19 jaar geleden

Vijf tegenwerpingen van Mozes (III)

Mozes brengt nog meer tegenwerpingen in stelling. Wat doet God daarmee? Er komen drie tekenen …

De derde tegenwerping – “Ongeloof en wantrouwen”.

We gaan nu weer verder met Mozes die voor een moeilijke opdracht staat.
Inmiddels hebben we, hoop ik al wel gemerkt dat we zelfs uit tegenwerpingen veel kunnen leren. Het Woord van God geeft zeker aanleiding om ook op tegenwerpingen te letten, wat en hoe de Heer daarop antwoordt.

De derde tegenwerping van Mozes is: “Maar ziet, zij zullen mij niet geloven, noch mijn stem horen; want zij zullen zeggen: De HEERE is u niet verschenen!” (Exodus 4:1). Mozes’ eerste poging die hij uit eigen kracht ondernam, werd voor hem – zoals we al zagen – een bittere teleurstelling. De vraag waarmee hij nu worstelt is: Hoe word ik geloofwaardig voor mijn volk? Mozes denkt dat zijn volk hem niet zal geloven, hem zal wantrouwen en niet naar hem zal willen luisteren. God ziet deze overwegingen uiteraard wel en gebruikt deze derde tegenwerping om een nieuwe aanwijzing te geven die met de verwerkelijking van Zijn plannen te maken hebben. Daarom geeft de HEERE in Zijn grote genade en geduld met Mozes ‘drie’ tekenen die zijn zending geloofwaardig moeten maken (zie Exodus 4:1-12).

Deze drie tekenen zijn:

  1. De staf die slang werd, én dezelfde slang die staf werd in de hand van Mozes (vers 2-5). Een illustratie van de macht van God tegenover de vijand. Deze staf werd tot ‘staf van God’ (zo ook genoemd in vers 20). Later zou deze staf de andere staven van de Egyptische tovenaars die ook slangen werden, geheel verslinden. Zo toonde God Zijn absolute macht door middel van deze staf. We weten dat de slang een beeld is van satan (zie o.a. Genesis 3:1-15; 2 Korinthe 11:3).
  2. De hand die melaats werd en daarna weer gezond (vers 6-7). Melaatsheid is een beeld van de zonde. God kan melaatsen genezen, ja, Hij kan zondaars reinigen, want zondaars zijn mensen die melaats zijn door de zonde, die ongeneeslijke ziekte. Alleen te genezen door de Heer Jezus Christus. De profeet Jesaja sprak al over Hem: “… door Zijn striemen is ons genezing geworden” (53:5). Dat het hier niet gaat om lichamelijke ziekten vinden we duidelijk in het eerste deel van hetzelfde vers: “Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem”. Als we dit leggen naast datgene wat Petrus schrijft, wordt dit nog duidelijker. Petrus schrijft: “die Zelf onze zonden gedragen heeft in Zijn lichaam op het hout, opdat wij, voor de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid leven: door Zijn striemen bent u gezond geworden” (1 Petrus 2:24). Onze zonden droeg Hij op het kruis.
  3. Het water uit de rivier Nijl werd bloed (vers 8-9). Manifestatie van het oordeel, dat het volk zou treffen (zie Exodus 7:14-25). Het was een teken van de dood. Zelfs de dood moest God gehoorzamen.

Samenvattend zien we dus:

  • Dat satan teniet is gedaan, en wel door Zijn dood (Hebreeën 2:14);
  • dat de zonde teniet is gedaan, en wel door het slachtoffer van Zichzelf (Hebreeën 9:26);
  • dat de dood teniet is gedaan door onze Heiland Jezus Christus (2 Timotheüs 1:10).

Resultaat

Nu is het toch wel duidelijk, Mozes. Nu moet je toch wel inzien dat je volledig goed bent uitgerust om je “roeping” van Godswege tegenover het volk en de farao te bewijzen. Geloof je nu nog niet dat je voldoende bagage bij je hebt zodat God tot Zijn doel kan komen? Dan zien we dat Mozes zijn toevlucht tot een volgende tegenwerping neemt. Hij was nog niet gerustgesteld.

Zijn wij beter? Laten we hem niet te hard vallen en ook daarbij onze eigen harten onderzoeken. Maken wij het onze God en Vader ook niet dikwijls moeilijk om met ons tot Zijn doel te komen? Hoe nodig is het daarom dan ook, dat wij met David, de man naar Gods hart – tot God gaan en zeggen: “Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij, en ken mijn gedachten. En zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op de eeuwige weg” (Psalm 139:23-24).

NOOT:
1. Misschien is het ook goed om er hier eens op te wijzen dat de Bijbel spreekt over ‘schaduwen’ (Kolosse 2:17) en over zinnebeelden en schaduwen (Hebreeën 8:5; 10:1). Deze wijzen heen naar de werkelijkheid maar zijn zelf de werkelijkheid niet. Dat is immers ook zo met onze schaduw. Als wij in de zon lopen werpt ons lichaam een schaduw af. Onze schaduw wijst naar onszelf en niet naar de schaduw, dus wijst naar de werkelijkheid. Een goed voorbeeld hiervan zijn de offers in het Oude Testament. Zoals wij wel weten kan het bloed van stieren en bokken geen zonden wegnemen. Als dat zo zou zijn, moeten wij ons haasten om allemaal veehouders te worden. Dan zijn de meeste Christenen met een verkeerd beroep bezig. Maar zo is het zeer zeker niet. Dat kunnen we ook heel duidelijk in de Bijbel lezen (Hebreeën 10:4 en 11). Maar waarvoor dienen dan deze (schaduw)beelden? Het bloed van stieren en bokken had in zichzelf geen kracht om zonden weg te nemen, maar wees op het éne ware offer wat komen zou, namelijk het offer van de Heer Jezus Christus. Zijn offer was: Hijzelf, het schuldeloze lam (zie Hebreeën 10:1-18; 1 Petrus 1:19; Hebreeën 9:12). Kolosse 2 zegt: de werkelijkheid is Christus (vers 18). De werkelijkheid vervangt nu de schaduwen en overtreft ook de schaduwen. We kunnen dit nog verder toelichten met onder andere de nieuwe maan en de sabbatten. Elke nieuwe maan herinnerde het volk eraan dat God met Zijn volk een nieuw begin zou maken en het zou herstellen. Elke sabbat sprak van de ware rust die God zou geven in de toekomst. De ware rust die alleen te vinden is in de Heer Jezus.
Wat ik eigenlijk wil zeggen is dat door de komst van Christus het doel van “het voorbeeld en de schaduw van de hemelse dingen” heeft vervuld. Helaas heeft het Christendom is haar uitingen en praktijk een ‘aards’ systeem opgebouwd naar het voorbeeld van het jodendom. We hoeven daarvoor alleen maar te kijken hoe men samenkomt. Wanneer je dit wel eens aanhaalt, merkt je dat dit meestal niet geaccepteerd wordt, omdat men vast wil houden aan ‘de schaduwen van de oude bedeling’ of omdat men totaal verkeerd of helemaal geen onderwijs over deze dingen gehad heeft. Zelfs de Reformatie heeft in dezen gefaald. Dit betekent dat men de ‘werkelijkheid’ uit het oog verloren heeft. We hebben nu niet meer te maken met een joods – dus aards – systeem maar met een hemels systeem. Er is geen aards heiligdom meer, maar een hemels heiligdom waar we met vrijmoedigheid binnen mogen gaan. Mooie kerken en kathedralen kunnen daaraan niets toe- of afdoen. Alle pracht en praal die we daar dikwijls vinden, is niet in overeenstemming met het ‘hemelse’ karakter van de gemeente. We hebben geen zichtbaar heilgdom, maar een hemels heiligdom dat voor het natuurlijke oog niet te zien is, maar die voor het geestelijke oog wel te zien is. “Daar wij dus, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, langs de nieuwe en levende weg die Hij ons heeft ingewijd door het voorhangsel heen, dat is Zijn vlees, en wij een grote priester over het huis van God hebben, laten wij naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van het geloof …” (zie Hebreeën 10:19-22).
We hebben daarvoor geen menselijke priester(s) nodig die tussen ons en God in kan staan. Geen paus, geen dominee, geen voorganger … hoe geleerd, hoe geestelijk deze ook mag zijn. Dit heeft niets te maken met anti-kerkisme, maar met liefde voor de waarheid van de ‘werkelijkheid’ dat we nu in een bedeling leven die gekenmerkt wordt door de inwoning van de Heilige Geest in de harten van de gelovigen en in de gemeente.
Bron: Auslese biblischer Gedanken – Artur Sieper

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW