11 jaar geleden

Algemene geschiedenis van de Christelijke Kerk (55)

Deel 1: 32-814 n. Christus.

Hoofdstuk 14 vervolg.

DE VERSPREIDING VAN HET CHRISTENDOM OVER EUROPA

DE IONA-ZENDELINGEN

Tegen het einde van der zesde, of het begin van de zevende eeuw begonnen zendelingen voort te komen uit de verblijven van Iona, die het licht van het christendom niet alleen naar de verschillende delen van Schotland, maar ook naar Engeland en het vaste land van Europa droegen. Augustinus en zijn Italiaanse monniken landden in Kent korte tijd voor de beroemde Aiden en zijn monniken uit Iona in Northumberland aankwamen. Zo werd het Saksische gedeelte van Engeland aan zijn twee uiterste einden door dienaren van Christus ingenomen.

Oswald, de toenmalige koning van Northumberland was een christen. Hij was bekeerd, gedoopt en in de gemeenschap van de Schotse kerk opgenomen, toen hij nog een jonge man was en een banneling in dat land. Nadat hij de troon van zijn voorvaderen had teruggekregen, verlangde hij natuurlijk, dat zijn volk tot de kennis van de Heiland gebracht zou worden. Op zijn verzoek zonden de ouderlingen van Iona hem enige zendelingen, aan wier hoofd de vrome Aiden stond. De koning wees hun het eiland Lindisfarne [1] tot hun verblijfplaats aan; en de zendelingen leefden volgens de regel van het klooster. Velen, zowel uit Schotland als Ierland, stroomden naar het nieuwe klooster heen. De koning zelf hielp met ijver aan de uitbreiding van het evangelie, nu eens als tolk, daar hij in zijn ballingschap het Keltisch had aangeleerd, dan weer zelf predikende. Bede [2], hoezeer streng gehecht aan het Romanisme, geeft van harte getuigenis van de voortreffelijkheden van deze noordse geestelijken: “Hun ijver en welwillendheid; ootmoed en eenvoud; hun ernstig onderzoek van de Schriften; hun vrijzijn van zelfzucht en gierigheid; hun eerlijke stoutmoedigheid tegenover de aanzienlijken en hun zachtheid en liefde jegens de geringe; hun nauwgezet en zelfverloochenend leven”.

Zowel de arbeid van Augustinus als die van Aiden schijnt bekroond te zijn geworden door vele bekeerlingen. De Italiaanse monniken breidden hun onderwijs en hun invloed uit over het zuiden en zuidwesten van het rijk; terwijl de Schotse monniken het licht van een zuiverder en eenvoudiger evangelie lieten schijnen over de provincie van het noorden, oosten en middengedeelte. Op een en dezelfde tijd waren de bisschopszetels van York, Durham, Lichfield en Londen bezet door Schotten. Aldus ontmoetten Iona en Rome elkander op Engelse grond; een botsing kon niet uitblijven; de vraag was: wie meester zou blijven? Augustinus, die door de paus tot eerste bisschop van Engeland was gewijd, eiste van de Keltische monniken de Roomse tucht over te nemen. Zij weigerden dit beslist, en verdedigden met grote standvastigheid hun eigen tucht en de regels van Iona. Er ontstond een hevige strijd. Rome kon voor geen mededinger bukken; het was besloten Engeland in zijn vuist te houden.

Na de dood van de godvruchtige en edelmoedige Oswald, beklom zijn broer Oswy de troon, die eveneens gedurende zijn gevangenschap in Schotland tot het Christendom bekeerd en gedoopt was. Zijn vrouw echter volgde de gebruiken van Rome, en de kinderen volgden de moeder na. Thans deed zich een sterke invloed tegen de Schotse monniken gelden; en vermoeid door de onophoudelijke beschimpingen en de gewetenloze handelingen van de geestelijke en wereldlijke handlangers van de kerkvorsten, besloten de onverzettelijke ouderlingen Engeland te verlaten en naar Iona terug te keren. Verreweg het grootste en belangrijkste deel van het land was door hun arbeid voor het christendom gewonnen; maar de zegepraal van Rome op de samenkomst te Whitby, in het jaar 664, ten gevolge van de list van de priester Wilfred, ontmoedigde hen zozeer, dat zij het arbeidsveld, nagenoeg dertig jaar door hen bezet, rustig aan hun tegenstanders overlieten. “Hoe heilig uw Columba ook moge geweest zijn”, zei de behendige Wilfred, “wilt u hem de voorkeur schenken boven de prins van de apostelen, tot wie Christus zei: U bent Petrus, en ik zal u geven de sleutels van het koninkrijk der hemelen?” Koning Oswy was tegenwoordig, en beloofde gehoorzaamheid aan de Stoel van Petrus. “Anders” zo sprak hij, “indien ik aan de hemelpoort verschijn, mocht er misschien niemand zijn om ze mij open te doen”. Het volk deed net als zijn vorst, en binnen korte tijd was Engeland dienstbaar aan Rome. Door aan Petrus toe te kennen, wat uitsluitend aan de Heer toekomt, wist het pausdom de overhand te verkrijgen in die tijden van duisterheid en bijgeloof. “Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, Die de sleutel van David heeft, Die opent en niemand sluit, en Hij sluit en niemand opent” (Openb. 3:7). Maar noch redenering, noch het schrik aanjagen, noch bespotting werkten iets uit op de monniken uit het noorden. Zij weigerden te erkennen, dat zij enige onderdanigheid verschuldigd waren aan de bisschop van Rome. Schotland was nog vrij. De vraag bij de Romanisten was thans: hoe zullen wij het ten onder brengen? Van oudsher gewoon begonnen de priesters bij de vorsten. Zie hier op welke wijze.

DE PRIESTERTONSUUR

Onder de vele twistappels tussen de Keltische en de Italiaanse monniken verwekten de tijd van de paasfeestviering en de vorm van de tonsuur [3] de hevigste strijd die werd aangeblazen door de felste hartstocht, en ten slotte eindigde met de val van de Schotse kerk en de triomf van de priesters van Rome. Omdat wij over de paaskwestie reeds spraken bij gelegenheid van de kerkvergadering van Nicéa, willen wij ons thans bepalen tot de twist omtrent de tonsuur.

Voor protestantse lezers, die misschien nooit een roomse priester blootshoofds gezien hebben, moet het vreemd klinken, dat het scheren van zijn kruin van meer belang werd gerekend bij zijn orde dan zijn kunde of vroomheid. Ja, de blote vorm, waarin die kruin geschoren was, werd van zulk belang beschouwd, dat er iemands rechtzinnigheid aan onderscheiden werd. De Schotse monniken volgden de kerken van het Oosten, zowel in de tijd van de paasfeest-viering als in de vorm van de tonsuur. Zij schoren het voorste gedeelte van het hoofd van het ene oor tot het andere in de vorm van een halve maan. De Oostersen beweerden, dat Johannes en Polycarpus daarin hun voorbeeld en hun gezag waren. De Italianen gaven voor zeer geschokt te zijn vanwege dergelijke barbaarsheid, en noemden het de tonsuur van Simon de tovenaar. Rome’s geestelijken gaven aan de tonsuur een geheel ronde vorm. Dit gebeurde door een kleine ronde plek op de kruin van het hoofd kaal te maken, en het kale deel te vergroten naar mate de geestelijke in rang opklom. Het was omstreeks de vijfde of zesde eeuw, dat de tonsuur als een noodzakelijk vereiste voor de priesterlijke waardigheid werd vastgesteld.

Augustinus en zijn opvolgers op de bisschopszetel van Canterbury, zich houdende aan de schriften van de oudste en meest eerwaardige kerkvaders, hielden vol dat de tonsuur eerst werd ingevoerd door Petrus, als een herinnering aan de doornenkroon, die op het hoofd van de Heiland werd gedrukt; en dat hetgeen door de goddeloosheid van de Joden was uitgedacht om Christus te beschimpen en te pijnigen, door zijn apostelen behoort gedragen te worden als hun sieraad en eer. Gedurende meer dan een eeuw woedde de strijd over den vorm van de tonsuur met grote hevigheid. Het ging zo ver, dat iemand voor rechtzinnig of ketters gehouden werd, naarmate de kruin of het voorste deel van zijn hoofd kaal geschoren was. Rome was vervuld met bitterheid; menselijke middelen schenen onvoldoende om een ellendige hoop oudsten in een verre uithoek van het eiland tot rede te brengen. Zij weigerden voor Rome te bukken. Wat was er te doen? Zoals altijd, waar Rome buiten staat bleek zijn wil door te zetten door middel van de priester, nam het de hulp te baat van gunstelingen aan het hof, edelen en vorsten. Men maakte Naitam, koning der Picten, duidelijk dat hij, door zich aan de paus te onderwerpen, gelijk zou wezen aan Clovis en Clotarius. Gestreeld door het uitzicht op zo’n grote eer, beval hij aan al de geestelijken van zijn koninkrijk de tonsuur van Petrus aan te nemen. Daarop zond hij zonder tijdverlies handlangers en bevelschriften naar elke provincie, om overal de uitvoering te bevorderen. Enkelen waren weigerachtig. De mannen van Iona hielden enige tijd stand; maar de bevelen van de koning, het voorbeeld van de geestelijken, en de zwakheid van enkelen uit hun midden voerden ten slotte tot de nederlaag van Iona en geheel Schotland. Omtrent het begin van de achtste eeuw was, door de tonsuur van de Latijnen, de onderwerping aan Rome, die tot op de Hervorming heeft stand gehouden, een besliste zaak.

WIE WAREN DE CULDIES?

De Culdies, zoals hun naam aanduidt, waren een soort van kluizenaars, die op afgelegen plaatsen woonden. De gehele christelijke gemeenschap van Iona werden Culdies genoemd. En dit is waarschijnlijk de reden, waarom Columba op deze afgezonderde plek de aandacht vestigde, als geschikt voor zijn klooster. Hoezeer uitwendig vrij van de verdorvenheid van de grote kloosters op het vasteland, was de levenswijze en regel van Columba strikt kloosterachtig. En uit verspreide berichten is tamelijk zeker op te maken, dat zij roemden in hun wonderwerken, eer bewezen aan overblijfsels van heiligen, boetedoeningen verrichtten, elke woensdag en vrijdag vastten, een soort van oorbiecht, absolutie en zielmissen hadden; maar het is buiten twijfel, dat zij zich nooit onderwierpen aan de pauselijke bullen met betrekking tot de ongehuwde staat van de priesters. Vele Culdies waren gehuwd. St. Patrik was de zoon van een diaken en de kleinzoon van een priester.

Doch al waren deze goede en vrome mannen in zoverre besmet door het toen heersende bijgeloof, zo werkten toch hun afgelegen verblijfplaats, hun eenvoudige zeden en hun armoedige landstreek er zeer toe mee, om hen te beveiligen tegen de invloeden van Rome en tegen de heersende ondeugden van rijkere kloosters. Wij moeten ons hun klooster meer voorstellen als een seminarie, waarin opleiding voor het werk van de christelijke bediening gegeven werd. In later tijd werden de monniken dikwijls verjaagd, en soms vermoord door zeerovers. In de twaalfde eeuw kwam Iona in het bezit van roomse monniken. Het zuiver en oorspronkelijk geloof, waardoor Iona zich onderscheidde, was geweken; zijn roem van vroomheid en geleerdheid vergaan; maar de herinnering daarvan bleef bestaan, en thans wordt het met groter bijgelovige eerbied dan ooit aangezien. Reeds veel vroeger was het tot een begraafplaats voor het koninklijk geslacht gemaakt; talrijke bedevaarten werden daarheen gehouden, en koningen en vorsten begiftigden het rijkelijk met tienden en landerijen. De muren, die thans afgebrokkeld zijn, werden toen opgericht; en de reiziger beschouwt deze eerwaardige kerkruïnes, oprijzend uit een naakt moeras en in het midden van den wijde Oceaan, met gevoelens, verwant aan die, waarmee hij de puinhopen van Thebe gadeslaat, zoals zij, half in het woestijnzand bedolven, daar staan. Wij nemen thans voor een poosje afscheid van de Britse eilanden om ons bezig te houden met de verspreiding van het christendom in Duitsland, Nederland, enzovoorts.

Wordt D.V. vervolgd.

NOTEN BEWERKER:

[1] Lindisfarne (Gaelisch: Le’n Dis fearann: Land met God) is een eiland voor de noordoostelijke kust van Engeland, ter hoogte van Berwick-upon-Tweed, en de naam van een klooster op dit eiland. Het wordt ook ‘Holy Island’ (heilig eiland) genoemd wat ook de naam van de civil parish is. Het eiland is verbonden met Northumberland op het Britse hoofdeiland door een dam die echter bij vloed onder water loopt. Het klooster is rond 635 gesticht door de Ierse monnik Aiden van Lindesfarne, die van het eiland Iona kwam. In 793 werd het klooster geplunderd door Vikingen. Lindisfarne is vooral bekend van het Lindisfarne-evangeliarium (het Lindisfarne-evangelie), een bijzonder rijk geïllustreerd handschrift uit de achtste eeuw. Het Lindisfarne evangeliarium bevindt zich nu in de British Library in Londen. (WikipediA)

[2] Beda of Baeda. (WikipediA)

[3] De tonsuur of kruinschering is een gebruik in het christendom dat reeds te vinden is bij vele volken van de oudheid als teken van rouw, slavernij, onderwerping of toewijding aan de goden. Zo gold het bij Egyptische priesters als middel tot lichamelijke reinheid bij rituele praktijken. In de Katholieke Kerk is de tonsuur overgenomen door monniken, later ook bij de wereldgeestelijken. (WikipediA)

Oorspronkelijke titel: Church History
Vertaald uit het Engels door H.J. Lemkes
In boekvorm verkrijgbaar bij:
Stichting “Uit het Woord de Waarheid”, Postbus 260, 7120 AG Aalten
 

 

 

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW