5 jaar geleden

Als de nood het hoogst is, is de redding nabij

Mattheüs 14 vers 24-34

Golven van problemen storten zich over ons heen. Ze tillen ons op en geven een duidelijk zicht op de gruwelijke branding, om ons het volgende moment in de diepte te trekken en zich als een muur voor ons opstapelen. Vreselijk!

Maar wat gebeurt er dan? Een stem overstemt het geraas van de storm: “Hebt goede moed”. Van wie is deze stem? “Ik ben het!”, klinkt het nu met kracht: “weest niet bang!” Het is de stem van de grote Herder die jou en jouw noden kent. Hij is gekomen om je te troosten in jouw moeilijkheden en om jouw te laten zien, dat degenen die God liefhebben alle dingen meewerken ten goede. Ja, alle!

Maar waarom verandert Hij mijn situatie dan niet, als Hij toch alle macht heeft in de hemel en op aarde? Hij moet toch weten, dat mijn situatie ondraaglijk is!

Waarom zou Hij jouw situatie veranderen, waar Hij jouw juist in die positie gebracht heeft? Wil Hij bij jou niet geduld en volharding aanmoedigen? In goede dagen behaalde Hij daarmee niet het gewenste resultaat. Daarom probeert Hij het met verschillende omstandigheden. Wat Hij doet is niet verkeerd, maar gewenst. En wat Hij wil, is goed voor jou: het moet dienen tot tuchtiging. Tuchtiging in bijbelse zin betekent niet straf, maar opvoeding. “… want welke zoon is er die een vader niet tuchtigt?” (Hebr. 12:7).

Denk aan Petrus! Toen hij midden in de storm op de Zee van Galiléa de stem van zijn Heiland hoorde, was hij onmiddellijk bereid om deze te volgen: “Heer, als U het bent, beveel mij naar U toe te komen over de wateren.” Hij twijfelde er geen moment aan, dat het mogelijk was. De Heer testte het geloof van Zijn discipel en riep hem toe: “Kom!” Petrus klom zonder te aarzelen “uit het schip en liep over de wateren en kwam naar Jezus toe”.

Zolang hij naar de Meester keek, ging alles goed. Alleen “toen hij echter de <sterke> wind zag, werd hij bang.” De gevolgen konden niet uitblijven. “… en hij begon te zinken en riep de woorden: Heer, behoud mij!” Dit extreem korte gebed werd onmiddellijk beantwoord: “En terstond strekte Jezus Zijn hand uit, greep hem …”, maar niet zonder op Zijn reddingsactie de hartzoekende vraag te laten volgen: “Kleingelovige, waarom heb je getwijfeld?” Dus ja! Simpelweg omdat hij zijn ogen van de Heer afgewend had en tot de wind heen wendde! Hij keek weg van de Schepper om naar de natuurkrachten in de schepping te staren. Dat werd zijn ondergang!

“En toen zij in het schip waren geklommen, ging de wind liggen.” De discipelen mochten nu de rust na de storm ervaren. En ook bij hen bleef dit niet zonder diepgaande uitwerking in hun hart: “Zij nu die in het schip waren, huldigden Hem en zeiden: Werkelijk, U bent Gods Zoon!” In deze ogenblikken mochten zij “in de genade en kennis van hun Heer en Heiland groeien” (zie 2 Petr. 3:18).

Zo diende deze nood de Heer daartoe, om Zijn heerlijkheid te openbaren en voor de discipelen om hun Meester te verheerlijken. Deze ervaring is een van die ervaringen, waarvan men achteraf vaak zegt, dat men ze niet zou willen missen.

“En toen zij overgevaren waren, kwamen zij aan land in Gennézareth.” Ze bleven noch op de plaats, noch gingen ze ten onder, maar ze bereikten hun bestemming, ondanks de wind en de golven. Ja, ze bereikten het dankzij Hem, Wiens ogen over de aarde trekken, om Zich sterk te bewijzen aan hen die op Hem vertrouwen (verg. 2 Kron. 16:9).

 

Ulrich Furrer;  © www.haltefest.ch

Jaargang 2000 – bladzijde: 130

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW