Enkele gedachten over Pasen
Wanneer je voor de paasdagen een winkel instapt, zul je ontdekken dat de commercie Pasen heeft omarmd. Kippen die bezig zijn een ei te leggen, gapen je ‘softy’ aan vanuit een glazen stolpje, omringd door krokusjes en andere voorjaarsbloemen. De Paashaas springt blijkbaar vrolijk rond in de bakkerij, gezien de luxe bakkerijproducten. Het Paasdiner moet natuurlijk ook door eieren gesierd zijn. De diverse ‘Passions’1 brengen een speciale sfeer die je vandaag als fatsoenlijk Christen toch zeker niet kunt missen. Dit zijn slechts een paar voorbeelden, die je eindeloos kunt uitbreiden. Wat is er aan de hand, ook in ons ‘nuchtere’ land? Van Christus, Die gestorven is en opgestaan is uit de doden, hoor je niet zo veel meer, gelukkig behalve natuurlijk daar waar Hij nog (!) gepredikt wordt. Maar in het algemeen, helaas ook onder hen die zich Christen noemen, moet je het niet over “Jezus Christus en Die gekruisigd” hebben … nee, we moeten er nu een feest van maken. Een feest dat gedomineerd wordt door principes en gewoonten die bij de wereld passen maar niet bij de kinderen van God.
Christus, het ware Paaslam
Misschien is het nu voor de Christenen een geschikte gelegenheid om eens “pas op de plaats” te maken. Om zich eens te bezinnen op Iemand, die alles met pasen te maken heeft. Dat is Christus Zelf. De apostel Paulus richt onder de leiding van de Heilige Geest de volgende woorden tot de Korinthiërs, èn daarmee ook tot ons: “Want ook ons pascha, Christus is geslacht” (1 Kor. 5:7). Christus is het lam van God, zegt de apostel Johannes: “Zie, het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt” (Joh. 1:29). Ook Petrus schrijft: “… daar u weet dat u niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost bent van uw onvruchtbare, door de vaderen overgeleverde wandel, maar door kostbaar bloed, als van een vlekkeloos en onbesmet lam, [het bloed] van Christus” (1 Petr. 1:18-19). De profeet Jesaja profeteert al van Christus: “… als een lam werd Hij ter slachting geleid …” (Jes. 53:7). Onze Heer Jezus Christus is het fundament van ons geloof. Zonder een gestorven en opgestane Heer waren wij als Christenen de beklagenswaardigste mensen ter wereld (1 Kor. 15:12-19). Waarom alleen maar één keer per jaar Pasen? Hoe komt het dat de Christenheid in het algemeen zo weinig “Hem gedenkt”? Eén van de oorzaken is het zogenaamde ‘kerkelijk jaar’ of de ‘kerkelijke kalender’. Deze bepaalt dat het eenmaal per jaar Pasen is. Het Woord van God, de Bijbel, leert dit nergens. Als wij als Christenen Hem willen gedenken als het ware Lam van God, dan is dat wel bij het avondmaal. Daar aan Zijn tafel wordt Zijn avondmaal gevierd en Zijn dood verkondigd. Zijn dood, het fundament van het Christendom! Is het niet diep triest dat het avondmaal maar zo weinig gehouden wordt? Zegt dit niet iets van ons grote gebrek aan inzicht wat Zijn dood voor God en voor ons betekent? Moeten we niet weer eens ernstig gaan nadenken over dit ‘feit’? De Bijbel opnieuw weer openen om eens te zien waarom Hij leed en stierf? “Als de tarwekorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij alleen; maar als zij sterft, draagt zij veel vrucht” (Joh. 12:24). Ook Christus “moest” sterven, wilde er vrucht komen. De arbeid van Zijn ziel heeft er voor gezorgd dat Hij veel vrucht zal zien (Jes. 53:11).
Eén Naam is onze hoop,
één grond heeft Christus kerk.
Zij rust in één doop,
zij is Zijn scheppingswerk.
Om haar als bruid te werven,
kwam Hij ten hemel af.
Hij was het die door Zijn sterven
aan haar het leven gaf.
Elke zondag Pasen
Het is zeer indrukwekkend wanneer we Zijn dood verkondigen. We verkondigen niet Zijn opstanding. Daartoe worden we niet aangevuurd. Nee, Zijn dood. Niet dat Zijn opstanding niet belangrijk zou zijn. Nou en of! Dat is hierboven al aangetipt. Maar we worden in de Bijbel aangespoord om de Heer Jezus Christus te gedenken (Luk. 22:14-20) en Zijn dood te verkondigen totdat Hij komt (1 Kor. 11:23-26). “Doet dit tot Mijn gedachtenis”, en “Zijn dood verkondigen”. Dat betekent dus niet dat wij aan onszelf moeten denken. Helaas wordt het avondmaal door vele Christenen gezien als een ‘genademiddel’. Het accent ligt dan op ons als Christenen. Nee, hèt genademiddel – om dezelfde termen te spreken – is het offer van onze Heer Jezus Christus, dat Hij brengen moest om de eer van God te herstellen. “… wat ik niet geroofd heb, moet ik toch teruggeven” (Ps. 69:5). De eer van God hebben wij door onze opstand tegen de heilige God geroofd, immers wij hadden Hem onteerd door onze zonde(n). Onze Heer en Heiland heeft God volmaakt geëerd door Zijn offer op het kruis, doordat Hij Zijn leven uitgoot in de dood (Jes. 53:12). Als we iets willen lezen over het lijden van de Heer Jezus en Zijn gevoelens waarmee dat gepaard ging, is het goed om de psalmen eens te lezen. Bijvoorbeeld Psalm 22, 69, 88, 109. En ook Jesaja 53. Maar Zijn offer heeft ons ook de hemel ontsloten en ons aan het hart van God de Vader gebracht. Ook daar mogen we aan denken bij het avondmaal, als we maar niet uit het oog verliezen dat het Zijn offer was, Zijn lijden en sterven, dàt moet onze gedachtenis zijn. Als we ons zo met Hem bezig houden, zal de Heer Jezus steeds groter voor ons worden en komen we tot aanbidding. Dan brengen we offers van lof, dank en aanbidding. Dan houden we ons niet meer met onszelf bezig maar met Hem die alle aanbidding zo waard is. En daar zoekt de Vader juist naar, naar aanbidders (Joh. 4:23). Niet naar evangelisten, maar naar aanbidders. Is het dan verkeerd om je met het werk voor de Heer bezig te houden? Nee, op zich zeker niet. Maar als we het werk, dat de Heer ons heeft opgedragen voor Hem te doen, goed willen doen is het in de eerste plaats noodzakelijk om ons met het werk van de Heer bezig te houden. Persoonlijk, maar zeker ook gemeenschappelijk. Het gemeenschappelijke nu is bij uitstek het geval wanneer we Zijn dood verkondigen aan Zijn tafel. Toch gaat het persoonlijke er wel aan vooraf. Onze “korven van aanbidding” (zie o.a Deut. 12:5-6; 10-11; 13-14; 16:1-2; Hebr. 13:9-16; 2 Petr. 2:2-6) moeten we in de week vullen en op de dag van de Heer voor het aangezicht van de Heer legen op de plaats waar Hij Zijn naam doet wonen (Matth. 18:20).
Aanbidding
De eerste Christenen kwamen op de eerste dag bijeen om het brood te breken (Hand. 2:42; 20:7). Voor hen was het dus ook elke zondag Pasen. Verveelde hen dat niet? Elke zondag weer “Hem gedenken” of tot Zijn gedachtenis samenkomen? Nee! Zeker niet. Zij hielden zich met Hem bezig die hen verlost had uit de macht van de duisternis en overgebracht had in het koninkrijk van de Zoon van de liefde van God, de Heer Jezus en dankten de Vader (verg. Kol. 1:12-13). En wij? Het is voor vele Christenen zo, dat godsdienst betekent het luisteren naar een preek. Dat is echter geen ware godsdienst. Godsdienst – dienst aan God – betekent dat wij Hem dienen. Hoe komt dat tot uitdrukking? Door Hem te aanbidden, door Christus ‘voor God te brengen’. Dat is geheel iets anders dan Christus voor de ‘mensen te brengen’. Dit laatste gebeurt wanneer God tot ons spreekt door Zijn Woord. Aanbidding richt zich dus van de mensen naar God toe, en in de dienst van het Woord richt God Zich tot de mensen. Nu is dat verder hier niet het onderwerp, maar het is goed om met dit belangrijke onderscheid rekening te houden. Het mag wel ons ernstig verlangen zijn, dat de Heer onze harten door Zijn Geest bereiken kan om ons tot aanbidding te brengen voor Hem, Die alleen de aanbidding waard is. Persoonlijk in onze binnenkamer en in onze huizen. Gemeenschappelijk op de plaats waar Hij Zijn Naam doet wonen, dat is daar waar Hij alleen gezag heeft en waar de Heer Jezus, onze Heer en Heiland het enige Middelpunt is. Op deze plaats (Matth. 18:20) waar de Zijnen het avondmaal ‘houden’ wil Hijzelf de lofzang aanheffen. “In het midden van de gemeente zal Ik U lofzingen” (Hebr. 2:12). Dat doen niet de muziekinstrumenten en de muziek. Nee, dat doet de Heilige Geest, Die ons hart richt op Hem die onze ziel zo beminde (en nog bemint!), dat Hij Zichzelf wilde over geven op het kruis van Golgotha. Let wel op dat het niet is het avondmaal ‘vieren’ maar houden. Vieren houdt meer de gedachte in van ‘feest’ vieren, en dat is het avondmaal zeker niet. Het avondmaal is een gedachtenismaaltijd waarbij het gaat om de dood van Christus, wat toch juist in deze paasdagen centraal zou moeten staan. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat onze harten niet verblijd zullen worden, wanneer we Hem volgen op Zijn weg van smarten en lijden. Want we komen dan toch bij Zijn uitspraak: “Het is volbracht!” Dat geeft vreugde omdat God nu verheerlijkt is en omdat de Heer Jezus heeft volbracht wat God Hem te doen had gegeven, namelijk het plaatsvervangend verzoeningswerk. Maar bij de ‘gedachtenismaaltijd’ – het avondmaal – gaat het om het lijden en sterven op Golgotha en dat op zichzelf geeft natuurlijk geen vreugde, omdat dit werk nodig was doordat wij God hadden onteerd door onze zonde(n). Dat geeft juist de bitterheid aan waarover we lezen in Exodus 12 vers 8. Maar als het gaat om de resultaten van Zijn werk geeft het natuurlijk grote vreugde. Een vreugde die door de Heilige Geest bewerkt wordt en daarom ook ingetogen en ‘beheerst’ zal zijn. Beheerst door de Geest van God. Niet door ons gevoel, maar door Zijn Geest. Dan zullen de offers van lof en dank en aanbidding omhoog stijgen. Offers die ‘geestelijk’ van karakter zullen zijn en die voor God aangenaam zijn. Deze offers zullen niet ‘ik’ tot onderwerp of voorwerp hebben, maar Hem als het Lam van God.
Slot
Geve de Heer dat we ons veel met onze Heer en Heiland en Zijn volbrachte werk zullen bezig houden, zodat onze harten vervuld zijn met lof en dank. Mogelijk willen we dan ook elke zondag “Pasen” hebben. Daarvoor is echter ook nodig dat de samenkomsten van de gemeente gezuiverd zullen moeten worden naar het model van de Schrift, waarvan hierboven kort is geprobeerd om iets daarvan weer te geven. Dan krijgt de Heilige Geest weer de ruimte om ons de Heer Jezus voor te stellen en kan Hij ook gebruiken wie Hij wil in de samenkomsten. Bid daarvoor en zoek ernaar en strek er je naar uit. De Heer zal dan verder de weg wijzen!
1. Hierbij wordt niet bedoeld, dat bijvoorbeeld een “Mattheüs-Passion” op zich verkeerd zou zijn. Het gaat er om “hoe” we er mee om gaan. Is het niet vaak zo dat de muziek en zang van anderen – waarnaar we dan luisteren – de plaats van onze lof en dank zijn gaan ‘innemen’ omdat we in geestelijke armoede zijn vervallen? Is dan die muziek en zang verkeerd? Nee! In de veel gevallen niet. Maar welke plaats neemt dat in onze harten in. Waar is ons danklied, waar is ons loflied?
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW