18 jaar geleden

Op bergen en in dalen, ja overal is God!

Wie is dat nog niet opgevallen? Het gaat altijd omhoog en omlaag. Ik denk nu niet aan het leven in het algemeen, maar aan het leven van een gelovige. Er schijnt geen stilstand te zijn, noch op de “hoogte” noch in het “dal” (God zij dank!). Is dit “op en neer” iets wat normaal is of moet men daartegen iets ondernemen? In het bijzonder pasbekeerden staan vaak voor deze vraag. Hoe is het met onze gemeenschap met onze Heer?

Op en neer – Is dat normaal?

Het is vaak moeilijk te begrijpen, dat onze gemeenschap met de Heer aan schommelingen onderhevig is, dat vaak op vreugdevolle tijden tijden vol nood volgen. Te eniger tijd gewent men misschien aan dit verloop. Bevindt men zich in het dal, dan troost men zich ermee, dat het tot nu toe steeds op een bepaald ogenblik weer omhoog gegaan is, en wacht men geduldig af. Beleeft men daarentegen een “hoogtevlucht”, dan heeft men al weer angst voor de “afdaling”. In het begin houdt men zich misschien voor de enige die het zo vergaat, en denkt dat andere Christenen dit onder controle hebben. Waagt men tenslotte iemand aan te spreken, dan stelt men met verbazing (en met een beetje verlichting) vast, dat het anderen net zo vergaat.

Hoe moet men dus met deze problemen omgaan? Wat zegt de Bijbel daarover? Bericht zij over vergelijkbare ervaringen? Men zal tamelijk snel vaststellen, dat vele Bijbelse personen iets dergelijks beleefden: Mozes, David, Salomo en anderen. Ik wil aan de hand van twee voorbeelden aantonen, dat het zich daarbij om verschijnselen gaat, waarover het Woord van God nogal duidelijk bericht.

Mara

Het eerste voorval behoort tot de woestijnreis van het volk Israël. Het had Egypte verlaten en was nu in de woestijn. Drie dagen lang vonden zij geen water (Exodus 15:22 v.v.). Het was de leiding van God, die hen daarheen gebracht had. Maar God wilde hen natuurlijk niet plagen. – Wanneer wij in het leven een dorsttraject hebben af te leggen, dan kan God dit benutten om bijvoorbeeld ons sterk gevormde zelfrespect te verbreken, om ons bij te brengen wat het betekent, in alles van Hem afhankelijk te zijn. Hij wil ons door de nood tot gebed drijven en ons op deze wijze nader tot Zich te trekken. Heel algemeen gezegd, wil Hij Zich aan ons verheerlijken, doordat Hij ons leert, dat Hij alleen in staat is onze behoeften te vervullen.
Zouden wij nooit gebrek of nood beleven, zou God helemaal niet de mogelijkheid hebben ons de rijkdom van Zijn genade, wijsheid en liefde te tonen. Deze les moest ook het volk Israël leren, dat was immers volgens Deuteronomium 8:2-6 het doel van de woestijnreis. Hoe groot moet de opluchting geweest zijn, toen het bittere water van Mara zoet werd.
Het volgende station voor Israël was Elim (vers 27). Een prachtige oase met twaalf waterbronnen en zeventig palmbomen. Daartussen echter lag de oproep van God Hem gehoorzaam te zijn (vers 26). In deze volgorde gaat God ook vaak in ons leven te werk.

Eerst Mara. Wij moeten zonder water door de woestijn trekken, vaak zonder onze schuld. Maar in plaats van op God te vertrouwen, nemen wij zelf het initiatief. Wij zoeken zelf onze bronnen, om dan teleurgesteld vast te moeten stellen, dat ze bitter zijn. Maar het bittere water is meestal nog niet genoeg, om ons duidelijk te maken wat juist geweest zou zijn. In plaats daarvan mopperen wij liever. Maar dan, wanneer wij zo helemaal “aan het eind” zijn, bewijst God ons Zijn genade. Er zijn twee wegen waarop men “aan het einde van zijn latijn” komen kan. Of onze ongehoorzaamheid brengt ons in situaties waar wij zonder de hulp van God niet meer uitkomen, of God leidt ons op wegen waardoor Hij onze “scherpe hoeken en kanten afslijpen” wil, opdat wij meer op de Heer Jezus zullen lijken. Beide vinden we in Mara. Het was niet de schuld van het volk, dat zij geen water hadden, maar zij hebben zich in deze situatie niet goed gedragen. Evenwel werd het water zoet, en God herinnerde Israël bij deze gelegenheid aan iets zeer belangrijks: aan de gehoorzaamheid tegenover Hem. Ook wij moeten zeker ons hele leven lang altijd opnieuw leren, dat de mate van onze gehoorzaamheid de kwaliteit van onze verhouding met Hem bepaalt. Eigenlijk weten wij dat wel, maar vergeten het vaak. Daarom moet God ons er altijd weer aan herinneren, want Hij wil ons graag zegenen. Wanneer wij de les van Mara geleerd hebben, die wij niet kunnen overslaan, dan volgt iets wonderbaars, namelijk Elim, dat zeer aan Psalm 23 herinnert.

Elim

Verstaan wij dit “omhoog en omlaag” al leen beetje beter? Nu zijn wij in Elim, wij zijn boven, wij verheugen ons in de zegeningen van en in de gemeenschap met de Heer. Hoe lang kunnen wij daar blijven? Voor altijd? “Toen zij van Elim gereisd waren …” (Exodus 16:1) – dus niet voor altijd. God wil, dat de geestelijke ervaringen die wij op plaatsen als Elim gehad hebben, daarna in het dagelijkse leven uitwerken en weerspiegelen. Ook de drie discipelen konden niet voor altijd op de berg van de verheerlijking (Markus 9:1-9) blijven, waarmee wij bij het tweede voorbeeld zijn. Het afdalen in het dal moest te eniger tijd volgen. En wat vonden zij daar beneden? Menselijke ellende en leed. Een geweldige tegenstelling tot dat, wat zij zojuist op de berg zien, horen en leren mochten.

Het principe is duidelijk: Wanneer wij precies zover “beneden” zijn (en dat zijn volgens de ervaringen de tijden, waarin wij in het bijzonder vaak en ernstig bidden), dan wil God ons bewust maken, dat wij zelf niet in staat zijn om de situatie te veranderen en alleen van Hem hulp kunnen verwachten. Weliswaar moet men er bij zeggen, dat de problemen niet altijd direct verdwijnen, ook wanneer wij van onze kant reeds het nodige gedaan hebben, namelijk fouten inzien, eventueel ongehoorzaamheid beleden en misschien ons gedrag veranderd hebben. De problemen kunnen blijven bestaan, zij kunnen zich zelfs vermeerderen zoals bij het volk Israël in Egypte, nadat God Zich geopenbaard en hen beloofd had, hen te redden (Exodus 3:7-8). Het volk geloofde en aanbad (Exodus 4:31). Iets beters hadden zij niet kunnen doen. Maar wat gebeurde er daarna? De farao verhoogde hun toch al hoge dagnorm (Exodus 5:7-8). God heeft er zeker een reden voor, wanneer Hij zó met ons handelt. Wanneer wij in geloof vasthouden, dat God de mensenkinderen “niet van harte plaagt of bedroeft” (Klaagliederen 3:33), dan behoeft ons dat niet verder verontrusten. Hoe waardevol zijn echter de ervaringen, die men in zulke situaties opdoet! We leren zeer veel over ons zelf, we leren echter boven alles, dat God ons daadwerkelijk niet in de steek laat, ook wanneer wij het in soortgelijke situaties zo zouden mogen ondervinden. Daardoor rijpen wij innerlijk, en ons geloof, onze verhouding met de Heer neemt in vastheid toe.

“Houdt het voor enkel vreugde, mijn broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt, want gij weet dat de beproeving van uw geloof volharding bewerkt” (Jacobus 1:2 v.v.) – “… daar wij weten, dat de verdrukking volharding werkt, en de volharding beproefdheid en de beproefdheid hoop; en de hoop beschaamd niet, omdat de liefde van God in onze harten is uitgestort door de Heilige Geest die ons gegeven is” (Romeinen 5:3-5). Wanneer wij dat in onze harten opgenomen hebben, dan zullen wij bewust beleven, hoe “overdadig” God ons soms met liefdebewijzen en zegeningen van verschillende aard overlaadt. Dan zijn wij in zekere mate in een oase en kunnen veel kracht putten. Daarbij geldt het dan, zo veel als mogelijk mee te nemen, om zo nodig ook anderen bij te staan, die niet zoveel meegenomen hebben. Hoe vaker wij zulke ervaringen mogen hebben, des te groter wordt ons vertrouwen op God, die bij ons en vóór ons is en ons standvastig liefheeft, zelfs wanneer van onze kant het bewustzijn van deze liefde en de vreugde daarover somtijds nogal zwak is. Welk een God en Vader hebben wij toch!

Paul Markowsky, © Folge mir nach

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW