ons vertrouwen op God te schenden.
- Jeremia, de gekwelde profeet, heeft vreselijk lijden ondergaan vanwege zijn trouwe dienst. Eens vervloekte hij de man die naar zijn vader kwam en zei: “U hebt een kind gekregen, een jongetje” (Jer. 20:15). Hij vervloekte ook de dag dat hij werd geboren (Jer. 20:14). Zo beleefde ook hij momenten, waarop zijn geloof zwak werd.
Echter wankelde de Heer Jezus niet, ook niet in het zwaarste lijden. In alle eeuwigheid zullen we nooit doorgronden, hoe vreselijk onze Heiland heeft geleden in die drie uren van duisternis. De verschrikkingen van Gods oordeel, die Hij daar ervoer toen Hij tot zonde werd gemaakt en onze zonden droeg, kunnen we ons maar een beetje voorstellen en zullen er ook in de eeuwigheid maar weinig van begrijpen. In al die uren wankelde Hij geen moment in Zijn vertrouwen in God. Psalm 22 toont ons de drie uren van duisternis als hoofdthema. In de verzen 10 en 11 zei de Heer Jezus profetisch tot zijn God toen Hij in dit diepe lijden verkeerde: “U bent het toch Die mij uit de buik hebt getrokken, Die mij vertrouwen gaf, toen ik aan mijn moeders borst lag. Op U ben ik geworpen van de baarmoeder af, vanaf de moederschoot bent U mijn God.” Deze woorden laten ons het hart van onze Heiland blikken, en we zien een volledig vertrouwen op Zijn God. Alleen Hij kon werkelijk zeggen: “Ik zal niet wankelen.”
Wat God wil dat we zijn
“In God is mijn heil en mijn eer; mijn sterke rots, mijn toevlucht is in God” (vs. 8). Ook deze verklaring is volkomen waar van de Heer Jezus. In de moeilijkheden en het lijden rustte Hij op Gods beloofde redding. Dit gebeurde in Zijn opstanding, nadat Hij door Zijn dood het verlossingswerk had volbracht en begraven was. Zijn heerlijkheid rustte ook op Zijn God. Zijn doel was om Hem alleen eer te geven in alle omstandigheden van het leven. Als Mens vond Jezus dagelijks Zijn kracht in Zijn God, en Hij zocht alleen Zijn toevlucht bij Hem. Was Hij niet de volkomen afhankelijke mens, toen Hij hier eens leefde?
Wij kunnen ook rusten in Gods redding, ook als die nog niet gekomen is. Onze heerlijkheid is, dat we God vertrouwen en Hem de eer geven. We kunnen roemen, maar niet over onszelf, maar: “Wie roemt, laat hij roemen in [de] Heer” (1 Kor. 1:31; 2 Kor. 10:17). In God vinden we ook het fundament van onze kracht: “… wie de HEERE verwachten, zullen hun kracht vernieuwen.” (Jes. 40:31). Bovendien is Hij zelf onze bescherming in donkere dagen. Bij Hem vinden we toevlucht als de stormen van het leven over ons losbreken.
Voortdurend vertrouwen op God
“Vertrouw op Hem te allen tijde, volk; stort uw hart uit voor Zijn aangezicht. God is voor ons een toevlucht” (vs. 9). Hier wordt een belangrijk bijbels principe aan ons voorgesteld: alles wat we uit de hand van de Heer krijgen, ontvangen we om het verder te geven. Een paar voorbeelden daarvan:
- Door berouw en bekering, hebben we door geloof in het verlossingswerk van de Heer Jezus redding van het oordeel en vergeving van onze zonden ontvangen. We zijn nu geroepen om dit goede nieuws met andere mensen te delen.
- Door het lezen en luisteren naar het Woord van God, hebben we onderwijs en zegeningen ontvangen. We hebben de geestelijke zegeningen en christelijke rijkdom in de Schriften ontdekt, deze door geloof in ons hart opgenomen en er in het dagelijks leven profijt van gehad. God wil dat wij ook deze zegen doorgeven.
- In 2 Korinthe 1 vers 3 en 4 spreekt de apostel Paulus ervan, dat hij God heeft ervaren als een Vader van de ontfermingen en een God van alle vertroosting. De Vader van de ontfermingen heeft met de moeilijkheden van Paulus medegevoel, en de God van alle vertroosting had voor Zijn apostel gehandeld. Paulus heeft deze troost ervaren, om degenen, die in allerlei moeilijkheden verkeren, te kunnen troosten.
Zo heeft ook David in vertrouwen op God zijn redding ervaren, om deze ervaring met anderen te delen. De oproep geldt ook voor ons: “Vertrouw op Hem te allen tijde, volk!” Hiermee zegt hij ons als het ware: het loont de moeite om zowel in goede als in kwade dagen op God te vertrouwen, ik heb het zelf ervaren. Ja, God Zelf verlangt ernaar, dat we al de dagen van ons leven, dat wil zegen voortdurend, op Hem steunen.
Hij spoort ons ook aan: “Stort uw hart uit voor Zijn aangezicht!” Dit leidt onze gedachten naar Filippenzen 4 vers 6 en 7. Daar worden we aangemoedigd om al onze zorgen aan God kenbaar te maken. Dit uitstorten van het hart betekent, dat we onze omstandigheden in gebed voor God neerleggen. Kennen wij de gewoonte om alles voor God uit te spreiden? Misschien bidden we tot God als we in moeilijkheden verkeren. Maar we mogen ook dat voor Hem neerleggen, wat ons hart verheugt, de geestelijke zegeningen en misschien ook aardse vreugden. De dichteres zegt:
In gelukkige, heldere dagen,
op een bloemrijk pad,
kan ik U mijn geluk vertellen
en U neemt eraan deel.
God deelt in onze vreugde.
Maar de dichteres vervolgt:
Maar als de wonden branden,
het pad vol doornen is,
dan leert men pas erkennen
hoe sterk en trouw U bent.
Ook in zulke situaties mogen we ons hart bij God uitstorten.
“God is voor ons een toevlucht.” Dit is het derde deel van vers 9 en toont ons de zekerheid van de gemeenschap met God. Als we onze zorgen in vertrouwen voor God hebben geuit, zullen we de wonderbare ervaring hebben, dat onze gedachten en gevoelens bij Hem tot rust komen. De vrede van God zal dan ons hart en onze gedachten bewaren (Fil. 4:7).
Eerste waarschuwing: vertrouw niet op mensen
“Zeker, eenvoudigen zijn een zucht, aanzienlijken een leugen; in de weegschaal gewogen, zijn zij tezamen lichter dan een zucht” (vs. 10). De verzen 10 en 11 waarschuwen ons voor twee gevaren. Vers 10 vermaant ons om niet op mensen te vertrouwen. Dit gevaar blijft altijd bestaan in ons geloofsleven. Hoe gemakkelijk luisteren we naar menselijke aanbevelingen, filosofische gedachten of adviezen. Toch zijn mensen een zucht, en wat ze ons raden, is een leugen. Deze menselijke raadgevers worden gewogen op de Goddelijke weegschaal. Ze stijgen op van de schaal, dat wil zeggen ze worden te licht bevonden.
Wie op mensen vertrouwt, zal altijd teleurgesteld worden. Dat hebben we allemaal al wel moeten ervaren. De Bijbel laat ons dit ook zien:
- Jozef was een man van vertrouwen op God. Van geen enkele gelovige worden ons zo weinig negatieve dingen in de Bijbel meegedeeld als van Jozef. Maar ooit stelde hij zijn hoop op een mens – de schenker, die weer in zijn ambt zou worden opgenomen. Hij vroeg hem, aan hem te denken en hem voor de koning te noemen. Daarna lezen we de korte zin: “Het hoofd van de schenkers dacht echter niet meer aan Jozef, maar hij vergat hem” (Gen. 40:23).
- De jongste zoon in de gelijkenis in Lukas 15 had zijn hele erfenis verspild. Tijdens de hongersnood klampte hij zich vast aan een burger van dat land. Deze huurde hem in als varkenshoeder. En hij wilde zijn buik vullen met de peulenschillen [1], die de varkens aten. Maar niemand gaf het hem. Zelfs in zijn ellende vertrouwde hij nog steeds op mensen en werd hij teleurgesteld.
Zo worden wij gewaarschuwd om niet op mensen te vertrouwen – ook broeders en zusters in geloof niet – maar in God, anders zullen we teleurgesteld worden.
Tweede waarschuwing: vertrouw niet op jezelf
“Vertrouw niet op onderdrukking, stel geen ijdele hoop op roof. Als het vermogen toeneemt, zet er het hart niet op” (vs. 11).
Hier worden we gewaarschuwd voor het zelfvertrouwen. Dit gebeurt, wanneer we in moeilijke situaties vleselijke middelen gebruiken om onszelf te helpen, in plaats van op God te vertrouwen. Er worden drie punten genoemd, die een bijzonder gevaar vormen: afpersing, diefstal en rijkdom.
- Is er afpersing onder gelovigen? Ja, het komt helaas voor, dat echtgenoten, ouders of kinderen via afpersing hun rechten proberen te krijgen. Ook onder medegelovigen bestaat het gevaar anderen onder druk te zetten, door bedreigingen uit te spreken om iemands mening kracht bij te zetten. Dit is afpersing.
- Vertrouwen op diefstal betekent, dat je uit moeilijke situaties wilt komen ten koste van anderen. We kunnen ook diefstal plegen door iets als ons geestelijk eigendom voor te stellen, dat we alleen van anderen overgenomen hebben
- Het derde gevaar voor zelfvertrouwen is rijkdom. In Deuteronomium 8 vers 11-13 staat: “Wees op uw hoede dat u de HEERE, uw God, niet vergeet, en daardoor Zijn geboden, Zijn bepalingen en Zijn verordeningen, die ik u heden gebied, niet in acht neemt. Wanneer u eet, verzadigd wordt, goede huizen bouwt en daarin woont, uw runderen en uw kleinvee talrijk worden en ook uw zilver en goud toeneemt, ja, alles wat u hebt, talrijk wordt.” Zijn dit geen ernstige woorden voor onze dagen? Lopen wij ook niet het gevaar op materiële, aardse rijkdom, of het nu gaat om geld, opleiding of ouderdom, te vertrouwen? Soms kom je mensen tegen, die trots zijn op hun leeftijd. Maar oud wordt men vanzelf, dat is geen verdienste. En ouderdom beschermt niet tegen dwaasheid. Als we op de ervaring van onze oude dag in plaats van op God vertrouwen, dan handelen we dwaas. Dat is vertrouwen in rijkdom.
Het vertrouwen op Gods Woord
“God heeft één ding gesproken, ik heb dit tweemaal gehoord: dat de kracht van God is” (vs. 12).
Nu wordt ons gevraagd ons van onszelf en van andere mensen af te wenden en ons vertrouwen te stellen in het Woord van God. Als God éénmaal gesproken heeft, is dat genoeg voor de gelovige. Maar we lezen en horen het Woord van God verschillende keren. Keer op keer kunnen we onszelf eraan herinneren, dat kracht bij God ligt en niet bij mensen – ook niet in onszelf.
“Ook de goedertierenheid is van U, Heere, want U zult eenieder vergelden naar zijn werk” (vs. 13). Aan het einde maken we kennis met de twee kanten van God: goedheid en gerechtigheid. Goedheid spreekt van de genade van God in ons leven, en gerechtigheid heeft met onze verantwoordelijkheid te maken. We vertrouwen op een goede God, maar we willen Zijn gerechtigheid niet vergeten. “Dwaalt niet, God laat Zich niet bespotten! Want wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten“ (Gal. 6:7).
Slot
Deze Psalm moedigt ons aan om in alle situaties alleen op God te vertrouwen. Of we nu jong zijn, midden in het leven staan of al ouder zijn geworden: Hij wil ons vertrouwen op Hem vergroten, tot Zijn eer en tot onze zegen.
Max Billeter; © www.haltefest.ch
Jaargang: 2007 – Bladzij: 10
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW