15 jaar geleden

2 Petrus 1:5

Hij die gelooft, aan wie God alles “wat het leven en de godsvrucht betreft” gegeven heeft, is nu ook in staat van zijn kant iets te doen. Hij heeft goede bekwaamheden gekregen, opdat hij die nu in het dagelijks leven kan gebruiken. Het ontvangene moet geen dood kapitaal blijven, maar moet vrucht dragen. Dat gebeurt niet vanzelf, door het loutere aanwezig zijn van deze bekwaamheid, maar de gelovige moet nu zelf handelen. Persoonlijke inzet wordt verwacht, persoonlijke vlijt.

Daarbij is het uitermate belangrijk, dat de beweegredenen van het handelen voor Gods oog kunnen standhouden. Het minste streven naar eigen voordeel of aanzien verderft de beste inspanningen, ook al is het voor mensen verborgen. Alles moet voor de Heer zijn en voor Zijn zaak, voor Zijn koninkrijk en Zijn gemeente, voor Zijn getuigenis en voor onze omgeving.

Wat wij aan de Heer Jezus Zelf zien en van Hem geleerd hebben, moet ons eigen gedragspatroon worden. Zo laat de gelovige in zedelijk opzicht zien, dat hij deel heeft aan de Goddelijke natuur en een ieder kan dat aan hem zien. Zo’n leven in het geloof toont zich als een persoonlijke deugd. Het boze wordt overwonnen, het goede wordt gekozen, en dat met volle inzet, zonder in het verkeerde opzicht rekening te houden met zichzelf. Alleen zo wordt het beste tot eer van de Heer bereikt. Hoe verschillend is deze zedelijke wilskracht van het streven van de mens door eigen gerechtigheid God te willen naderen! Maar persoonlijke inzet in het geloof maakt gelukkig en zal ook voor anderen een voorbeeld zijn.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW