15 jaar geleden

Bijbel Contrastrijk VIII

Hij is Elia – Ik ben het niet

Bijbelverzen moeten in het verband van de tekst onderzocht worden. Ondanks dat struikelt men altijd weer over de op het eerste gezicht verrassende “tegenstelling” tussen afzonderlijke bijbelplaatsen. Deze contrasten nodigen uit tot nadenken – en daartoe moet deze kleine reeks bijdragen. Verder opmerkingen uit de lezerskring zijn welkom …

Johannes de Doper

“Ik ben het niet” (Johannes 1:21)

De Joden verwachtten de bevrijding van het juk van de Romeinen door macht, voorbereid door mannen met gezag, zoals Elia, die eens op de Karmel vuur van de hemel regenen liet en daardoor het volk Israël tot omkeer van de afgodendienst bracht (vergelijk Mattheüs 16:14). In deze verwachting van Elia konden zij – zo meenden zij – zich op Maleáchi 4:5-6 funderen: Daar wijst Maleáchi op een komende Elia, die “alle dingen weeer herstellen zal” (Mattheüs 17:11; Markus 9:11-12). Toen Johannes de Doper met zijn consequente boeteprediking optrad, werd hij gevraagd wie hij dan eigenlijk was. De Christus? Neen. Dan toch wel Elia? Het antwoord van Johannes luidt: “Ik ben het niet” (Johannes 1:21). Johannes de Doper was de stem “van een roepende”, en niet meer. Hij moest het volk op de komst van hun Messias in nederigheid voorbereiden. In Openbaring 11:5 wordt overigens één van de beide getuigen, die in de grote verdrukking optreden, met de kenmerken van de historische Elia beschreven. De komst van deze “Elia van de toekomst”, die in Maleáchi 3 wordt geprofeteerd, stond ten tijde van Johannes de Doper en staat ook vandaag nog te verwachten – evenals de komst van Christus in heerlijkheid.

“Hij is Elia” (Mattheüs 11:14)

Aan de vader van Johannes de Doper werd over zijn zoon geprofeteerd: “En hij zal voor Hem uitgaan in [de] geest en [de] kracht van Elia, om [de] harten van [de] vaders te doen terugkeren tot [de] kinderen” (Lukas 1:17). Om deze geest en kracht van Johannes te herkennen, was toch geloof nodig: “En als u het wilt aannemen, hij is Elia die zou komen” (Mattheüs 11:14). Voor de gelovige tijdgenoten werd een parallel tussen Gods werken bij Johannes en Elia duidelijk. In deze zin spreekt de Heer Jezus er daarom ook van: “dat Elia al gekomen is” (Mattheüs 17:12; Markus 9:13). Maar de massa “heeft hem niet erkend, maar aan hem gedaan alles wat zij maar wilden” (Mattheüs 17:12); een ootmoedige, lijdende Elia konden zij zich net zo min voorstellen als een lijdende Messias. Als persoon was Johannes de Doper de aankondiger van de komende Verlosser en niet de aangekondigde Elia zelf. De geest en de kracht, waarin Johannes optrad, waren identiek met die van de historische en de komende Elia, en zo was hij voor het geloof tegelijk een voorafbeelding van Elia “die komen zou” (Mattheüs 11:14).

Martin Schäfer, © Folge mir nach

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW