20 jaar geleden

Christelijk fundamentalisme

“Gods gebouw zijt gij. Naar de genade van God, die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fundament gelegd … Want niemand kan een ander fundament leggen, dan wat er ligt, dat is Jezus Christus” (1 Korinthe 3:9-11).

Als ik de genoemde teksten lees, dan zijn wij als Christenen in zekere zin ook “fundamentalisten”. En daar kunnen wij niet blij en dankbaar genoeg voor zijn omdat Jezus Christus Zelf het is die ons fundament is. Herkent u zich ook zo als “fundamentalist”?

Misschien bent u verbaasd een bijdrage onder deze titel te vinden. Hoort of leest men van fundamentalisme dan brengt men dit woord meestal in verbinding met de houding van religieuze fanatici in de landen van de Islam. Onder Islamitisch fundamentalisme verstaat men de toenemende bezinning in de laatste jaren op de oorspronkelijke Islamitische tradities en waarden. Ook in het Jodendom waren en zijn er fundamentalistische tendenzen, dat wil zeggen nieuwe interesse in de religieuze bronnen en tradities van het verleden.

Wat is nu Christelijk fundamentalisme?

Aanwijsbaar dook dit begrip voor het eerst op in protestantse literatuur in de USA (“Fundamentalisme”) in het begin van de vorige eeuw. Zij beschrijft een Bijbelgetrouwe richting die zich tegen de Bijbelkritiek en moderne natuurwetenschap keert. Wezenlijke Christelijke leringen golden daarbij als fundamenteel: de woordelijke en dwaalloze inspiratie van de Bijbel, de Godheid van Jezus Christus, de maagdelijke geboorte, de plaatsvervangende verlossing van Jezus Christus, Zijn lichamelijke opstanding en Zijn zichtbare wederkomst (“Fundamentalisten”).

In vele gemeenten en groepen zijn er vertegenwoordigers van deze fundamentalistische opvattingen.1 Ook Pinksterachtige-charismatische bewegingen worden het etiket “fundamen-talisme” opgeplakt. Onder deze begripscategorie vallen ook Christelijke groepen die zowel deze benaming als ook iedere andere naam bewust afwijzen maar die vanwege hun instelling ten opzichte van de bijbel door buitenstaanders evenwel als fundamentalisten ingedeeld worden.

In onze tijd is Christelijk fundamentalisme een tegenstroming van een historisch-kritisch georiënteerde theologie die vele Bijbelse teksten en de door haar behelsde waarheden eenvoudig afwijst. Over het algemeen verstaat men tegenwoordig onder fundamentalisme een geesteshouding die naar de fundamenten vraagt en naar de ideologische oorsprongen terugkeren en daaraan standvastig vasthouden wil. Compromisloos vasthouden aan principes – onverschillig of zij religieus of politiek van aard zijn – wordt over het algemeen daarom als kenmerk van het fundamentalisme aangezien. Deze houding wordt in de openbaarheid bijna uitsluitend negatief beoordeeld. Fundamentalisten gelden globaal als intolerant, niet in staat tot een dialoog en naïef, om slechts enkele discriminerende waarderingen te noemen.

Evenwel zijn de bovengenoemde en als fundamenteel aangeduide leringen van de Bijbel voor waar Christendom onontbeerlijk. Alle werkelijk gelovige Christenen voelen zich aan deze leringen verbonden. Voor geen goud willen zij dit opgeven. Ook in hun persoonlijke levensloop wensen zij de Bijbelse principes te achten en te verwerkelijken. Dat op dit persoonlijk terrein heel wat aanleiding tot rechtvaardige kritiek door buitenstaanders voorhanden is, moet men zeker toegeven. Wanneer Christenen in de navolging van de Heer het verwijt van fundamentalisch gedrag gemaakt wordt omdat zij aan de Bijbelse principes willen vasthouden, kunnen zij zich tenslotte net zo weinig daartegen met succes verweren, als wanneer men hen – zoals bij gelovige Christenen al zo vaak gebeurd is – sectarisch, enghartig, ouderwets of op soortgelijke wijze noemen zou. Zeker zullen zij kritiek op hun Bijbels gedrag – met in achtneming van 1 Petrus 3:15b-16 – proberen op te helderen en met iets beter onderwijs komen.

Anderzijds is er als fundamentalistisch beoordeelde groepen (vergelijk met boven) tegenover hen ook Bijbelgetrouwe gelovige terughoudendheid of – onder omstandigheden – zelfs afwijzing te beoefenen. Dat de publiciteit tegenover zulke organisaties sceptisch en wantrouwend is, is volkomen begrijpelijk, terwijl hun afstandelijkheid en afwijzing waarmee zij Christenen tegemoet treden, die niets anders willen dan in nuchterheid vasthouden aan het Woord van God en het toepassen, ten diepste onbegrijpelijk blijft. Vanwege hun gehoorzaamheid aan de Heer zullen gelovige Christenen het zich, wanneer zij Bijbelgetrouw willen blijven, mogelijkerwijs moeten laten welgevallen als fundamentalist2 te worden gebrandmerkt en nadelen in de staat en maatschappij op de koop toe nemen. In het bijzonder wanneer Christelijke ouders hun kinderen voor de Heer en bewust volgens de grondbeginselen van het Woord van God opvoeden willen, is het denkbaar dat conflicten ontstaan. Onze grondwet garandeert zelfs de vrijheid van het geloof, ook de ongestoorde religiebeoefening is gewaarborgd (artikel 4 van de Duitse grondwet)3. Dat recht op vrije godsdienst-uitoefening geldt echter niet onbeperkt. Handelingen die de rechten van anderen benadelen, worden niet meer door de grondwet op geloofsvrijheid beschermd. Juist in dit verband spreekt men ervan, dat het niet zou moeten kunnen, dat opvoedingsconcepten en een daarmee overeenkomende opvoedingspraktijk zich aan een waardebepaling met een beroep op godsdienstvrijheid zouden kunnen onttrekken.

Naar ’t schijnt gaat de afkeer van de publiciteit van de als fundamentalistisch geldende Christelijke gemeenschappen tot nu toe niet zover om zulke groepen door overheidsorganen te laten observeren of in haar activiteiten te beperken. De bescherming van de grondwet kan alleen dan organisaties observeren, wanneer er voldoende aanknopingspunten zijn dat het daarbij gaat om een door politiek bepaald streven. Van bijzonder belang voor de publiciteit zijn jeugd- en psychologische sekten.

De Duitse Bondsdag heeft een onderzoekscommissie “Sogenannte Sekten und Psychogruppen” aangesteld. In de “Bundesdrucksache 13/4132” van 15.03.1996, waarin de schrijver inzage had, is een groot aantal organisaties aangevoerd die in Duitsland als jeugd- en psychologische sekten worden aangezien. Christelijke groeperingen zijn in deze lijst niet opgenomen maar uitdrukkelijk “als traditionele bijzondere gemeenschappen en sektarische afscheidingen van kerken” opgenomen (bladz. 9 van Bundestags-Drucksache).

Samenvattend is dus vast te houden dat wij als Christenen het zouden moeten verdragen wanneer de wereld, die Christus niet kent, ons derhalve als fundamentalistisch aanmerkt omdat wij de uitspraken van het Woord van God geloven en daaraan gehoorzamen. Deze wereld heeft altijd gemeend gelovige Christenen namen op te moeten leggen, die zij tegenover anderen op de een of andere manier afgrenzen of als bekrompen en hardleers menen te moeten bestempelen. Anderzijds beantwoordt het zeker aan het schematische westelijke denken om het gemeenschappelijke in ideologische stromingen onder te brengen en het in een beknopt hanteerbare vorm met een algemeen en passend schijnende benaming te voorzien – zoals hier met “Fundamentalisme”. Navolgers van de Heer Jezus moeten zich in ieder geval in hun vaste wens Zijn Woord te bewaren en Zijn Naam niet te verloochenen nooit van de wijs laten brengen.

NOTEN:
1. In dit verband is het interessant dat het begrip “evangelisch” en “fundamentalistisch” niet automatisch gelijk zijn. Het onderscheid schijnt vooral in het inspiratiebegrip te liggen. Naar fundamentalistische opvatting is de Bijbel foutloos in al haar uitspraken, terwijl sommige vertegenwoordigers uit de reien van de evangelischen de Bijbel alleen met betrekking op haar uitspraken over het heil in Christus als onfeilbaar aanzien.
2. Of men niet aan de woorden van de Heer in Johannes 15:18-21 denken kan?
3. Ook in Nederland is vrijheid van godsdienst in de grondwet opgenomen. In de geschiedenis van ons land is er heel veel om te doen geweest.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW