5 jaar geleden

Afhankelijkheid in het leven van Jezus (39)

Innerlijke ontroering

 

“Nu is Mijn ziel ontroerd, en wat zal Ik zeggen? Vader, verlos Mij uit dit uur!” (Joh. 12:27).

Hoe dichter de Zoon van God Jeruzalem naderde, des te groter werd de schaduw van het kruis die op Zijn weg viel. Het lijden aan de voorkennis van wat daar op Golgotha met Hem zou gebeuren, nam steeds verder toe. Hij kon niet wensen in aanraking te komen met zonde en door God verlaten te worden. Enerzijds schrok Hij ervoor terug, anderzijds wilde Hij koste wat kost de wil van de Vader doen. Hij drukt de innerlijke nood in gebed uit en ook de wens om uit dit uur verlost te worden. Ziende op het kruis was er maar één Persoon die Hem echt kon begrijpen – en dat was Zijn Vader. Hij wendt zich tot Hem en opent Zijn hart voor Hem.

Wij kunnen onze noden niet vergelijken met wat op de weg naar Golgotha voor de ziel van de Zoon van God stond. Desalniettemin kunnen we enkele principiële dingen van Zijn woorden leren, die Hij in gebed tot Zijn Vader zei.

Het kan gebeuren dat we in omstandigheden komen, waarin we niet meer weten, waarvoor we moeten bidden. Wat doen we dan? Juist in zulke omstandigheden mogen we ons hart bij God uitstorten en Hem vertellen, hoe we ons voelen en wat er in ons omgaat. We mogen er ook voor bidden, dat God ons genade zal geven, door ons bijvoorbeeld te verlossen uit de moeilijke omstandigheden. Hoewel God ons niet belooft, dat Hij dan ons gebed verhoren zal, belooft Hij ons wel, dat Zijn vrede, die door niets aan het wankelen gebracht kan worden, onze harten zal bewaren (Fil. 4:6-7).

Vaak wordt God meer verheerlijkt, als Hij de omstandigheden niet verandert, maar ons de genade geeft die we nodig hebben om Hem te eren temidden van omstandigheden door vertrouwen en volharding! Paulus smeekte drie keer bij de troon van genade, daarom, dat de Heer de doorn van zijn vlees zou doen wijken. Maar de Heer vertelde hem, dat in plaats van de omstandigheden te veranderen, Hij hem alle genade zou geven, zodat de apostel Hem in zwakheid dienen kon (2 Kor. 12:9-10). Op de troon van genade is er zowel barmhartigheid als genade. Beide schenkt God tot tijdige hulp – want Hij komt nooit te laat!

Soms worden kinderen van God zo overweldigd door het lijden, wat de zonde in deze wereld heeft gebracht, dat ze zelfs niet meer weten wat ze moeten bidden. Maar de Geest van God die ons in staat stelt om “Abba’s Vader” te roepen, treedt in zulke situaties voor ons tussenbeide in onuitsprekelijk verzuchtingen, die God volledig kan begrijpen (Rom. 8:26). De Heer Jezus riep bij het graf van Lazarus en heftig bewogen1 in de geest (Joh. 11:33). Wanneer we in situaties komen, waarin we niet meer weten hoe het verder moet en waar we om moeten bidden, is er toch één ding die we heel zeker weten: “Maar wij weten dat hun die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede” (Rom. 8:28).

Wanneer was de laatste keer dat we de tijd namen om God echt alle zorgen te vertellen die ons bezighouden (Fil. 4:6) en al onze zorgen op Hem te werpen (1 Petr. 5:7)? Bidden we gewoonlijk dat God de beproevingen in ons leven wegneemt, of daarvoor dat Hij ons in de beproevingen de genade geeft, die we nodig hebben om Hem te verheerlijken? Hoe vaak bidden we ervoor, dat God de omstandigheden verandert en hoe vaak ervoor, dat Hij ons door de omstandigheden verandert?

NOOT:
1. In het Griekse woord door ‘heftig bewogen’ vertaald, ligt de gedachte aan diepe smart en verontwaardiging; dit laatste is uitgedrukt in het woord ‘heftig’.

Jan Philip Svetlik, © www.bibelstudium.de

Online in het Duits sinds 25.09.2017.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW