8 maanden geleden

Aanbidding

Johannes 4 vers 23:
“Maar er komt een uur, en het is er, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid; immers, de Vader zoekt zulke [personen] die Hem aanbidden.”

 

Voor de geredden die de familie van de Vader vormen en die hun Redder en Heer liefhebben, is er een bijzondere dienst te vervullen. Het eerste doel van een nieuwe bekeerling is over het algemeen om zielen tot de Heer te leiden, en dat is een nobel verlangen. Maar eigenlijk zijn dankzegging en aanbidding het meest op hun plaats. Als God mensen redt, is het Zijn doel om aanbidders te hebben. Hij zoekt en verzamelt ze door Zijn Zoon: “… dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid; immers, de Vader zoekt zulke [personen] die Hem aanbidden.”

Waarom vergeten zoveel oprechte christenen deze boven alles verheven bediening? Stellen zij de verspreiding van het evangelie boven aanbidding? En waarom beperken anderen zich, in tegenstelling tot hen, tot deze hoogste roeping en verwaarlozen ze de vermaning van de Heer: “Gaat heen in de hele wereld en predikt het evangelie aan de hele schepping” (Mark. 16:15)? Is het onwetendheid, vergeetachtigheid, gebrek aan liefde voor onze Heiland, gebrek aan evenwicht in onze christelijke belijdenis? Laat ieder van ons voor zichzelf antwoorden.

Aanbidding zonder evangelisatie zou snel leiden tot het uitsterven ervan door een gebrek aan aanbidders. Zo’n houding kan vergeleken worden met de houding van een gezin, dat een groot geschenk heeft ontvangen en tevreden is met het bedanken van de gever, maar niemand om zich heen laat delen in wat ze hebben ontvangen (tevreden zijn met het feit dat we voorrechten hebben ontvangen, in trots en egoïsme, zou het tegenovergestelde zijn van het leven van een gelovige). Daarentegen zou evangelisatie zonder aanbidding leiden tot het verlies van het grootste christelijke voorrecht, dat wil zeggen de grootste zegen. Het één werkt dus niet zonder het ander, en het Woord is duidelijk op dit punt. In Johannes 20 vers 19 en 20 zien we aanbidding boven alles. “Toen het nu avond was op die eerste dag van [de] week, … kwam Jezus, ging in het midden staan en zei tot hen: Vrede zij u! En toen Hij dit had gezegd, toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. De discipelen dan verblijdden zich toen zij de Heer zagen.” Meteen daarna stuurt de Heer zijn discipelen op pad: “<Jezus> dan zei opnieuw tot hen: Vrede zij met u! Zoals de Vader Mij heeft gezonden, zend ook Ik u” (vs. 21). In Kolosse 1 vers 12 vinden we op de eerste plaats dankzegging, gevolgd door evangelisatie in vers 23. Laten we dit evenwicht niet uit het oog verliezen en deze twee diensten met dezelfde ijver uitvoeren!

Het is onze bedoeling om de eredienst eerst van de algemene, persoonlijke en collectieve kant te bekijken en deze opmerkingen af te sluiten met een overzicht van de eigenlijke eredienst.

Wat is aanbidding?

Aanbidding is de verheffing van de ziel, van het hart tot God, in Wie wij ons onderdompelen, de uitdrukking van de heiligste gedachten en diepste gevoelens van ons innerlijk wezen in relatie tot God, tot Christus, door de kracht en werkzaamheid van de Heilige Geest. Het maakt zichzelf bekend door lof- en dankliederen en is een uitdrukking van lof en verheerlijking van God en Christus voor wat Hij in Zichzelf is en wat Hij gedaan heeft, uitgedrukt volgens de heilige waarde die Hij voor ons heeft en volgens de volledige openbaring die Hij van Zichzelf heeft gegeven.

Aanbidden betekent eer bewijzen. Het is een daad van eerbetoon aan God de Vader, aan Christus, een zich neerwerpen voor Hem.

Haar plaats in het Woord van God

In het Oude Testament worden ons drie vormen van aanbidding gepresenteerd. Door Izaäk te offeren vertelde Abraham aan God, dat Hijzelf en Zijn Woord de enige dingen waren die hij aanbad en op Wie hij vertrouwde. In het Woord van God komt aanbidding later voor in de vorm van offers, waaronder het voortdurende brandoffer, dat spreekt over de volmaaktheden van de Heer en een geur was die naar God opsteeg. Toegepast op ons betekent dit, dat onze harten gevuld moeten zijn met Christus om te kunnen aanbidden. Tot slot vinden we in de Psalmen een overgang van het Mozaïsche systeem van aanbidding door middel van offers. God is niet langer blij met offers, maar wil iets dat uit het hart komt (Ps. 40), dat wil zeggen lofoffers die door de Geest uit het hart komen. In het Nieuwe Testament zijn er geen verordeningen meer, geen riten.1 Aanbidding is niet langer beperkt tot één plaats en gebeurt in geest en waarheid (Joh. 4:23).

Haar plaats in het leven van de gelovige

Hebreeën 13 vers 15 beschrijft het belang van aanbidding voor ons: “Laten wij <dan> door Hem voortdurend een lofoffer brengen2 aan God, dat [de] vrucht is van [de] lippen die zijn naam belijden.” Aan God en de Heer tot uitdrukking brengen wat we voor Hem voelen is een onderdeel van ons leven. Een voorwerp van aanbidding hebben en in staat zijn om er iets mee uit te drukken – zij het in woorden of zelfs alleen maar in verstilde klanken – is een bron van vreugde voor de gelovige zelf.

Volgens Johannes 4 vers 23 zoekt de Vader ware aanbidders. Het was daarom het doel van het werk van de Heer, de liefde van de Vader, om aanbidders te hebben. Deze bediening heeft daarom een speciale betekenis in ons leven, omdat wij zijn uitverkoren, “gezocht,” om deze te vervullen. We hebben een verantwoordelijkheid: God stelt Zich aan ons voor in alles wat Hij is. Hij roept ons door heerlijkheid en deugd. Als we hebben geloofd, hebben we ook een roeping ontvangen. We geven er gehoor aan als we de Heer volgen, en het volledige antwoord bestaat uit de dienst van aanbidding. Zij die geloven hebben een morele verplichting: geestelijke offers brengen, aanbidden.

Wat of wie aanbidden wij, een ding of een Persoon?

De hele waarde van onze aanbidding is gebaseerd op het feit, dat we geen object aanbidden, maar een levende Persoon in de hemel die Mens op aarde is geworden, “God geopenbaard in het vlees” (zie 1 Tim. 3:16). We aanbidden geen mysterieus, almachtig, onbekend Opperwezen, maar Hem die onze Vader is en Hem die onze Heiland is, onze Heer, onze Vriend.

God – de Vader

We aanbidden God Zelf, niet alleen bepaalde eigenschappen en kenmerken, maar een Persoon, het volmaakte Wezen, Hij die licht en liefde is, en niet alleen omdat we voorwerpen van Zijn liefde zijn; we prijzen Hem omdat Hij licht is en er geen duisternis in Hem is. We prijzen de eigenschappen van God: Hij is rechtvaardig, heilig, lankmoedig, machtig, vol majesteit, wijs, trouw, onveranderlijk; maar boven dit alles prijzen we Hem in Zijn wezen zelf, dat licht en liefde is.

Het is de Heer die ons het hart van de Vader heeft geopenbaard en als wij Zijn kinderen zijn, is dit ook door de Zoon tot stand gekomen. De liefde van God, die het begrip van de mens te boven gaat, moest dicht bij ons begrip worden gebracht, voelbaar worden gemaakt in een menselijke vorm. De Zoon werd Mens, de Vader heeft Hem gegeven.

Hij wil dat we iets fris tot uitdrukking brengen, dat uit ons hart komt, als de vrucht van een vertrouwelijke omgang met Hem: om met Hem over Hemzelf te spreken.

De Zoon – Jezus Christus

Aanbidding is in de eerste plaats verschuldigd aan God, Die ons heeft opgezocht, maar het is ook gericht aan Zijn Zoon, Die ons naar de Vader heeft geleid.

Bewust van Zijn genade, Zijn liefde, Zijn goedheid, prijzen en verheerlijken we Hem voor wat Hij is: de eeuwige Zoon, de Zoon van God, de Zoon des mensen, en voor het werk dat Hij in volmaaktheid heeft volbracht, allereerst voor Zijn God (“Ik heb U verheerlijkt op de aarde, terwijl Ik het werk heb voleindigd dat Uj Mij te doen hebt gegeven” – Joh. 17:4), maar dan ook voor ons, wat het resultaat betreft. We spreken met Hem over Hemzelf, over Zijn volmaaktheden, over Zijn gehoorzaamheid, over Zijn heerlijkheid, over de positie die Hij nu inneemt, en bovenal over Zijn liefde aan het kruis, over Zijn lichamelijke, morele, verzoenend lijden, dat we niet kunnen doorgronden, maar dat we van verre aanschouwen. Zijn heiligheid en volmaakte gerechtigheid zijn het voorwerp van onze vreugde, evenals Zijn veelvuldige heerlijkheden, Zijn nederigheid, Zijn diep medelijden, Zijn begrip, Zijn menselijkheid, Zijn “menselijk” hart, ook al was en bleef Hij “Goddelijk.”

Voorstelling van de Zoon aan de Vader

In aanbidding spreken we tot God over Zijn Zoon, we herinneren Hem aan Zijn volmaaktheden, aan de voltooiing van het werk. We vertellen Hem dat we hetzelfde voorwerp van liefde en vreugde hebben: Zijn Zoon. Het hart van de Vader verheugt zich als Hij ziet, dat we iets van de uitdrukking van Zijn liefde begrijpen.

Tot de Vader spreken we ook over Zijn Zoon als het Middelpunt van Zijn eeuwige raadsbesluiten, als het toekomstige Middelpunt van de eeuwige aanbidding. De offers, de welriekende specerijen, de wierook spraken van de verschillende volmaaktheden, morele heerlijkheden en eigenschappen van de Zoon. Dit alles steeg tot God op als een welriekende geur. Zo bestaat ook nu onze aanbidding uit het laten opstijgen van de geur van Hem naar God, die in alles wat Hij was, is en zal zijn voor Hem en voor ons, Zijn vreugde vormt.

De noodzakelijke en fundamentele basis van alle Christelijke aanbidding is het offer van Christus. Alleen door dit offer komen we tot God, en alleen door te vertrouwen op de werkzaamheid ervan kunnen we onszelf voor Hem bevinden, Die alle heiligheid en de volmaakte waarde van het offer van Christus eiste, en Die in Zijn natuur niets minder dan dit kon verlangen.

Onze plaats in aanbidding

Nu we zojuist hebben vastgesteld, dat aanbidding de betekenis heeft van het bewijzen van eer aan God, de Vader en de Zoon, is het gemakkelijk te begrijpen dat onze plaats slechts een gevolg is van Goddelijke liefde. De vermelding van onze vroegere toestand heeft alleen tot doel om de grootsheid van de liefde van God en de Heer te verhogen.

God verheerlijken voor wat Hij is en heeft gedaan, Jezus prijzen in Zijn persoon en vanwege Zijn werk, is iets heel anders dan simpelweg samenkomen omdat we gerechtvaardigd zijn! We zijn niet samengekomen voor aanbidding om over onze zegeningen en privileges te praten, maar om tot God en over Zijn Zoon te spreken.

Vaak spreken wij in aanbidding veel meer over onszelf, over de mens, dan over de Heer. Dan is aanbidding gebrekkig, want we moeten niet over onszelf spreken, maar over Hem die alles heeft volbracht, eerst voor Zijn Vader – door aanbidders voor Hem te vinden – en daarna ook voor ons. “Hem die ons liefheeft en ons van onze zonden heeft verlost door zijn bloed, en ons gemaakt heeft tot een koninkrijk, tot priesters voor zijn God en Vader, Hem zij de heerlijkheid en de kracht tot in <alle> eeuwigheid! Amen” (Openb. 1:5-6).

Hoe aanbidden?

De vormen die aanbidding in het christendom aanneemt variëren. Maar het woord is duidelijk en eenvoudig: “Aanbidden in geest en waarheid.” Aansporingen, broederlijke gemeenschap, predikingen en overdenkingen vormen niet de eigenlijke eredienst, want in al deze gevallen is het God Die tot ons spreekt door Zijn woord, terwijl in de eredienst wij het zelf zijn die God lof brengen. Aan de andere kant zijn liturgie en riten niets meer dan vormen en woorden waarvan de waarde en geestelijke originaliteit sterk verminderd zijn omdat ze gewoonlijk en onafhankelijk van de Geest tot uitdrukking worden gebracht. Als onze aanbidding bestaat uit gewoonten, tradities, herhalingen van gewone zinnen, dan heeft ze niet meer waarde dan een liturgie of riten. Laten we hiervoor waken!

Efeze 5 vers 19-20 toont ons de inhoud van ware aanbidding en de uitdrukking ervan: “… spreekt tot elkaar in psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, zingend en jubelend in uw hart tot de Heer, en dankt te allen tijde voor alles de God en Vader in [de] naam van onze Heer Jezus Christus.” Ten slotte is aanbidding alleen voorbehouden aan de gelovige; in Openbaring 5 zingen alleen de verlosten; de Heer Zelf zingt nu in hun midden (Ps. 22:23), en gelovigen worden aangespoord om het te doen met de geest, maar ook met het verstand (1 Kor. 14:15).

In geest en waarheid

De menselijke geest is het deel van ons wezen, dat absoluut onafhankelijk is van zijn plaats; en de Heilige Geest, die God ons gegeven heeft, kan niet beperkt worden tot deze of gene plaats of tot bepaalde vormen. Het is de kracht van het Goddelijke leven, dat we bezitten, de enige kracht waarin we God kunnen aanbidden.

In geest aanbidden is aanbidden volgens de krachtige energie van gemeenschap die de Geest van God geeft – in tegenstelling tot de vormen, verordeningen en alle religie waartoe het vlees in staat is – in het besef van de ware aard van Hem die we aanbidden. Het gaat dus om geestelijke aanbidding, in tegenstelling tot rituele, vleselijke aanbidding.

God in waarheid aanbidden betekent aanbidden volgens de openbaring van Hemzelf, die Hij ons in Christus in al zijn volheid heeft gegeven. Er is geen afstand meer, geen behoefte aan een vorm van aanbidding, alles vloeit voort uit Hem die aanbeden wil worden. Voor ons is het dus de aanbidding van de Vader zoals Hij Zichzelf heeft geopenbaard.

De toestand van de gelovige

Harten die echt bezig zijn met en vervuld van de Persoon van de Heer – dat is de eerste voorwaarde om lofprijzing en aanbidding te kunnen aanbieden, innerlijk of in het openbaar. Het is niet genoeg om de Heer te kennen, om Hem als Heiland te bezitten, we moeten de hele dag van ons leven gemeenschap met Hem hebben, niet alleen op het moment van aanbidding of een paar uur daarvoor.

Voortdurende gemeenschap helpt ons om tijdens de week te verzamelen, wat bijdraagt aan de openbare, gezamenlijke aanbidding op zondag. We moeten ons echter bewust zijn van onze beperking en aanbidden volgens de maat die we verwerkelijken en niet verder gaan dan onze vreugde in Christus en de kennis die we hebben van Zijn Persoon. Dit laat de waarde en het belang zien van het onderhouden van deze vreugde en kennis en het verdiepen ervan in gemeenschap met God door het bestuderen van het Woord. Op deze wijze zullen we in staat zijn om in toenemende mate, oprecht, waarachtig, volgens Hem en diepgaand, aan God aan te bieden wat we voelen en wat we genieten.

Als de gelovige niet in staat is om persoonlijk te aanbidden, hoe kan het dan gezamenlijk? Volgens het vlees is men er nooit geschikt voor, maar er is genade en vreugde in Christus, die Zelf waardig is om onze aanbidding te ontvangen. We zullen dan begrijpen, dat we niet tot aanbidding kunnen komen zonder eerst onze zonden te belijden: “Laat men zichzelf beproeven en zo eten” (1 Kor. 11:28). Het is noodzakelijk om dit te doen voordat men naar de eredienst gaat, omdat de momenten van gemeenschappelijk samenzijn gewijd zijn aan de eredienst. “Laten wij naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van [het] geloof, de harten door besprenkeling gezuiverd van [het] kwaad geweten en het lichaam gewassen3 met rein water” (Hebr. 10:22).

De gemeenschappelijke aanbidding: de eredienst

Eredienst is het gezamenlijk verheerlijken en aanbidden van God voor wat Hij is voor hen die het aanbieden. In aanbidding is God het Voorwerp, Jezus Christus de Inhoud en de Heilige Geest de Kracht.

Thema en leiding in de dienst

Na alles wat vooraf is gegaan, bevestigen we, dat de eredienst noch materieel, noch formeel kan zijn, maar alleen geestelijk. De afwisseling van liederen, dankzeggingen, lofprijzingen en het lezen van het Woord drukt uit hoe de samengekomen gelovigen denken over God en Zijn Zoon. Er is geen regel, noch zou er een regel moeten zijn over de volgorde van de liederen en dankzeggingen, en niets in het Woord wijst erop, dat we een bepaald schema moeten volgen. Aanbidding is origineel – het resultaat van de vreugde die we door de week ervaren in gemeenschap met de Heer. Maar als in een eredienst ieders geest op dezelfde gedachten is gericht (eenheid, gemeenschap van gedachten), zal er een thema ontstaan. Elke keer dat een thema, dat elke zondag anders kan zijn, vanaf het begin van de dienst gevolgd wordt, zal de aanbidding zich ontwikkelen en met meer kracht toenemen dan wanneer iedereen iets uitspreekt zonder aandacht te schenken aan wat er gezongen of genoemd is in de dankzeggingen. Zo is afhankelijkheid van de Heilige Geest de basis van aanbidding, en het sluit alle haast uit. Persoonlijkheid gaat volledig verloren in aanbidding; de Heilige Geest verwezenlijkt, dat we één lichaam en één Geest zijn, en Hij wordt de stem van de gemeente. “… wij allen zijn door4 één Geest tot één lichaam gedoopt” (1 Kor 12:13).

We aanbidden graag God de Vader aan het begin van onze dienst en daarna Zijn Zoon, maar het Woord schrijft het niet voor en er is geen regel in dit opzicht. Toch is het waar dat de Vader de Zoon heeft gezonden en dat Hij is gekomen in volmaakte onderwerping aan de wil van de Vader. “Zie, Ik kom om uw wil te doen” (Hebr. 10:9).

Laten we ook opmerken, dat de vermaningen en overdenkingen aan het einde van de dienst geen deel uitmaken van de eredienst. Aanbidding als zodanig is afgelopen zodra de bemoedigende woorden en overdenkingen beginnen, zelfs als een paar woorden gepast kunnen zijn met betrekking tot het thema van de dienst. Dat de samenkomst van de gemeente voor aanbidding haar sublieme karakter mag behouden tot het einde! Dat toch de wonderbaarlijke aspecten waaronder de Heer Jezus aan ons wordt voorgesteld het enige Voorwerp van onze toewijding zouden zijn, afhankelijk van het verloop van de dienst, gemakkelijk herkenbaar voor alle harten, die in deze kostbare momenten Jezus alleen als Voorwerp hebben! Dan zullen we het heiligdom niet voortijdig verlaten. Het zal nauwelijks mogelijk zijn om zonder het Woord de dienst in te gaan; het is altijd gepast en noodzakelijk om de harten te stimuleren en met passende uitdrukkingen het thema van de lofprijzing aan te geven, op voorwaarde, dat de dienst niet verstoord wordt door een uitleg van dit Woord die hier niet thuishoort.

De plaats van het avondmaal van de Heer

Het vervullen van de wens van de Heer, die bij de instelling van Zijn avondmaal zei: “Doet dit tot mijn gedachtenis,” is de meest verheven handeling die de gelovige op aarde kan verrichten. Want de eredienst, de gezamenlijke aanbidding, is de collectieve uitdrukking van onze dankbaarheid, waarin het gedenken van de dood van de Heer en Zijn lijden, uitgedrukt door de viering van het avondmaal, het hoogtepunt vormt. Deze plechtige handeling wordt echter sterk verstoord wanneer de gemeenschap met de Heer of met een broeder onderbroken is. Vandaar de vermaning: “laat men zichzelf beproeven” en, als dit eenmaal gebeurd is, “en zo eten” (1 Kor. 11:28). We moeten niet op een onwaardige wijze daaraan deelnemen; maar het gaat er niet om te beslissen of wij waardig zijn om deel te nemen aan het avondmaal op die zondag of de volgende; laten we eraan denken, dat de Heer het waardig is en dat we het voor Hem doen.

Wanneer moet het plaatsvinden?

We zien verschillende keren in het Woord, dat de apostelen en de gelovigen samenkwamen op zondag, de eerste dag van de week, de dag van de Heer: “Toen het dan avond was op die eerste van [de] week … kwam Jezus, ging in het midden staan en zei tot hen: Vrede zij met u!,” en “na acht dagen,” dat wil zeggen ook op zondag, stond Hij opnieuw in hun midden (Joh. 20:19-21,26). Handelingen 20 vers 7 vermeldt vervolgens uitdrukkelijk, dat ze op de eerste dag van de week bijeen waren “om brood te breken.” Het is gepast om dit op deze dag te doen, en eigenlijk op elke zondag, dat wil zeggen om de dood van de Heer te gedenken en te verkondigen. De zondag is de dag van de Heer (Openb. 1:10) en het is “het avondmaal van de Heer” (1 Kor. 11:20). Daarom houden we elke zondag een eredienst en nemen we deel aan het avondmaal door daar getuigenis van af te leggen: “Want zo dikwijls u dit brood eet en de drinkbeker drinkt, verkondigt u de dood van de Heer, totdat Hij komt” (1 Kor. 11:26).

Het lijkt, dat een eredienst ook kan plaatsvinden zonder de viering van het avondmaal. Maar je kunt je geen avondmaalsviering voorstellen zonder aanbidding. Het gaat gepaard met lofprijzing en dankzegging, het vindt plaats met aanbidding. De dienst zelf hoeft niet beperkt te zijn tot de zondag.

De eeuwige eredienst

Ten slotte zullen we de volmaaktheid van aanbidding bereiken, waarvan de aardse uitdrukking slechts een zeer onvolmaakt beeld is: aanbidding in de hemel, wanneer alle gelovigen van alle tijden, verzameld rond hun God en Vader, rond hun Heiland en Heer, eeuwig hun dankbaarheid en hun aanbidding zullen uiten en zullen zeggen: “Het Lam dat geslacht is, is waard te ontvangen de kracht en rijkdom en wijsheid en sterkte en eer en heerlijkheid en lof” (Openb. 5:12).

 

NOOT:
1. Opmerking van de redactie: Met uitzondering van de doop en het avondmaal.
2. Letterlijk ‘een slachtoffer van lof opofferen.’
3. Dit is geheel gebaad; verg. Joh. 13:10.
4. Letterlijk ‘in,’ dit is in de kracht van.

 

© www.haltefest.ch

Auteur: <<aux jeunes>> (H.E.H.); jaar: 1974; bladzijde 35

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW