Bijbelse begrippen – Pascha (3)
Onze Heer Jezus Christus, “het Lam van God “. Behalve het “gedachtenismaal” (avondmaal), dat ons altijd weer aan Zijn dood herinnert, zullen wij ook straks na de opname van de gemeente Hem zien als het Lam “staan als geslacht”. Zoveel plaats neemt het in de gedachten van God in, dat ook na onze opname wij herinnerd zullen worden dat Hij “geslacht” is. Dan zal een loflied door de hemel klinken ter ere van het Lam! Is het niet zeer opmerkelijk (en vreselijk!) dat juist het avondmaal zo weinig plaats vindt, zo weinigen werkelijk aanspreekt en zozeer aangevallen werd en wordt door onjuiste leringen – en helaas ook door verachting van Hem die het instelde en waarmee Hij Zijn onnaspeurlijke liefde in onze harten wilde ingriffen? “Wat zal het zijn als allen (de gelovigen!) eens daarboven, rondom de troon van onze Heiland zijn geschaard en Hem zullen zien staan als het Lam dat geslacht werd?”
5. Het pascha in de regeringstijd van Josia
2 Kronieken 35:1,18-19: Het pascha in verbinding met een getuigenis van de eenheid van het gehele volk bij de laatste grote opwekking.
Josia viert het pascha op de veertiende dag van de eerste maand. De ark wordt (weer) in de tempel, het huis van de HEERE (vers 3), door de Levieten opgesteld die het geheel van het volk, dat voor God staat, voorstellen (vergelijk 2 Kronieken 11:13). Alles wordt “naar het gebod van de koning” en in het bijzonder “gelijk geschreven is in het boek van Mozes” (vers 10 en 12) toebereid. Op het altaar van de HEERE werden brandoffers gebracht, het feest van de ongezuurde broden werd zeven dagen lang gevierd, en het bericht over dit pascha gedurende de laatste grote opwekking en bekering van het volk onder Josia voor de wegvoering naar Babel wordt beëindigd met de woorden: “Daar was ook geen pascha als dat in Israël gehouden, van de dagen van Samuel, den profeet, af; en geen koningen van Israël hadden zulk een pascha gehouden, gelijk dat Josia hield met de priesters en de Levieten, en gans Juda en Israël, dat er gevonden werd, en de inwoners van Jeruzalem” (vers 18).
7. Het laatste pascha van de Heer Jezus met Zijn discipelen
Lukas 22:14-18: Ware vervulling van het pascha.
Tijdens Zijn openlijke dienst is de Heer Jezus driemaal naar het paasfeest te Jeruzalem opgetrokken, zoals God het in Deuteronomium 16 bevolen had. Maar allen de evangeliën berichten ons over dit laatste pascha. De Heer Jezus heeft “vurig begeerd” dit pascha met Zijn discipelen te eten, “voordat Ik lijd”, zo zegt Hij (Lukas 22:15). Hijzelf die het pascha in Egypte voorgeschreven had, zou binnen enkele uren Zichzelf als het “ware” Paaslam “slachten” laten (dat betekent, dat Hij dát zou vervullen, wat Hij bij de instelling van het pascha in waarheid bedoeld had). En aansluitend aan Zijn laatste viering van het pascha, dat daarmee een afscheidsmaal met Zijn discipelen werd – en daarmee rechtstreeks voor Zijn offer op Golgotha -, stelt Hij voor de tijd van Zijn afwezigheid het gedachtenismaal voor de Zijnen in, die nu met Hem in de hemel verbonden zijn en toch gelijktijdig op Hem wachten. Later lezen wij dan: “Want ook ons pascha, Christus, is geslacht. Laten wij daarom feestvieren, niet met oud zuurdeeg, ook niet met zuurdeeg van slechtheid en boosheid, maar met ongezuurde broden van oprechtheid en waarheid” (1 Korinthe 5:7-8).
Zoals bij alle geschilderde paasfeesten wordt ook hier het feest van de ongezuurde broden onmiddellijk daarmee verbonden. Het wordt duidelijk dat het feit van het offer van de Heer Jezus voor ons ook de praktische consequentie van reinheid in wandel vraagt. Zeven dagen lang, een periode die in beeld het gehele leven betekent, zou noch zuurdeeg (een beeld van de zonde) gegeten worden noch welke in de huizen voorhanden zijn.
8. Het pascha in het duizendjarig rijk
Ezechiël 45:21: Herinnering en lof voor God op een gereinigde aarde.
Ook na de opname van de gelovigen van de genadetijd en na de oordelen, die over deze aarde en bijzonder over het Christus-loze naamchristendom komen zullen, zal er een herinnering aan het offer van de Heer Jezus, het Lam van God, zijn: Een door het geloof aan de Messias en Zijn werk op Golgotha verloste volk zal het pascha vieren (Ezechiël 45:21) tot gedachtenis aan dat, wat God gedaan had: “Zij zullen aankomen, en Zijn gerechtigheid verkondigen aan het volk, dat geboren wordt, omdat Hij het gedaan heeft (Psalm 22:32).
En in de hemel zullen de hemelse heiligen de troon van het Lam omgeven en Hem eer geven: “U bent waard … want U bent geslacht en hebt voor God gekocht met Uw bloed uit elk geslacht en taal en volk en natie …” (Openbaring 5:9).
Welke vader van de families uit Israël heeft niet bij het paasfeest-viering niet de kinderlijke stem gehoord: “Wat hebt gij daar voor een dienst?” en heeft geantwoord: Dit is de HEERE een paasoffer, Die voor de huizen van de kinderen Israëls voorbijging in Egypte, toen Hij de Egyptenaren sloeg, en onze huizen bevrijdde (Exodus 12:26-27).
Ook wij mogen steeds weer met diepe innerlijke gevoelens, in liefde en diepe dankbaarheid jegens Hem, die ons lief heeft gehad tot in de dood, van Zijn onvergetelijk liefdewerk spreken.
(Slot)
Rainer Brockhaus, © Folge mir nach
Geplaatst in: Bijbelteksten
© Frisse Wateren, FW