“Want de God die gezegd heeft: ‘Uit duisternis zal licht schijnen’, Die heeft geschenen in onze harten tot [de] lichtglans van de kennis van de heerlijkheid van God in [het] aangezicht van <Jezus> Christus” (2 Kor. 4:6).
Wij hebben goede moed, wanneer onze harten met Gods ogen zien
God heeft het licht doen schijnen in onze harten. Eens waren deze harten een morele chaos, eens waren ze duister en dood; geen licht en geen liefde was daarin en vijandschap tegen God wandelde door de duisternis; het wemelde er van zondige en kwade hartstochten, de excessen van morele verdorvenheid. Eens verkeerden we allemaal “in de begeerten van ons vlees, toen wij de wil deden van het vlees en van de gedachten; en wij waren van nature kinderen van [de] toorn” (Ef. 2:3). Maar God scheen erin; God zei: “Laat er licht zijn, en er was licht” (Gen. 1:3). Er was een nieuwe schepping, en het was er helemaal door God. De Schepper bracht in zijn soevereine genade iets in deze harten, wat er van nature niet was; door Zijn eigen licht, toonde Hij wat zonde is, wat het eigen ik is, en door Zijn liefde bewees Hij de voortreffelijkheid van Zijn licht. Ja, alle gelovigen kunnen zeggen: “God heeft het licht doen schijnen in onze harten”.
De kracht van de Geest van God heeft ons bewust gemaakt van onze zonden, onze zondige natuur, en dat door niets minder dan de glans die van de persoon van de Zoon van God uitgaat, die in de hemel troont. Sterker nog, het hart van God en Zijn heerlijkheid zijn ons in de persoon van Zijn Zoon geopenbaard. Daarna konden onze harten zich in het licht van het leven verheugen. God kent deze harten; geen polsslag van ons innerlijk is verborgen voor Zijn ogen; Hij alleen weet hoe dicht de duisternis was, die ons eens vervulde, en hoe dom we waren om te proberen om die duisternis uit ons hart te verdrijven. Want in de vergeefse pogingen om onze natuur te veranderen, leken wij op de ‘Schildbürgern’, die probeerden de duisternis uit een huis zonder ramen met zakken weg te dragen. Maar het overweldigende bewijs dat God vóór ons is, ligt daarin dat Hij in ons geschenen heeft. En de duisternis moest plaats maken voor Zijn licht.
Waar blijft dan nog ruimte voor twijfel, om niet te zeggen wanhoop, waar God Zelf toch deze zaak bewerkt heeft? Het wonder is Zijn genade en liefde. “Daarom hebben wij altijd goede moed”.
Wij hebben altijd goede moed als we naar de hemel zien
Vanuit het donkerste punt op aarde richtten deze mannen toen hun blik naar de helderste plaats in de hemel. Vanuit hun eigen hart zagen zij op Christus op de troon in de heerlijkheid. Het oog van het geloof volgde de zonnestraal die oplicht in het donkere hart, tot aan zijn heerlijke bron. “Het licht is aangenaam, en het doet de ogen goed de zon te zien” (Pred. 11:7). “Maar wij zien Jezus, die een weinig minder dan [de] engelen gemaakt was vanwege het lijden van de dood met heerlijkheid en eer gekroond” (Hebr. 2:9). Ja, zien we een gekruisigde op de troon in de heerlijkheid en jubelen, want het licht, dat onze zondigheid openbaar maakt, schijnt van het aangezicht van Hem, die onze schuld gedragen heeft.
De lidtekenen van Jezus in de heerlijkheid verkondigen het goede nieuws dat onze schuld betaald, ons oordeel gedragen, onze oude mens gekruisigd is. Als Hoofd van de nieuwe schepping en de Eerstgeborene uit de doden, leeft Hij in de heerlijkheid, de Heiland van allen die hun vertrouwen op Hem gesteld hebben, het bewijs van hun zekerheid, de Overste van hun volkomen behoudenis. En omdat Hij, die stierf in onze plaats aan het kruis, nu in de heerlijkheid leeft en omdat God ons de boven Verheerlijkte geopenbaard heeft en ons onze tegenwoordige zekerheid heeft in Hem getoond heeft en dat het resultaat van ons geloof, het einde van onze verwachtingen zijn zal, Christus gelijk te zijn, daarom hebben wij, wanneer we naar de hemel zien, “altijd goede moed”.
Wij hebben goede moed in het licht van Gods gerechtigheid
De goddeloze zou een evangelie zonder gerechtigheid met vreugde verwelkomen. Eeuwen geleden sprak de dwaas in zijn hart: “Er is geen God” (Ps. 14:1). Want de vrees voor God maakt de zondaar onrustig en geeft hem lastige uren, totdat zijn geweten is als met een heet hangijzer verhard en door onverschilligheid dik geworden is, afgestompt met het oog op de angst voor het komende oordeel. Maar de gerechtigheid van God is juist het fundament van het evangelie van God. God heeft Zijn paleizen van de liefde op de rotsen van Zijn gerechtigheid gebouwd. En de gelovige betreedt hun hoven in de vrijmoedigheid van de zekerheid dat zijn zonden in overeenstemming met de gerechtigheid van God weggedaan zijn en dat het kruis van Christus, waarvoor deze zonden de aanleiding waren, aan de eisen van de gerechtigheid van God heeft voldaan.
De gerechtigheid van God, die ooit tegen ons was, is nu voor ons. Het eist de zegeningen op die Christus voor de Zijnen verworven heeft, voor iedereen die in Christus is. De rechtvaardigheid van God heeft Christus opgewekt uit de doden en Hem heerlijkheid gegeven, dat “zoals Hij is, ook wij zijn in deze wereld” (1 Joh. 4:17). Zo is onze aanname bij God. “Daarom hebben wij altijd goede moed”.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW