“Hoor mijn luide smeekbeden, wanneer ik tot U roep …” (Ps. 28:2).
God luistert …
David heeft hulp nodig en hij doet het beste, wat iemand in dergelijke omstandigheden kan doen. Hij verwacht niets van mensen, maar alles van de Heer. David kent Hem immers ook en noemt Hem “mijn rots” en later ook: “mijn kracht en mijn schild” (vs. 1,7).
Iemand die zo over God, de Heer, spreekt, laat duidelijk zien dat hij een zeer persoonlijke relatie met Hem heeft. Dat is wat telt. Je weet dan, dat je op een vaste, onwankelbare bodem staat en dat je beschut en beschermd wordt. Tot deze God, Die alles voor je is, mag je “vluchten” en “luid smeken”. Dat is nooit voor niets: Hij luistert!
In het midden van deze psalm staat Davids verzoek om vergelding van de goddelozen voor hun slecht gedrag. Laten we goed opmerken, dat we in een heel andere tijd leven dan de psalmist. Sinds de vernedering en verhoging van onze Heer Jezus Christus en het uitstorten van de Heilige Geest, is er een geheel nieuwe tijdsperiode aangebroken, die nog steeds voortduurt. Het volgende lied gaat over deze bijzondere tijd:
Door Jezus’ bloed zijn alle zonden
van die geloven weggedaan;
en Gods gezanten blij verkonden:
God neemt de grootste zondaar aan.
Er is een eeuwig heil bereid:
o wondere genadetijd,
o wondere genadetijd.
Onze psalm eindigt met lofprijzing. Op “Hoor mijn luide smeekbeden” volgt nu: “Hij heeft mijn luide smeekbeden gehoord”. En na “wanneer ik tot u roep” hoor je nu: “ik ben geholpen” (zie vs. 2 en 6). God luistert graag wanneer we ter ere van Hem jubelen.
© www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 10.03.2012.
Geplaatst in: Overdenking bijbeltekst
© Frisse Wateren, FW