20 jaar geleden

De Bijbel is Gods eigen Woord!!!

Hoe zoet zijn Uw redenen mijn gehemelte geweest, meer dan honig mijn mond!

(Psalm 119:103).

Bij inspiratie bedoelen we dat wat door God is ingegeven. Ons werd verteld dat “alle (of iedere) Schrift wordt gegeven door inspiratie van God”. Het kan worden weergegeven door: “iedere Schrift is door God ingegeven” (2 Timotheüs 3:16). De Schriften zijn daarom een openbaring van God; en haar kracht of gezag op ons hart en geweten vloeit uit dat feit voort. Wanneer de Schriften Gods Woord niet zijn, heeft het niet meer waarde voor ons dan de geschriften van goede mensen; maar het is Zijn Woord, vandaar dat het tot ons komt met autoriteit, liefde, wijsheid en heiligheid van God. Hoewel de bladzijden duizenden jaren beslaan, ons mee terug nemen voor de tijd er was, en onze gedachten naar de eeuwige toestand voert, en sommige van haar boeken meer dan drieduizend jaar geleden geschreven zijn, lijkt het op geen ander boek, want het is altijd nieuw. Neem een samenstelling van een gewone jaargang, geschreven twee of drie eeuwen geleden, of zelfs ga terug naar een van de kerkvaders, en je zult ondervinden dat je nauwelijks geduld hebt om enige bladzijden te lezen; maar de Schriften zijn, zoals we al gezegd hebben, hoewel oud, altijd nieuw . Het brengt een frisheid en kracht in het hart en geweten, als geen ander boek doet; en alle veranderingen in de wereld en in het mensdom schijnt het niet aan te kunnen tasten. Het waarschuwt ons tegen “mensen” en hun “filosofie”, het ritualisme en zijn indrukwekkende verordeningen, en tegen het onderwerpen aan “traditie” in plaats van onder het gezag van Christus. Terwijl het het hart en geweten aanspreekt, geeft het altijd een geluid van onderwijs en zegen voor hen die geloven en de woorden ontvangen uit de mond van God. Degenen die niet geloven, kunnen het niet begrijpen, want “door het geloof verstaan wij”. Zulk louter weten is gelukzaligheid. “De verborgenheid des HEEREN is voor hen, die Hem vrezen” (Psalm 25:14), en wij hebben “blijdschap en vrede in het geloof”. Voor de rationalist is de Schrift onverklaarbaar, voor de ritualist is het verwarrend, voor het ongeloof wemelt het van de fouten, voor de literaire man zijn er onnauwkeurigheden en tegenstrijdigheden. Zulk kennen, hoewel gering, weet dat God zei dat “de natuurlijke mens niet aanneemt wat van de Geest van God is, want het is hem dwaasheid, en hij kan het niet begrijpen omdat het geestelijk beoordeeld wordt” (1 Korinthe 2:14).

De Bijbel is het enige boek dat ons getrouw vertelt wat wij zijn – ook de gedachten en bedoelingen van het hart onderscheidt. Dit laat zien dat hetGoddelijk moet zijn, want alleen God onderzoekt het hart . Het openbaart ook op waarachtige wijze God, zo dat wanneer het Woord wordt ontvangen, het onze zielen in bewustzijn brengt dat God met ons te doen heeft. Dit toont ons zijn Goddelijkheid, want “de wereld is niet door wijsheid tot kennis van God gekomen” (1 Korinthe 1:21). De verschillende aspecten waarmee de Zoon, die van de Vader kwam om zondaars te redden, ons wordt getoond: Zijn persoonlijke heerlijkheid en morele volmaaktheid, Zijn volbrachte werk, Zijn wandel en woorden, Zijn weg, Zijn leven, Zijn dood, Zijn opstanding, Zijn hemelvaart, Zijn verheerlijking, Zijn tegenwoordige ambt en Zijn toekomstige oordelen en regering, geven het ook een Goddelijk karakter. Ook zijn eenheid draagt in zich het stempel van Goddelijkheid, zoals het nergens anders kan.De wijze waarop de verschillende delen zijn gerangschikt ten opzichte van elkaar; typen van het Oude Testament hebben hun anti-types in het Nieuwe; een menigte profetische uitspraken in het verleden hebben hun vervulling in de laatste tijd, en een behoorlijke hoeveelheid aantal aanhalingen in het Nieuwe uit het Oude Testament om de soliditeit van de leringen aan te tonen, gecombineerd om het een Goddelijk karakter te geven dat onbetwistbaar is. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een geïnspireerd schrijver “het Woord” ons moest aanbevelen wanneer het in zijn werking Goddelijke kenmerken bezat. “Want het Woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt door tot verdeling van ziel en geest, zowel van gewrichten als van merg, en oordeelt de gedachten en overleggingen van het hart” (Hebreeën 4:12).

Iemand die beleed een Christen te zijn, zei eens: “Er zijn veel meningen over de Schriften”, aan wie wij antwoordden: “Hoe kan dat zo zijn, wanneer zij voor ons de uitspraken van God zijn? Want voorwaar, dan hebben wij alleen naar Zijn stem te luisteren, en Zijn wil zoeken te doen”. Hoe gering dacht deze man dat Hij was, in de ijdelheid van zijn verstand zich inbeeldend dat hij bevoegd was, als een gevallen schepsel in Adam, de dingen van God te beoordelen, en dus het standpunt innam van de rationalisten en ongelovigen, in plaats van te buigen voor de Bijbel als het Woord van God en haar toe te staan hem te beoordelen. Helaas! Zodanig is de trots van de mens in deze laatste dagen dat velen de voorkeur geven aan huneigen mening over de Bijbel, en, als vanouds, het Woord van God krachteloos maken zodat zij hun eigen traditie kunnen vasthouden. Vandaar dan ook dat het woord ernstig in vervulling gaat in de menselijke afwijzing van de heilige Schrift dat “boze mensen en bedriegers zullen voortgaan van kwaad tot erger, terwijl zij misleiden en misleid worden” (2 Timotheüs 3:13).

Wanneer wij niet de “woorden van God” hebben, hebben wij geen basis voor het geloof en zullen daardoor heen en weer geslingerd worden door onherstelbare onzekerheid; maar hebben wij de gave van gemeenschap met God dan hebben wij op haar gezag de door God gegeven zekerheid ten opzichte van onze eeuwige behoudenis. Door haar hebben we tegenwoordige zekerheid, gefundeerd op het verlossingswerk van onze Heer Jezus Christus, dat:

  • onze zonden zijn vergeven;
  • wij eeuwig leven hebben;
  • wij kinderen van God zijn en wij niet in het oordeel zullen komen.

(zie Handelingen 10:43; Johannes 3:36; Galaten 3:26).

Wanneer hen wordt gevraagd waarom zij geloven in onze Heer Jezus Christus en waarom zij zulk een zekerheid bezitten met betrekking tot hun tegenwoordig en eeuwige zegeningen, dan zal hun antwoord zijn: “omdat God in Zijn Woord het zo zegt, en geloof heeft geen ander gezag nodig om te geloven, en geen andere rust voor het hart en geweten”.

De dagen zijn inderdaad boos en gevaarlijk. Er waren tijden vergelijkbaar met toen er heidense afgodendienaars waren, die voornamelijk spotten en erover mokten dat de Schriften Gods eigen openbaring van Zijn gedachten waren; en later behandelden duidelijk ongelovigen in het Christendom het onderwerp met verachting en spot; maar in onze dagen zijn het diegenen die beweren dienaren van Christus te zijn, en leiders van de kudde van God, die heel druk bezig zijn in het ondermijnen van de eeuwige waarheid van de Heilige Schriften en haar Goddelijke autoriteit. Over het algemeen wordt dit ook zelden door een persoon aangevallen, maar door verschillende personen op verschillende plaatsen, zodat het misschien, door satans list, minder duidelijk kan zijn. Op dit ogenblik is er nauwelijks een vitale en fundamentele leer van de Bijbel die niet wordt aangevallen of vervalst binnen de lengte en breedte van het Christendom.

Wat tegenwoordig vooral vele harten heeft beroerd is het bewustzijn van de verbijsterende toestand van zielen in het verontachtzamen van de Schriften, en de sceptische gedachten die algemeen gangbaar zijn onder professors in het Christendom ten aanzien van haar Goddelijke autoriteit. Niet dat wij ons verbeelden dat wij de kracht hebben leiding te geven om iedereen anders in te laten zien en anders op te treden, want ons wordt gezegd dat “niemand de dingen van God kent, dan de Geest van God” (1 Korinthe 2:11). Het gebed van velen echter is geweest dat God nog wil werken door Zijn Woord, en zegent en zielen helpt in overeenstemming met Zijn eigen gedachten, en tot Zijn eigen eer.

Toward the mark: H. H. Snell

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW