“Wees niet bevreesd, wanneer een man rijk wordt, wanneer de eer van zijn huis groot wordt, want bij zijn sterven zal hij niets van dat alles meenemen, zijn eer zal hem in het graf niet nadalen.”
“Dit alles moet ik achterlaten!”
Jules Mazarin (1602 – 1661), de Franse kardinaal en diplomaat, was lange tijd de minister die over Frankrijk regeerde. Hij bouwde een enorm fortuin op door zijn inkomsten uit talloze ambten. In Parijs liet hij zijn eigen paleis bouwen om zijn uitgebreide bibliotheek en vele waardevolle schilderijen in onder te brengen.
Kort voor de dood van Mazarin was de graaf van Brienne er getuige van hoe hij zich weer eens in een verborgen kunstgalerie had gestort. Steeds weer mompelde hij bij zichzelf: “Dit alles moet ik achterlaten!” Hij was al erg verzwakt en moest na elke stap even pauzeren. Opnieuw zei hij: “Ook dat! Wat een inspanning was het om dat te bemachtigen!” Hoe kan ik het ooit zonder spijt achterlaten!” Waar ik heenga, zal ik het niet meer zien!”
Of het nu gaat om rijkdom, aanzien of macht – alles wat relevant is voor deze aarde moet op een dag worden achtergelaten. Daarom vermaande Jezus Christus ons zo dringend: “Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en afvreter [1] ze bederft en waar dieven inbreken en stelen; maar verzamelt u schatten in [de] hemel, … want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn” (Matth. 6:19-21).
De beslissende vraag is: waar klampt ons hart zich aan vast? Wat is de vervulling van mijn leven geweest en wat is het doel ervan? Is mijn hart gehecht aan Christus, die Zijn leven voor mij heeft opgeofferd? Alleen dan is Hij mijn “schat”, samen met alles wat Hem toebehoort. Deze schat is eeuwig veilig in de hemel.
© The Good Seed; 2014
Geplaatst in: Evangelie, Overdenking bijbeltekst
© Frisse Wateren, FW