14 jaar geleden

Algemene geschiedenis van de Christelijke Kerk (30)

Hoofdstuk VI

Paulus derde zendingsreis

Deel 1: 32-814 n. Christus

Paulus’ tweede gevangenschap in Rome

De gedachte van velen is, dat de apostel gevangen genomen is te Nicópolis, waar hij voornemens was geweest de winter door te brengen, vanwaar hij werd overgebracht naar Rome. Anderen denken, dat hij te Nicópolis overwinterde en na bovengenoemde plaatsen bezocht te hebben, uit vrije beweging naar Rome terugkeerde, waar hij ten tijde van de vervolging onder keizer Nero in de gevangenis geworpen werd. Wij kunnen niet precies bepalen welke aanklacht als grond voor zijn gevangenzetting, tegen de apostel was ingebracht. Misschien had men tegen hem geen andere beschuldiging dan dat hij een Christen was. De vervolging tegen de Christenen in ‘t algemeen woedde met de uiterste hevigheid. Het was nu niet meer over zekere vragen van de wet, en onder de welwillende en  menselijke prefect Burrus; maar hij werd nu behandeld als een kwaaddoener, een gewoon misdadiger. “Waarin ik verdrukkingen lijd tot de banden toe, als een boosdoener”. Zeer verschillend van de banden van zijn eerste gevangenschap, toen hij zijn verblijf mocht houden in zijn eigen gehuurde woning. Alexander – waarschijnlijk uit Efeze – was blijkbaar betrokken in zijn gevangenneming. Hij was òf een van zijn aanklagers, òf althans een getuige hem ten laste. “Alexander, de kopersmid”, zo schrijft hij aan Timotheüs, “heeft mij veel kwaad berokkend” (2 Tim. 4:14). Tien jaar vroeger stond hij tegenover Paulus als zijn openlijke vijand te Efeze (Hand. 19). Wellicht heeft hij nu zich willen wreken door voor de prefect een aanklacht in te dienen tegen de apostel. Dat het een en dezelfde Alexander uit Efeze was, schijnt bewezen uit de waarschuwing aan Timotheüs (die toen in Efeze was, zie 1 Tim. 1:3): “Wacht ook gij u voor hem” (2 Tim. 4:14-15). Gedurende de eerste en langdurige gevangenschap van de apostel was hij omringd door vele van zijn oudste en meest geliefde metgezellen, die hij “medearbeiders en medegevangenen” noemt. Door middel van deze, zijn boodschappers, onderhield hij, hoezeer zelf aan één plek geketend, een voortdurende gemeenschap met zijn vrienden door het hele rijk, en zelfs met gemeenten uit de heidenen, die nooit zijn aangezicht in het vlees aanschouwd hadden. Maar zijn tweede gevangenschap was van een geheel tegenovergestelde aard. Hij had geen van zijn gewone reisgenoten bij zich. Erastus bleef te Korinthe; Trófimus was te Miléte ziek; Titus was naar Dalmatië gegaan, Crescens naar Galatië, Tychicus was naar naar Efeze gezonden en de lauwe Demas had hem verlaten, “daar hij de tegenwoordige eeuw heeft liefgekregen” (2 Tim. 4:10-12). De apostel was nu nagenoeg geheel alleen. “Alleen Lukas is bij mij”, zo laat hij zich uit. Maar de Heer dacht aan Zijn verlaten en eenzame dienstknecht. Een heldere straal van liefde verlicht de treurige duisterheid van zijn gevangenis. Eén bleef getrouw te midden van de algemene afval, en één schaamde zich voor de ketenen van de apostel niet. Hoe buitengewoon heerlijk en verkwikkend voor het hart van de apostel moet de dienst van Onesíforus in die tijd geweest zijn! Onesíforus en zijn huis – die Paulus samenvoegt – zullen in voortdurende gedachtenis blijven, en de eeuwige vrucht oogsten van zijn moed en zijn toewijding aan de apostel. “Ik was in de gevangenis, en gij hebt mij bezocht” (Matth. 25:31-46). Aangaande de bijzonderheden van Paulus’ rechtzaak hebben wij geen zeker bericht. Het was waarschijnlijk in de lente van het jaar 66 of 67, dat Nero zijn gerechtszetel innam, omgeven door zijn zeer trouwe vrienden en de keizerlijke lijfwacht; terwijl Paulus werd voorgebracht. Wij kunnen ons voorstellen dat de grote ruimte was opgevuld met een gemengde schaar van Joden en heidenen. Nogeens stond de apostel voor de wereld. Hij had opnieuw de gelegenheid om aan alle natiën te verkondigen om welke reden hij een gevangene was. “Opdat al de volken zouden horen”. Keizers en raadsheren, vorsten en edelen, al de groten van de aarde moesten het heerlijk evangelie van de genade van God vernemen. Alles wat de vijand gedaan heeft, wordt een aanleiding tot getuigenis voor de naam Jezus. Zij, die anders ongenaakbaar waren, horen nu het evangelie verkondigen met kracht uit de hoogte. Graag willen wij een poosje bij dit wondervol toneel stilstaan. Nooit te voren was er zulk een getuige en zulk een getuigenis in Nero’s rechtzaal vernomen. De wijsheid van God in het dienstbaar maken van al de pogingen van de vijand aan een dergelijk getuigenis is aanbiddenswaardig; terwijl Zijn liefde en genade door het evangelie heerlijk uitstralen tot alle klassen van de menselijke maatschappij. De apostel zelf mag aanspraak  maken op onze eerbiedige bewondering. Hoewel toentertijd zijn hart gebroken was vanwege de ontrouw van de gemeente, stond hij vast, krachtig in de Heer en in de sterkte van Zijn macht. Door mensen verlaten, stond de Heer bij hem en ondersteunde hem. Hij zag zijn vijanden onvervaard in de ogen, bepleitte zijn eigen zaak en die van het evangelie. Hij had een gelegenheid om over Jezus, Zijn dood en Zijn opstanding te spreken, zodat de menigte van de heidenen de blijde boodschap te weten kwam. Zijn leeftijd, zwakte, ketenen, alles werkte mee om de indruk van zijn mannelijke en ronde welsprekendheid te versterken. Maar gelukkig, wij hebben  een mededeling van hemzelf over zijn eerste verhoor. “Bij mijn eerste verdediging heeft niemand mij bijgestaan, maar allen hebben mij verlaten; het worde hun niet toegerekend. Maar de Heer heeft mij bijgestaan en mij gesterkt, opdat de prediking door mij ten volle volbracht zou worden en al de volken haar horen zouden; en ik ben uit de leeuwenmuil verlost” (2 Tim. 4:16-17).

De marteldood van Paulus

Zeker zal het tweede verhoor spoedig op het eerste gevolgd zijn, en was zijn veroordeling en terechtstelling zeer nabij. De tweede brief aan Timotheus is het goddelijk verhaal van wat in die ogenblikken door zijn ziel ging. Zijn trouwe zorg voor de waarheid en de gemeente van God, zijn tedere liefde voor de gelovigen in het algemeen en voor zijn geliefde Timotheüs in het bijzonder, zijn hoop en zijn roem in het vooruitzicht van  spoedig als martelaar te sterven, het kan alles niet beter dan in zijn eigen woorden vermeld worden. “Want ik word reeds als drankoffer uitgegoten, en de tijd van mijn heengaan is genaderd. Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb de loop geëindigd, ik heb het geloof behouden. Overigens ligt voor mij gereed de kroon van de gerechtigheid, die de Heer, de rechtvaardige Rechter, mij in die dag geven zal; en niet alleen aan mij, maar ook aan allen die Zijn verschijning liefhebben” (2 Tim. 4:6-8). Hier verdwijnt Nero’s gerechtshof uit onze ogen. De dood  in zijn geweldigste gedaante jaagt hem geen schrik aan. Christus in heerlijkheid is het voorwerp, waarop zijn oog en hart gericht is, en waarin zijn vreugde en kracht ligt opgesloten. Zijn arbeid was ten einde; en zijn liefdezorg hield op. Hoewel een gevangene en arm, hoewel oud en verworpen, was hij rijk in God; hij bezat Christus, en in Hem had hij alles. Die Jezus, die hij gezien had in  heerlijkheid bij het begin van zijn loopbaan, en die hem in al de beproevingen en al de arbeid van het evangelie had gevoerd, was de zijne en maakte zijn roem uit. Het onrechtvaardige gerechtshof van Nero en het bloedige zwaard van de beul waren voor Paulus slechts als de boden van de vrede, gekomen om zijn lange en vermoeiende loop te eindigen, en hem in de tegenwoordigheid van de verheerlijkte Jezus over te brengen. De tijd was genaderd waarop Jezus, die hem liefhad, hem tot Zich zou nemen. Hij had de goede strijd van het evangelie tot het einde  toe gestreden, hij had de loop volbracht, er bleef alleen nog maar voor hem over om gekroond te worden, wanneer de Heer, de rechtvaardige Rechter, in heerlijkheid verschijnen zal. Wij bezitten het overeenstemmend getuigenis van de oudheid, dat Paulus de marteldood onderging gedurende de vervolging onder keizer Nero, en hoogst waarschijnlijk in het jaar 67. Als Romeins burger werd hij onthoofd in plaats van gegeseld, of gekruisigd, of blootgesteld te worden aan de afgrijselijke pijnigingen, die men toen voor de Christenen had uitgedacht. Zoals zijn Meester leed hij buiten de poort. Op de weg naar Ostia, bijna twee mijlen van de stadsmuur, wijst men de plek aan waar hij de marteldood zou gestorven zijn. De laatste daad van menselijke wreedheid werd daar aan hem geoefend, en de grote apostel was “uitwonend uit het lichaam, en inwonend bij de Heer” (verg. 2 Kor. 5:6-9). Zijn vurige en blijde geest werd verlost van zijn zwak en lijdend omhulsel; en de langgekoesterde wens van zijn hart was bevredigd. “Ontbonden te worden en met Christus te zijn … dit is verreweg het beste” (Fil. 1:23).

Chronologische tabel van het leven van Paulus

na Chr.

36. Bekering van Saulus van Tarsus. Hand. 9.

36-39. In Damaskus predikt hij in de synagoge, gaat naar Arabië, keert terug naar Damaskus, en vlucht vandaar.

Zijn eerste bezoek aan Jeruzalem, drie jaar na zijn bekering. Vandaar gaat hij naar Tarsus. Hand. 9:23-26; Gal. 1:18.

39-40. De gemeenten in het joodse land hebben rust. Hand. 9:31.

40-43. Paulus predikt in Syrië en Cilicië. Gal. 1:21.

Gedurende een niet juist te bepalen tijdsverloop ondergaat hij veel lijden en gevaren, vermeld in zijn schrijven aan de Korinthiërs. (2. Kor. 11).

Hij wordt door Barnabas van Tarsus naar Antiochië meegenomen, en blijft daar een jaar vóór de hongersnood. Hand. 11:26.

44. Paulus tweede bezoek aan Jeruzalem met de collecte. Hand. 11:30.

45. Paulus keert terug naar Antiochië. Hand. 12:25.

46-49. Paulus’ eerste zendingsreis met Barnabas; hij bezoekt Cyprus, Antiochië in Pysidië, Iconië, Lystre, Derbe, en keert langs de omgekeerde weg naar Antiochië terug.

Zij blijven een tijd lang in Antiochië.

Moeilijkheden omtrent de besnijdenis. Hand. 13-15:1-2.

50. Paulus’ derde bezoek aan Jeruzalem met Barnabas, veertien jaar na zijn bekering. Gal. 2:1.

Zij bezoeken de vergadering te Jeruzalem. Hand. 15.

Terugkeer van Paulus en Barnabas, vergezeld door Judas en Silas, naar Antiochië. Hand. 15:32-36.

51. Paulus’ tweede zendingsreis met Silas en Timotheüs.

Hij gaat van Antiochië naar Syrië, Cilicië, Derbe, Lystre, Frygië, Galatië, Troas.

Lukas voegt zich bij hen, Hand. 16:10.

Het evangelie voor het eerst in Europa. Hand. 16:11-13.

52. Paulus bezoekt Filippi, Thessalonika, Beréa, Athene, Korinthe; op deze laatste plaats vertoeft hij anderhalf jaar. Hand. 18:11.

Eerste brief aan de Thessalonikers geschreven.

53. Tweede brief aan de Thessalonikers.

Paulus verlaat Korinthe, en bezoekt Efeze.

Hand. 18:18-19.

54. Paulus’ vierde bezoek aan Jeruzalem op het feest.

Terugkeer naar Antiochië.

54-56. Paulus’ derde zendingsreis van Antiochië naar Galatië, Frygië en Efeze, waar hij zich twee jaar en drie maanden ophoudt. Hier scheidt Paulus de discipelen van de joodse synagoge. Hand. 19:8,10.

Brief aan de Galatiërs.

57. (voorjaar). Eerste brief aan de Korinthiërs.

Oproer in Efeze. Paulus verlaat Macedonië. Hand. 19:23-20:1.

(najaar). Tweede brief aan de Korinthiërs.

Paulus bezoekt Illyrië, en overwintert te Korinthe. Rom. 15:19; 1 Kor. 16:6.

58. (voorjaar). Brief aan de Romeinen. Rom. 15-16.

Paulus verlaat Korinthe, gaat door Macedonië, vaart af van Filippi, predikt te Troas, spreekt de oudsten van Efeze toe, bezoekt Tyrus en Cesaréa. Hand. 20-21:1-14.

58-60. Paulus’ vijfde bezoek aan Jeruzalem vóór het pinksterfeest. Hij wordt in de tempel gegrepen, voor Ananias en het Sanhedrin gebracht, door Lysias naar Cesaréa gevoerd, waar hij twee jaar gevangen blijft.

60. Paulus verhoord door Felix en Festus. Hij beroept zich op de keizer, predikt voor Agrippa, Bernice, enz.

(najaar). Paulus vaart af naar Italië.

(winter). Schipbreuk bij Malta. Hand. 27.

61. (voorjaar). Aankomst in Rome, waar hij twee jaar in zijn eigen gehuurde woning gevangen blijft.

62. (voorjaar). Brieven aan Filémon, de Kolossers en de Efeziërs.

(najaar). Brief aan de Filippiërs.

63. (voorjaar). Paulus losgelaten.

Brief aan de Hebreeën.

Paulus maakt een andere reis, met het voornemen om Klein-Azië en Griekenland te bezoeken. Filémon :22 ; Fil. 2:24.

64. Paulus bezoekt Creta en laat Titus aldaar achter, verzoekt Timotheüs in Efeze te blijven.

Eerste brief aan Timotheüs.

Brief aan Titus.

64-67. Paulus denkt te Nicópolis te overwinteren. Tit. 3:12.

Bezoek aan Troas, Korinthe, Miléte. 2 Tim 4:20.

Paulus gevangen naar Rome gevoerd.

Behalve door Lukas is hij door allen verlaten.

Tweede brief aan Timotheüs, waarschijnlijk niet lang vóór zijn dood. Deze reizen en gebeurtenissen beslaan waarschijnlijk een tijdruimte van  drie jaar.

67. Paulus sterft den marteldood. Wordt D.V. vervolgd.

 

Oorspronkelijke titel: Church History Vertaald uit het Engels door H.J. Lemkes

In boekvorm verkrijgbaar bij:

Stichting “Uit het Woord der Waarheid”, Postbus 260, 7120 AG Aalten

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW