Vreugde, inschikkelijkheid en … een heerlijke toekomst
Altijd horen wij van moeilijkheden onder het volk van God. In het ene geval gaat het om gemeenten, in een ander geval om een huwelijk, in het derde geval om het persoonlijke geloofsleven enzovoorts. Iedere keer zijn we geschokt en treurig tegelijk. Hoe zal dat allemaal aflopen? Belangrijk is, dat wij in zulke tijden niet berusten. Want de duivel, onze vijand, heeft het doel ons door zulke ervaringen lam te leggen. Zijn doel is dan bereikt, wanneer het hem gelukt is, ons van onze krachtbron te beroven: de vreugde in de Heer Jezus. Herkent u dit?
Altijd horen wij van moeilijkheden onder het volk van God. In het ene geval gaat het om gemeenten, in een ander geval om een huwelijk, in het derde geval om het persoonlijke geloofsleven enzovoorts. Iedere keer zijn we geschokt en treurig tegelijk. Hoe zal dat allemaal aflopen?
Belangrijk is, dat wij in zulke tijden niet berusten. Want de duivel, onze vijand, heeft het doel ons door zulke ervaringen lam te leggen. Zijn doel is dan bereikt, wanneer het hem gelukt is, ons van onze krachtbron te beroven: de vreugde in de Heer Jezus. Daarom herinneren we ons graag Filippi 4:4-5:
“Verblijdt u altijd in de Heer! Nog eens zal ik zeggen: Verblijdt u! Laat uw inschikkelijkheid [zachtheid] aan alle mensen bekend zijn. De Heer is nabij”.
Vreugde in de brief aan de Filippiërs
Het is opvallend dat Paulus de Filippiërs zo vaak over de vreugde schrijft. Het woord “blijdschap” respectievelijk “verblijden” komt ongeveer 15 maal voor. En soms heeft men de indruk, dat de opdracht zich te verheugen zonder aanleiding en zonder verband uitgesproken wordt (vergelijk hoofdstuk 3:1). Waarom schrijft Paulus zoveel over blijdschap? We hebben vast al vaak het antwoord gehoord: “Paulus bevond zich immers in de gevangenis. En ondanks deze omstandigheden had hij blijdschap”. Nu, dat klopt wel. Maar denk eraan, dat ook de brief aan de Efeziërs uit de gevangenis geschreven werd. En aan de Efeziërs schrijft hij helemaal niets over blijdschap. Als men eens de achtergrond belicht, waarin de Filippiërs zich bevonden, dan onderkent men snel, dat zij de “boodschap van blijdschap” bijzonder nodig hadden. Ze hebben namelijk geen eenvoudig leven. Ze bevinden zich in grote beproeving van verdrukking (vergelijk 2 Korinthe 8:2; Filippi ligt in Macedonië). Zij hadden te maken met tegenstanders, en zij hadden dezelfde strijd als de apostel Paulus (vergelijk hoofdstuk 1:28-30). De omstandigheden gaven dus aanleiding tot zwartkijken. Als “genezingsmiddel” stelt Paulus hen de vreugde in de Heer voor.
Een groot vreugde-spectrum
De blijdschap in de Heer is een bijzondere blijdschap. Zij vergaat niet, omdat het voorwerp van de blijdschap niet verandert. Alles wat in verbinding met de Heer Jezus en met Zijn Woord staat, kan ons werkelijk diepe blijdschap geven. Hoe treurig en troosteloos is het wanneer gelovigen geen blijdschap aan de Heer en aan Zijn Woord hebben. Ze zijn werkelijk te betreuren, omdat zij alles als last en benauwdheid ervaren.
Naast de blijdschap aan de Heer had Paulus daarbovenuit blijdschap in de Heer. Het schijnt, dat de blijdschap in de Heer een breed spectrum aanduidt. Zeker mogen we daarbij in het bijzonder aan de blijdschap van de Heer denken. Alles wat Hem verblijdt, mag ook ons verblijden. In één woord: Het gaat om een gebied van blijdschap, dat met de Heer Jezus in verbinding staat.
De brief aan de Filippiërs zelf geeft ons enkele aanwijzingen, waarover Paulus zich verblijd heeft:
- Hoofdstuk 1:4-5: Hij verblijdde zich over de evangelistische inzet van de Filippiërs.
- Hoofdstuk 1:18: Hij verblijdde zich erover, dat Christus verkondigd werd – en zelfs als het uit nijd en strijd was (hoe bescheiden was deze deze dienaar, die ook graag het hem toevertrouwde evangelie verkondigd zou hebben, maar voor de mondelinge dienst “stilgelegd” was).
- Hoofdstuk 2:2: Hij zou zich bijzonder verblijden wanneer de Filippiërs eensgezind zouden zijn.
- Hoofdstuk 2:17: Hij verblijdt zich over het geloof van de Filippiërs en zag hen als een offer, dat hij als drankoffer zou bezegelen (hier spreekt hij van zijn dood).
Deze tekstplaatsen tonen, dat Paulus niet met zichzelf bezig was. Hij verblijdde zich erin, dat de Heer in het leven van andere gelovigen werken kon,. Misschien mogen wij daaruit concluderen, dat de blijdschap in de Heer bijzonder goed gedijt op de akker van nederigheid.
Blijdschap en inschikkelijkheid
In verband met de blijdschap in en aan de Heer (voor Paulus was Christus alles, omdat hij alles achtte schade te zijn, vergelijk hoofdstuk 3:8) dringt Paulus nu aan tot midheid (of zachtmoedigheid, inschikkelijkheid) tegenover alle mensen. Hebben wij hier met een “gedachtensprong” te maken? – “Inschikkelijkheid” staat tegenover het op je eigen recht staan. J.N. Darby schrijft daarover in zijn beschouwing over de Filippibrief: “Het is de vreugde die de Christen rustig en zachtmoedig maakt; zijn verwoedheid wordt niet door andere dingen geprikkeld, als Christus genoten wordt”.
In het oude testament is er een mooi voorbeeld, dat deze verbinding tussen blijdschap en inschikkelijkheid illustreert. Dat wordt in 2 Samuël 19:24-30 vermeld. Mefibóseth werd door Ziba bij David belasterd. Ziba heeft toen het hele land genomen, dat hij voor Mefibóseth bebouwen moest. Nu zegt David, dat hij en Ziba de velden delen moeten – eigenlijk kwamen ze uitsluitend Mefibóseth toe. Nu verblijdt hij zich erover, dat David behouden van zijn vlucht voor Absalom weer was teruggekeerd. Daarom zegt hij tegen David: “Hij [Ziba] neme het ook gans weg, aangezien mijn heer de koning met vrede in zijn huis is gekomen” (2 Samuël 19:30). Mefibóseth deed volkomen afstand van zijn velden, omdat de persoon van David zijn vreugde uitmaakte. De toepassing op ons is duidelijk: Hoe waardevoller de persoon van de Heer Jezus voor ons is, des te minder zullen wij aanspraak maken op ons recht in de “kleinigheden” van het leven.
Verwachten wij de Heer
Terug naar Filippi 4. Nadat Paulus de Filippiërs tot midlheid tegenover alle mensen aangespoord heeft, voegt hij in vers 5 er nog aan toe: “De Heer is nabij”. Omdat wij deze verzen in het algemeen zeer goed kennen, vragen wij ons zelfs helemaal niet meer af, hoe Paulus nu tot deze uitspraak komt. Wil hij zeggen, dat de Heer bij ons is (plaatselijk nabij), om ons te helpen om anderen onze toegevendheid te tonen? Ik geloof het niet. Of is het voor hem belangrijk erop te wijzen, dat wij nog maar weinig tijd hebben om onze toegevendheid aan alle mensen bekend te laten worden, omdat de Heer Jezus spoedig weerkomt (nabij wat betreft tijd)? Het zou mogelijk zijn. Maar de meest aannemelijke verklaring schijnt mij de volgende te zijn: Hoe meer wij in de verwachting leven, dat de Heer Jezus spoedig weerkomt, des te minder zullen wij aan de dingen van deze aarde hangen en des te minder zullen wij op de een of andere wijze ons recht laten gelden. Met andere woorden (zegt Paulus): Weest inschikkelijk tegenover alle mensen, want u bent vreemdelingen, en zult spoedig in uw vaderland gebracht worden (hoofdstuk 3:20). J.N. Darby schrijft over deze schriftplaats in de Synopsis1: “Wanneer Hij komt, zullen ons andere dingen volledig in beslag nemen”. Leven wij in deze verwachting?
Misschien helpen ook u deze twee verzen uit de Filippibrief, om weer nieuwe moed te scheppen. Wij wensen, dat de ware blijdschap diep in osn verankerd blijft – ook wanneer sommige gebeurtenissen onder het volk van God ons treurig stemt.
St. Uit het Woord der Waarheid, Postbus 260, 7120 AG Aalten
Hartmut Mohncke, © Folge mir nach
Geplaatst in: Geloof
© Frisse Wateren, FW