20 jaar geleden

Jonge mensen in de Bijbel (3)

DE EERSTE JONGEMAN – OVERWONNEN (3)

Genesis 1-3

VOORDRACHT 1 (vervolg)

Wie zien we nu, als we bij het ​​derde hoofdstuk komen, wanneer hij deze scène van absolute geluk betreedt? Alles is mooi en aangenaam; de man met zijn vrouw is als heer over alles gesteld. Het hoeft niet gezegd te worden, dat satan er alles aan deed om deze toestand te vernietigen, en zo wordt hij ons in derde hoofdstuk als een verleider voorgesteld. Natuurlijk komt hij niet en zegt: Ik ben je vijand, ik ben de tegenstander van God en een bedrieger van de mensen. Nooit stelt de duivel zich aan jou of mij openlijk voor. Hij komt tot de vrouw en spreekt met haar over het woord van God. Hij realiseerde zich dat hij zonder bedrog niets zou kunnen bereiken. Dus zegt hij: ““Is het ook, dat God gezegd heeft: Gij zult niet eten van alle boom van deze hof?” En de vrouw antwoordt: “Van de vrucht der bomen van deze hof zullen wij eten; Maar van de vrucht van de boom, die in het midden van de hof is, heeft God gezegd: Gij zult van die niet eten, noch die aanroeren, opdat gij niet sterft“. Het belangrijkste punt was dat zij verder ging dan het gebod, want zoals we lezen, had God niets van “niet aanroeren” gezegd; wanneer we verder gaan dan de Schrift, komen we zeker in gevaar. Satan zegt brutaal: “Gij zult de dood niet sterven”. En hoe gaat het verder? Misleid door de verleidelijke woorden, nam Eva van de vrucht. “En de vrouw zag, dat die boom goed was tot spijs, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at“. Verboden vruchten zijn zoet. Jij en ik, we weten wat verleiding is. De duivel vertoont zich nooit als duivel. Het kwaad was geschied, en de vrouw, eenmaal bedrogen, gaf ook aan haar man ervan. Hij nam van de vrucht, en zo kwam door de mens de zonde de wereld is binnen.

In een ogenblik van zwakheid luisterde de vrouw naar de leugen van de vijand, en Adam – zelf niet misleid – volgde haar met open ogen op de weg van de zonde. (Romeinen 5:12). Zonde is wetteloosheid, de mens die zijn eigen wil doet, zondigt. De val van de mens is verschrikkelijk – de overwinning van de satan ontzaglijk! Wat zijn de gevolgen? Ze zijn vérstrekkend en eeuwig. Het paar kende het goede maar had niet de kracht het te doen; en zij kenden het kwade zonder de kracht te hebben om in staat te zijn het te weerstaan. Dat is het geweten. Het is de kennis van goed en kwaad. Jij hebt een geweten en je geweten vertelt je wanneer je kwaad doet. Dank God voor je geweten! Ik weet, je kunt het bedwelmen, monddood maken, laten afstompen of gevoelloos maken; wanneer je volhardt te zondigen zonder naar je geweten te luisteren, kun je het ook tot zwijgen brengen. Er is echter geen levende ziel – wie, wat of waar ze ook altijd zijn – die niet weet wanneer hij zondigt. Adam zondigde, en hij wist het. Jij zondigt, en je weet het ook.

Waar ben je?

Maar pas op, de zonde van de mens heeft altijd gevolgen en “het loon van de zonde is de dood”. De eerste jonge man volgde een vrouw in de zonde en menig jonge man hier volgde een vrouw in het boze. Wie kan dit loochenen? Ja, mijn vriend, je draagt de stempel van de dood op je en het oordeel wacht je. God heeft gezegd: “zult gij de dood sterven”. Satan zei: “Gij zult de dood niet sterven”. Wie sprak de waarheid? Maar er is meer dan dat. Hun ogen werden geopend en zij werden gewaar dat zij naakt waren. Toen de Heere kwam om met hen te spreken en gemeenschap met hen uit te oefenen, verborgen zij zich achter de bomen van de tuin. Ja, deze jonge man plaatste de bomen van de tuin tussen hem en God. En God zei: “Waar zijt gij?” O, wat een vraag! Hij heeft een geweten, en hij probeerde weg te komen van God. Hij kende Hem genoeg om Hem te vrezen en vluchtte voor Hem. Beklagenswaardig weten! Hij stelde iets van de schepping tussen hem en God. En wat stellen jullie tussen jullie en God? Je werk, je comfort, je verlangens, je zaak – alles. Maar pas op, God zegt nu tot ieder jong mens: “Waar ben je?” En tenzij je je bekeert en terugkeert tot de Heere, en door het bloed van de Heere Jezus vergeving ontvangen hebt, blijft de ernstige vraag bestaan: Jongeman, jonge vrouw, waar ben je? Ben je dicht bij God of verberg je je nog voor Hem? Hoe ernstig is toch deze vraag.

Maar pas op, de zonde van de mens heeft altijd gevolgen en “het loon van de zonde is de dood” (Rom. 6:23). De eerste jonge man volgde een vrouw in de zonde en menig jonge man hier volgde een vrouw in het boze. Wie kan dit loochenen? Ja, mijn vriend, je draagt de stempel van de dood op je en het oordeel wacht je. God heeft gezegd: “zult gij de dood sterven”. Satan zei: “Gij zult de dood niet sterven”. Wie sprak de waarheid? Maar er is meer dan dat. Hun ogen werden geopend en zij werden gewaar dat zij naakt waren. Toen de Heere kwam om met hen te spreken en gemeenschap met hen uit te oefenen, verborgen zij zich achter de bomen van de tuin. Ja, deze jonge man plaatste de bomen van de tuin tussen hem en God. En God zei: “Waar zijt gij?” O, wat een vraag! Hij heeft een geweten, en hij probeerde weg te komen van God. Hij kende Hem genoeg om Hem te vrezen en vluchtte voor Hem. Beklagenswaardig weten! Hij stelde iets van de schepping tussen hem en God. En wat stellen jullie tussen jullie en God? Je werk, je comfort, je verlangens, je zaak – alles. Maar pas op, God zegt nu tot ieder jong mens: “Waar ben je?” En tenzij je je bekeert en terugkeert tot de Heere, en door het bloed van de Heere Jezus vergeving ontvangen hebt, blijft de ernstige vraag bestaan: Jongeman, jonge vrouw, waar ben je? Ben je dicht bij God of verberg je je nog voor Hem? Hoe ernstig is toch deze vraag.

En wat is het antwoord van Adam op de vraag van God? “Ik hoorde Uw stem in de hof, en ik vreesde”. De zonde maakt een mens bang. Ik herinner mij wat in deze stad een jonge man tot bekering bracht. Hij werkte samen met een oude gelovige timmerman die een grote belangstelling voor hem had. “William”, zei hij op een dag, “wil je, wanneer je vanavond thuis komt in je kamer gaan en je Bijbel openen bij het derde hoofdstuk van Johannes? Ga dan op je knieën en zeg alleen: ‘Er is niemand in de kamer buiten God en mij’. De jonge man schreeuwde het uit: “Om niets ter wereld zal ik dat doen”. Hij was bang om alleen met God te zijn. Precies zo vergaat het jullie, nog niet geredde vrienden. Je bent bang en je weet niet waarvoor. Het geweten maakt ons allemaal tot lafaards; de zonde maakt een mens bang. Adam wilde God op een afstand houden. Wat een dwaasheid! De Heere kwam tot Hem en zijn reden werd gegeven: “… ik vreesde, want ik ben naakt”. Hij had zich bedekt met een gewaad van vijgebladeren, nietwaar? Ja, het is voor de mens vanzelfsprekend zichzelf te verbergen, zijn leven, zijn geschiedenis en zijn toestand te verdoezelen, zolang hij ver van God verwijderd is; maar vanaf het moment dat hij de stem van God hoort en door zijn geweten ertoe gebracht wordt God te zien, vanaf dat moment weet hij dat hij een verdorven, naakt en schuldig zondaar is. Ieder mens moet voelen dat hij een zondaar is, en leren vanwaar alleen de verlossing komt. De Heere echter vraagt verder, en Adam legt de schuld van zijn eigen zonde op zijn vrouw, of, nog erger, op God: “De vrouw, die Gij bij mij gegeven hebt, die heeft mij van die boom gegeven, en ik heb gegeten”. Wij geven graag een ander de schuld. De vrouw die God hem gaf als hulp, ik geef toe, zij verleidde hem, maar hij had zich niet mogen laten verleiden. Hij had haar in de verzoeking op de goede weg moeten bewaren want hij was toch ook voor haar verantwoordelijk. Ben jij ook verleid? Beschuldig dan niet de vrouw of iemand anders! Geef jezelf de schuld. Zelfoordeel is altijd goed.

Hoe droevig en hoe snel is het effect van de zonde! Adam legt de schuld bij God neer en zegt als het ware: “Zonder haar zou ik nooit in deze misère gekomen zijn”. O, wat een armzalige lafaard is de zondaar ver van God. De Heere wendt Zich dan tot de vrouw en zij legt de schuld bij de slang neer: “Die slang heeft mij bedrogen, en ik heb gegeten”. Helemaal waar! Werp de schuld, als je kunt, af van je eigen schouder. Je zult nooit in staat zijn het voor God te verbergen, en je kunt het oordeel van God niet ontvluchten, totdat je geschuild hebt achter de verdiensten van de wonderbare dood van de Heere Jezus Christus.

Daarna wendt God zich tot de slang en spreekt het oordeel over hem uit: “Het zaad van de vrouw” – wonderbare belofte! – “dat zal u de kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen”. Er zal nog een ander Mens komen, de Heiland, het zaad van de vrouw die als eerste zondigde. Op het moment waarop de mens de eerste zonde begaat, openbaart God Zijn verlossingsplan. Het ‘hulpmiddel’ van God komt de nood van de mens tegemoet; op het ogenblik dat wij het aardse paradijs verliezen, zegt God: Ik zal jullie de hemel openen – Ik zal jullie in een ander, nog beter paradijs brengen. De tegenstelling van dit toneel vinden we in Lukas 23, waar de stervende boosdoener uit de mond van de gekruisigde Heiland de heerlijke woorden hoort: “Voorwaar, zeg Ik u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn” (Luk. 23:43 – HSV).

“En gij zult het de verzenen vermorzelen”. Dat wijst op het kruis en de dood van de Heere Jezus, Die voor onze zonden stierf zodat Hij ons nu tot God kan brengen en voor eeuwig tot Zijn paradijs.

Nadat het oordeel uitgesproken was: “want gij zijt stof, en gij zult tot stof weerkeren” bekleedde God het mensenpaar met “rokken van vellen” hetgeen alleen verkregen kon worden door de dood van een offerdier. Het menselijk verderf kan alleen door de dood tegemoet getreden worden, en ik twijfel er niet aan dat wij in de kleding van dit droevige en schuldige mensenpaar een mooi voorbeeld van de verzoenende dood van de Heere Jezus. Ik moet Christus hebben voor mijn bedekking en bekleding. Er bestaat een hemelsbreed verschil tussen de “schorten” die de mens maakte en de “rokken van vellen” die de Heere God maakte en hen daarmee bekleedde. In Adam’s schort maakte God geen enkele steek. Dat is de menselijke poging om zichzelf te reformeren, zichzelf door zijn eigen werken te verbeteren. Al jouw en al mijn pogingen zijn waardeloos; ze laten ons net zo naakt als daarvoor. De kleding die God maakte was Zijn eigen werk, en de mens heeft er geen steek aan gemaakt. Het is redding door soevereine genade. Wanneer je gered wilt worden, kan dat alleen door God gebeuren. Hij brengt de rok van vellen naar Adam om zijn naaktheid te bedekken; ik kan de apostel Paulus goed begrijpen wanneer hij er naar verlangt “met onze woning die uit de hemel is, overkleed te worden; wanneer wij tenminste bekleed en niet naakt bevonden worden” (2 Korinthe 5:2,3). Hij zegt, om zo te zeggen: “Wees niet als Adam”. Hij werd “naakt” bevonden toen hij dacht bekleed te zijn. Teveel mensen zullen al gauw op hem lijken. Opgestaan uit de dood, bekleed zijnde – dat wil zeggen: een lichaam hebben – zullen zij naakt voor God staan. Ze hebben Christus niet als hun bedekking voor God.

Het eerste hoofdstuk van de geschiedenis van de mens eindigt droevig. “Toen zeide de Heere God: Ziet, de mens is geworden als Onzer een, kennende het goed en het kwaad! Nu dan, dat hij zijn hand niet uitsteke, en neme ook van de boom des levens, en ete, en leve in eeuwigheid. Zo zond de Heere God hem weg uit de hof van Eden, om de aardbodem te bouwen, waaruit hij genomen was. En Hij dreef de mens uit; en stelde cherubs tegen het oosten van de hof van Eden, en een vlammig lemmer van een zwaard, dat zich omkeerde, om te bewaren de weg van de boom des levens” (Genesis 3:22-24).

Zo bewees satan dat hij de mens de baas was. Hij overwon hem helemaal door list en bedrog. Zo verging het de eerste jonge mens en zo is het met heel zijn nageslacht gegaan. Volledig aan de grond, ongelukkig, angstig voor God, zijn vrouw verwijtend, het goede kennende maar niet in staat zijnde het te doen, kennende het kwaad maar voortaan niet in staat het te laten, onder het oordeel van de dood, praktisch een slaaf van satan die hij meer vertrouwde dan God – zo werd hij uit Eden weggedreven, de woestenij in! Maar ook daaruit blijkt duidelijk de genade van God want als Adam van de boom van het leven gegeten heeft en daarmee zijn bestaan in ellende vereeuwigde, zou dat het toppunt van ellende geweest zijn. God voorkwam dat door hem uit de tuin te verdrijven. Maar hiervoor al was er een kiem van geloof met vertrouwen op God in Adam’s hart want hij gaf zijn vrouw de naam Eva dat ‘moeder van alle levenden’ betekent. Op het ogenblik waarin alles onder het oordeel van de dood lag, liet Gods Woord met betrekking tot het zaad van de vrouw geloof en hoop ontstaan.

Eén gedachte blijft nog over voor ik eindig. Als het hoofd van het menselijk geslacht gevallen is, dan toch ook al zijn nakomelingen? Wanneer hij verlossing nodig heeft, dan toch ook heel zijn nageslacht? Toen hij nog zondeloos was en overwonnen werd door satan, welke van zijn zonen, die toch allen in zonden geboren zijn, waren tegen hem opgewassen? En als Adam op het moment van zijn eerste ellende en angst het Woord van God vast houdt, zou dan niet ieder die jong is hem in dat opzicht volgen? Zeker! Zo wil ik nog eens aan het beginvers herinneren “Waarmee zal de jongeling zijn pad zuiver houden? Als hij dat houdt naar Uw Woord”.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW