“Daarom stellen wij er ook een eer in, hetzij inwonend, hetzij uitwonend, Hem welbehaaglijk te zijn” (2 Kor. 5:9);
“Als u Mij liefhebt, bewaart* Mijn geboden” (Joh. 14:15).
* Velen lezen: ‘Zult u bewaren’
De praktische gevolgen
Het is een vreemde vermetelheid van ontrouw, een veronderstelling, dat men durft te zeggen dat de mens des te heiliger zou zijn, hoe meer het hem aan geloof in God ontbreekt, en dat de angst om aan het einde niet behouden te worden een gezond tegenwicht tegen boze lusten zou zijn, of dat de zekerheid van het heil tot een los gedrag voert. Zelfs als we eens aan hun valse bewering ruimte zouden geven, dat een rein leven en wantrouwen ten opzichte van het Woord van God bij elkaar horen, zouden we met een rein leven te maken hebben, dat gedreven zou zijn door motieven die God niet behagen. Want uit zulk zaad van slaafse vrees voor God kunnen onmogelijk vruchten voortkomen, die voor Zijn liefde aanvaardbaar zouden zijn.
Door God bewerkt vertrouwen is de grondslag van een heilige wandel voor God; dit vertrouwen wordt door de kennis van God bewerkt, en de kennis van God leidt het hart naar Hem toe, Die ons eerst heeft liefgehad. Dit vertrouwen is het, dat de apostel de woorden ontlokte: “Daarom stellen wij er ook een eer in, hetzij inwonend, hetzij uitwonend, Hem welbehaaglijk te zijn” (2 Kor. 5:9). Wanneer we door de genade eens terugdenken aan de tijd tussen de dagen, toen we nog de toekomende toorn vreesden en het uur toen we vrede ontvingen door het geloof in God, dan kunnen we wel zeggen dat we er vandaag zorgvuldiger acht op geven dan toen, om God te behagen. We kunnen zeggen, dat de verdwijning van onze angsten in ons en de ingang van het geloof in onze zielen door de genade van de Heilige Geest van God tot het volgende hebben geleid:
- tot een standaard van het christelijk leven;
- tot motieven voor een leven voor God;
- tot een verlangen van overgave aan Hem.
Dit kenden we vroeger niet, en het kan eigenlijk ook niet anders zijn. Het geloof werkt door de liefde, en als het geloof niet werkt, dan is het niet echt maar een dood geloof, geen geloof dat van God komt, maar een intellectueel verworven geloof. We hebben van God leven ontvangen, en de Heilige Geest Die in ons woont, drijft dit leven aan – richting Christus, richting God.
De overvloedige genade van Jezus, die Zichzelf voor hen gaf en die hen voor Zichzelf verwierf, had het hart van de apostel en de harten van zijn medegenoten zo gewonnen, dat ze slechts één doel hadden: hun Heer te behagen. Ze keken uit naar de dag van Zijn rechterstoel en legden het erop toe om Zijn stem te horen: “Voortreffelijk, goede en trouwe slaaf” (verg. Matth. 25:21,23; Luk. 19:17). Ze dachten er helemaal niet aan dat Christus hen zou kunnen afwijzen; maar Zijn liefde dreef hun leven aan om zich moeite te getroosten om Hem te behagen.
Sommigen verwachten de dag van Zijn rechterstoel met het idee, dan loon te zullen ontvangen. Het is waar dat niet eenmaal een beker koud water, gegeven in Zijn naam, wordt vergeten, want het hart van Christus vergeet niet de geringste daad, al was het nog zo eenvoudig en al was zij door de geringste van Zijn discipelen uit liefde voor Zijn naam gedaan. En zelfs als het niet tot de dienst gekomen is, waardeert Hij het oprechte verlangen om Hem te dienen en te behagen. De liefde beloont, maar om voor loon of voor liefde te werken zijn twee totaal verschillende dingen. De arbeider in de wijngaard die voor zijn geld had gewerkt, verdiende zijn centen, maar kreeg niet de glimlach van de Meester. Het is het gelukkige voorrecht van de christen te werken voor de liefde. Het zal de vreugde van de Meester zijn, om elke dienst te belonen.
Er zijn voor de dienst geen strikte regels in het Nieuwe Testament, maar er zijn veel vragen en oproepen tot volledige toewijding. Het is een fout wanneer u zich als christen aan levensregels onderwerpt, die het Woord van de Meester niet bekend zijn en, we willen eraan toevoegen, die vaak in strijd zijn met de geest van het Woord van de Meester. We leggen ons ook geen regels op ten gerieve van onze beste genoegens; liefde drijft ons ertoe aan. Onze Heer zegt: “Als u Mij liefhebt, bewaart Mijn geboden” (Joh. 14:15). De geest van liefde regeert de gehele wandel en het hele leven van een persoon op een manier, zoals een wettische geest, die in zoveel tijd en in zoveel dienst louter om plichtsvervulling vraagt, nooit zou kunnen doen.
In het geheimenis van de genade gaf de God van de liefde Zijn Zoon, en Zijn Zoon gaf Zichzelf voor ons. Hoe gelukkig is degene, wiens hart met het oog op deze onuitsprekelijke goedheid voor God slaat, die met God wandelt en uit liefde tot Zijn Heer Zijn geboden houdt; en die voor Zijn rechterstoel, zoals Henoch, dit getuigenis krijgt: “dat hij Gods welgevallen heeft”.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW