“De wet uit Uw mond is mij beter dan duizenden stukken goud of zilver”.
Stefan en Martina waren in grote nood gekomen en konden hun huur niet meer betalen. Na enige tijd verloor de huiseigenaar zijn geduld en trad gerechtelijk tegen hen op. Zo verscheen op een dag een deurwaarder om alles in beslag te nemen. Er was echter weinig wat hij in beslag nemen kon. Het enige meubelstuk dat nog wat waarde had, was een oude kast. Terwijl Martina de kast ontruimde viel de blik van de deurwaarder op een stapel brieven, die met een elastiek bij elkaar gebonden waren. Onwillekeurig boog hij zich over de postzegel van de bovenste envelop, want hij was een enthousiaste verzamelaar. Hij zag dat het een zeldzame zegel was en ontdekte, dat ook de anderen van dezelfde tijd waren. Daarop bracht hij Martina met een handelaar in verbinding en deze bevestigde dat het hier om oude waardevolle postzegels ging. Hij verklaarde zich bereid om te bemiddelen in de verkoop.
Welk een vreugde voor hen beiden toen zij dit goede nieuws hoorden! Nu konden zij hun schulden betalen en waren zij uit deze noodsituatie bevrijd.
Maar God wilde hen een nog grotere vreugde bereiden. Zij waren zich ervan bewust, dat zij een echt wonder meegemaakt hadden, doordat juist in de tegenwoordigheid van een beambte, die een verzamelaar was, deze oude brieven gevonden waren. Stefan herinnerde zich een gebed uit Psalm 103 vers 2: “Loof de HEERE, mijn ziel, en vergeet niet een van Zijn weldaden”. In dezelfde kast werd ook nog een Bijbel gevonden – een veel kostbaarder schat dan de bundel brieven! Doordat zij nu de boodschap van God gingen lezen, keerde vanaf die dag het ware geluk in dit huis weer terug.
Geplaatst in: Overdenking bijbeltekst
© Frisse Wateren, FW