Het verband tussen Korinthe en de geschiedenis, het onderwijs en de geschriften van onze apostel is bijna zo innig en belangrijk als zowel van Jeruzalem, als van Antiochië. Korinthe kan beschouwd worden als zijn middelpunt in Europa. Hier had God “veel volk”, en hier “bleef hij één jaar en zes maanden, en leerde onder hen het woord van God” …Deel 1: 32-814 n. Christus
Paulus bezoekt Korinthe – Handelingen 18
Het verband tussen Korinthe en de geschiedenis, het onderwijs en de geschriften van onze apostel is bijna zo innig en belangrijk als zowel van Jeruzalem, als van Antiochie. Korinthe kan beschouwd worden als zijn middelpunt in Europa. Hier had God “veel volk”, en hier “bleef hij één jaar en zes maanden, en leerde onder hen het woord van God” (vers 11). Het was ook in Korinthe, dat hij zijn eerste apostolische brieven schreef, namelijk die aan de Thessalonikers.
Korinthe, de Romeinse hoofdstad van Griekenland, was een uitgestrekte handelsplaats, in rechtstreekse verbinding met Rome en het westelijk deel van de Middellandse Zee, met Thessalonika en Efeze aan de Egeïsche Zee, en met Antiochië en Alexandrië in het Oosten. En in haar twee beroemde havens nam zij de schepen op zowel van de oostelijke als de westelijke zeeën1.
Paulus schijnt alleen naar Korinthe te zijn gereisd. Toen Timotheüs bij hem kwam, terwijl hij te Athene verbleef (1 Thessalonika 3:1), werd hij spoedig teruggezonden naar Thessalonika. Deze plaats lag, zoals wij zullen zien, in die tijd zeer op het hart van de apostel. Spoedig na zijn aankomst vond hij onverwacht twee vrienden en medearbeiders in Aquila en zijn vrouw Priscilla.
Er moet in die tijd een meer dan gewoon groot aantal Joden in Korinthe geweest zijn, “omdat Claudius bevolen had dat alle Joden uit Rome zouden vertrekken” (vers 2). De Heer had de verbanning van Aquila en Priscilla gebruikt om huisvesting te bezorgen aan zijn eenzame dienstknecht. Zij waren uit zijn eigen land, van hetzelfde beroep, van één geest en dezelfde gezindheid. Zij arbeidden te zamen; “want zij waren tentenmakers van beroep” (vers 3).
Vol liefde, en wonderlijk tevens, zijn de wegen van de Heer met Zijn dienstknecht. In een stad van weelde en koophandel, omringd door geboren Grieken, Romeinse kolonisten, en Joden van alle streken werkt hij rustig voort aan zijn eigen bedrijf, “om niemand lastig te vallen”. Hier hebben wij althans een voorbeeld van de verhevenste geestelijkheid verenigd met de ijverigste arbeid in de gewone dingen van het natuurlijke leven. Welk een voorbeeld! En welk een onderwijs! Zijn dagelijks zwoegen was geen belemmering voor zijn gemeenschap met God. Niemand kende zó goed, noch voelde zó diep als Paulus de waarde van het evangelie, dat hij overal bracht. De uitgangen van leven en dood hingen er van af; en toch kon hij zich ijverig betonen in het meest dagelijkse werk. Maar dit deed hij – evenzo goed als hij predikte – om de wil van de Heer en omwille van de gelovigen. Hij wijst er menigmaal op in zijn brieven, en spreekt er over als zijn roem: “En ik heb mijzelf in alles ervoor gewacht u te belasten, en zal mij er voor wachten. De waarheid van Christus is in mij, dat deze roem mij niet zal ontnomen worden in de streken van Achaje”2 (zie 2 Korinthe 11:7-12).
Er is nog iets anders verbonden aan deze verhouding, die de apostel tegenover de gemeente van Korinthe innam, waardoor zij des te belangrijker voorkomt. Men gelooft algemeen, dat hij zijn twee brieven aan de Thessalonikers omtrent deze tijd schreef; en sommigen denken de brief aan de Galatiërs ook. Deze brieven nu zijn even zovele getrouwe getuigen van zijn verkeer en zijn gemeenschap met God, terwijl hij arbeidde, “werkende met zijn eigen handen”. Maar als de rustdag is aangebroken, sluit hij de werkplaats en bezoekt de synagoge. Dit was zijn gewoonte. “Hij onderhield zich op elke sabbat in de synagoge, en overtuigde Joden en Grieken” (vers 4). Terwijl Paulus zo op werkdag en op rustdag zich bezig houdt, komen Silas en Timotheüs van Macedonië aan. Het is bewezen, dat zij enige ondersteuning meebrachten, die in het gebrek van de apostel op dat ogenblik moest voorzien, en hem van onafgebroken handenarbeid enigszins vrijer maakte.
De komst van Silas en Timotheüs schijnt de apostel te hebben bemoedigd en versterkt. Zijn ijver en geestkracht in de dienst van het evangelie worden aangevuurd. “Hij werd door het Woord gedrongen en betuigde de Joden, dat Jezus is de Christus” (vers 5), maar zij staan zijn leer tegen en lasteren. Dit brengt er Paulus toe met grote modd en beslistheid stelling te nemen. Hij schudt zijn kleren af, ten teken dat hij vrij is van hun bloed, en verklaart, dat hij van nu aan tot de volken zal gaan. In dit alles werd hij geleid door God en handelde hij naar Zijn gedachten. Zolang mogelijk predikte hij in de synagoge; maar toen hij daar niet langer gaan kon, werd hij genoodzaakt de geschiktste plaats te gebruiken, die hij kon vinden. In Efeze predikte hij in de school van een zekere Tyrannus; in Rome bleef hij twee jaren in zijn eigen gehuurde woning. En hier, in Korinthe, opende een proseliet, Justus genaamd, zijn huis voor de verworpen apostel (vers 7). Op dit keerpunt van de geschiedenis van de apostel werd hij begunstigd met een nieuwe, bijzondere openbaring van de Heer Zelf. “En de Heer zei in de nacht door een gezicht tot Paulus: Vrees niet, maar spreek en zwijg niet; want Ik ben met u, en niemand zal de hand aan u slaan om u kwaad te doen; want Ik heb veel volk in deze stad. En hij bleef een jaar en zes maanden en leerde onder hen het woord van God” (vers 9). Maar opnieuw komen zijn onvermoeide vijanden in beweging tegen hem. De goede ontvangst die het evangelie bij de heidenen vond, wekte de woede op van de Joden tegen Paulus; en zij probeerden van de komst van Gallio, een nieuwe stadhouder, partij te trekken om hun boze voornemens te volvoeren.
Gallio was de broer van de wijsgeer Seneca, en, even als deze, van grote geleerdheid. Hij was verstandig, eerlijk en verdraagzaam als stadhouder, hoewel hij grote minachting voor het heilige aan de dag legde. Maar de Heer, Die, zoals Hij beloofd had, met Zijn dienstknecht was, gebruikte de ongelovige onverschilligheid van Gallio, om de boze bedoelingen van de Joden te verijdelen en hun valse beschuldigingen tegen henzelf te keren. Aldus teleurgesteld in hun opzet, verkreeg de apostel meer vrijheid en minder kwelling onder het verrichten van zijn evangeliearbeid. De gezegende vrucht daarvan werd spoedig openbaar door de gehele provincie Achaje (1 Thessalonika 1:7-8).
Paulus bezoekt in het voorbijgaan Efeze
De tijd was nu aangebroken, dat Paulus het goed leek Korinthe te verlaten en opnieuw Jeruzalem te bezoeken. Hij had een grote verlangen bij het aanstaande feest tegenwoordig te zijn. Voor zijn vertrek nam hij echter plechtig afscheid van de jonge gemeente, belovende, indien de Heer wilde, terug te keren.
Vergezeld door Aquila en Priscilla, verliet hij Korinthe in vrede. Maar toen hij aan de haven was, en alvorens uit te zeilen, werd een plechtigheid verricht, waarover veel gesproken is. Paulus had een gelofte gedaan, en scheerde daarom zijn hoofd te Kenchreën. In zijn eigen gemoed en als geleid door de Geest, kunnen wij verzekerd zijn, dat hij ver boven een godsdienst van feesten en geloften verheven was, maar hij daalde in genade af tot de gebruiken van zijn volk. De Joden wordt hij een Jood. Hun aanhoudende tegenstand tegen zijn leer en hun kwaadaardige vervolging tegen hem verzwakten nooit zijn genegenheid voor zijn geliefd volk. Zeker, dit was van God. Terwijl hij in de kracht van de Geest het evangelie zocht te prediken aan de volken, vergat hij nooit in gehoorzaamheid aan Gods Woord, eerst de Joden het heil te verkondigen. Hij staat dus voor ons als de heerlijke uitdrukking van Gods genade aan de volken en van zijn onverbroken liefde tot de Joden.
Het zendingsgezelschap landt te Efeze. Paulus gaat naar de synagoge en onderhoudt zich met de Joden. Zij schijnen geneigd te zijn naar hem te luisteren, maar hij gevoelt een groten aandrang om op te gaan naar Jeru- zalem en het toekomende feest bij te wonen. Hij neemt dus afscheid van hen, en zei: “Ik zal tot u terugkeren, zo God wil” (vers 21). En hij voer weg van Efeze.
Paulus’ vierde bezoek aan Jeruzalem
Van hetgeen tijdens dat vierde bezoek in Jeruzalem plaatsvond, bezitten wij in de Schrift geen mededeling. Ons wordt alleen gemeld, dat hij de gemeente groette en vertrok naar Antiochie. Toch mag zijn vurig verlangen naar dit bezoek voor ons een verzekering zijn, dat dit bezoek erg belangrijk was. Misschien had hij gevoeld, dat de tijd was aangebroken, waarop de Joodse Christenen, tot het feest samengekomen, volledig bekend gemaakt moesten worden met de opname, die het evangelie onder de volken vond. Romeinse kolonies en Griekse hoofdplaatsen waren bezocht, en een groot werk van God was tot stand gebracht. Dit zou alles volkomen op zijn plaats zijn geweest, maar wij behoeven niet te proberen de sluier, die de Heilige Geest over dit bezoek heeft laten liggen, weg te schuiven. Paulus gaat dan van Jeruzalem naar Antiochië, en bezoekt al de gemeenten, die hij vroeger had gesticht, waardoor hij, als het ware, al het werk tot één maakt – Antiochië en Jeruzalem. Zover wij weten, was Paulus’ bezoek aan Antiochië het laatste. Wij hebben al gezien hoe nieuwe middelpunten van Christelijk leven door hem waren te voorschijn geroepen in de Griekse steden aan de Egeïsche zee. De loop van het evangelie is al meer en meer naar het Westen heen, en het gedeelte van de levensbeschrijving van de apostel, dat door ingeving de Heilige Geest te boek is gesteld, eindigt na een korte, maar zeer belangrijke periode, in Judéa vermeld te hebben, tenslotte, als in een middelpunt, te Rome.
De terugkeer van Paulus naar Antiochie
Na een reis, die zich had uitgestrekt over een tijdruimte van drie of vier jaar, keert onze apostel naar Antiochië terug. Hij had een tocht gemaakt van grote omvang, en het Christendom verbreid in vele bloeiende en bevolkte steden, terwijl hij meestal geheel alleen gearbeid had. Als de lezer blijvend belang wil stellen in Paulus’ geschiedenis, moet hij wel onderscheiden en duidelijk voor zijn geest houden de grote tijdpunten in zijn leven en de hoofdafdelingen in zijn verschillende reizen. Maar alvorens met Paulus’ derde zendingsreis te beginnen, willen wij op een andere groten verkondiger van het evangelie de aandacht vestigen, die plotseling juist tegen deze tijd voor ons optreedt, en wiens naam, naast die van Paulus, misschien de meest belangrijke is in de vroegere geschiedenis van de kerk.
Apollos was van geboorte een Jood uit Alexandrië. Hij was een welsprekend man en machtig in de Schriften, maar “wist alleen van de doop van Johannes” (vers 25). Hij beleed openlijk en verkondigde hetgeen hij wist, en de kracht des Heilige Geest werd in hem openbaar. Het schijnt niet, dat hij enige aanstelling of wettiging verkregen had, hetzij van de twaalf of van Paulus. Maar de Heer, Die boven allen staat, had hem geroepen, en werkte in en door hem. Wij, zien dus in het geval van Apollos de openbaring van de kracht en de vrijheid van de Heilige Geest buiten enige menselijke tussenkomst. Het is goed dit op te merken. Het denkbeeld van een bijzondere “geestelijke stand” is de praktische ontkenning van de vrijheid van de Geest om te handelen door wie Hij wil. Maar hoewel van brandende ijver en grote welsprekendheid, wist Apollos alleen wat Johannes aan zijn discipelen had geleerd. De Heer wist dit, en voorzag in deze leemte. Onder hen, die naar Apollos’ rede luisterden, bevonden zich twee van Paulus’ welonderwezen discipelen, die in de vurige spreker groot belang stelden. En hoewel deze zo geleerd en welsprekend was, was hij tegelijk nederig genoeg om zich door Aquila en Priscilla beter te laten onderrichten. Zij nodigden hem bij zich, en zeker zonder enige aanmatiging, “legden zij hem de weg van God nauwkeuriger uit” (vers 26). Hoe eenvoudig! hoe natuurlijk en schoon! Alles is van de Heer. Hij ordende het zo, dat Aquila en Priscilia in Efeze zouden achtergelaten worden, dat Apollos komen zou en het volk opwekken zou, voor de aankomst van Paulus. En dat hij, beter onderricht, zou gaan naar Korinthe om in het goede werk, daar door Paulus begonnen, te helpen. Apollos maakte nat hetgeen Paulus geplant had, en God gaf de wasdom. Aldus zijn de heerlijke wegen van de Heer in Zijn liefdezorg jegens al Zijn dienstknechten, zowel als jegens al Zijn gemeenten.
Wordt D.V. vervolgd.
Vertaald uit het Engels door H.J. Lemkes
In boekvorm verkrijgbaar bij:
Stichting “Uit het Woord der Waarheid”, Postbus 260, 7120 AG Aalten
Geplaatst in: Christendom, Gemeente
© Frisse Wateren, FW