Moraal in de ‘funmaatschappij’
“Normen en waarden”, daar gaat het om, aldus ex-premier Balkenende. Maar om ‘welke’ normen en waarden gaat het nu eigenlijk? Wat betekent dat in onze ‘versekste’ maatschappij? Immers ‘lang leve de lol’ is toch de leus van vandaag? “Laten we eten en drinken, want morgen sterven wij” (1 Korinthe 15:32). Deze leus kenden de mensen in Korinthe. Ook dáár kende men immoraliteit. Deze stad was eens een zeer rijke en vermaarde koophandelsstad, vol weelde en overdaad. Dat “laten we eten en drinken” is in onze dagen geen probleem. Het ene feest is nog niet voorbij, of het andere dient zich al weer aan. Als er eens geen feest is, bouwt men zelfs een feest omdat er geen feest is, immers feest moet er zijn. Jongeren zijn nachten op om hun feestjes te vieren in de nachtgelegenheden. Wat we ons daarbij moeten voorstellen, is te schandelijk om te noemen (zie Efeze 5:12), daarom laten we dat ook achterwege. Menen zelfs Christen-jongeren niet al te vaak, dat het leven alleen bestaat uit plezier en daarom hun eigen “Christelijke” feestjes bouwen? Lijkt het vandaag niet veel op datgene wat we in de Bijbel vinden? “Wordt ook geen afgodendienaars, zoals sommigen van hen, zoals geschreven staat: ‘Het volk ging zitten om te eten en te drinken, en zij stonden op om te spelen”. Ook het volgende vers is vandaag op een zeer perverse manier in onze maatschappij aan de orde van de dag en soms zelfs zichtbaar: “Laten wij ook niet hoereren, zoals sommigen van hen hoereerden, en er vielen op één dag drieëntwintigduizend (1 Korinthe 10:7-8). Daar ging het om jong én oud! Is het dan waar dat het leven alleen bestaat uit feest?
Moraal
Hoofdzaak: Er is plezier! Of het nu in Washington, Londen, Hamburg, Amsterdam, Antwerpen of in Dalfsen is: Men kan “vandaag dingen op straat zeggen en doen, die in de zestiger jaren ondenkbaar zouden zijn geweest”, meent een waarnemer van jeugdfilms. “Het woord plicht verstaat nauwelijks niemand meer. Bij jonge mensen tussen 14 en 29 jaar, die wij representatief ondervraagd hebben, telt alleen nog de plezierfactor – op alle terreinen”, beweert de socioloog Horst W. Opaschowski. Verschillende ontwikkelingen leidden ertoe, aldus de cultuurcriticus Johan Huizinga, dat “hele gebied van openlijke meningsvorming … door het temperament van opgroeiende jongeren en de wijsheid van jongerenclubs beheerst” worden.
Dat dat alles geen plezier meer is, daarover zijn cultuurcritici, psychologen en beroepspolitici het eens: “In Duitsland [en dat geldt zeker ook voor Nederland – vertaler], aldus de klacht, gaan algemene zeden en fatsoen, discretie, familie, hulpvaardigheid, trouw, zelfzucht, respect, godsvrucht – kortom: alle deugden en daarbij het geloof – in de stroom ten onder”, schreef een journalist.
1. Plezier en moraal historisch
De ontwikkeling tot deze toestand begon – algemeen maatschappelijk gezien – met de Franse Revolutie. Wat zich in de westerse maatschappij van de 20e eeuw steeds verder doorzette, spitste zich toe in de naoorlogse generatie van de 2e wereldoorlog en kwam tenslotte bij de studentenopstanden in de zestiger jaren van de vorige eeuw tot een uitbraak: De tot dan toe geldende waardevoorstellingen werden radicaal omver gegooid. De strijd ging vooral om het “establishment” [= gevestigde orde – vertaler] en daarmee alle autoriteiten. Het breken met de prestatiemaatschappij en de proclamatie van de lustprincipes waren aangekondigd.
Met het verdwijnen van vaste structuren gingen de morele waarden ten onder. Ook de ernst verdween. Deze ontwikkeling – “infantilisering”1* genoemd – leidde bijvoorbeeld ertoe, dat vandaag nauwelijks meer een waarde voor onaantastbaar gehouden en alles aan de belachelijkheid prijsgegeven wordt. In deze “kinderlijke maatschappij” geldt – zo vatte een journalist de situatie samen -: “Jong-zijn is een waarde op zich. Volwassen worden is slecht. De toekomst is onzeker, de vooruitzichten donker, laten wij dus nu plezier hebben. Het fun-principe duldt geen uitstel, geen zorgen, die – misschien – in de toekomst de moeite lonen”.
2. Een voorbeeld, dat geschiedenis maakte
De Titanic. Op 14 april 1912 gleed de Titanic in de nabijheid van New Foundland door het water. De scheepsleiding geloofde, dat het schip niet zinken kon en had daarom veel te weinig reddingsboten aan boord genomen; men negeerde de ijsmassa’s, ramde een ijsberg en zonk. 1503 mensen stierven.
Dat steden ten onder gaan, komt minder vaak voor dan bij schepen, maar het komt voor. En het heeft een reden: “Voorts zei de HEERE: Daar het geroep van Sodom en Gomorra groot is, en omdat hun zonde zeer zwaar is, zal Ik nu afgaan en bezien, of zij naar hun geroep, dat tot Mij gekomen is, het uiterste gedaan hebben, en zo niet, Ik zal het weten” (Genesis 18:20-21).
Wat was er gebeurd? Zeden en fatsoen waren in Sodom en Gomorra al lang aanwezig, toen Lot vrijwillig naar deze mooie, vruchtbare omgeving trok. De mensen daar “waren boos, en grote zondaars tegen de HEERE” (Genesis 13:13). Hoererij, uitspatting en begeerten waren aangekondigd (vergelijk Genesis 19:4-11). Ezechiël schrijft: “Ziet, dit was de ongerechtigheid van uw zuster Sodom; hoogmoed, zatheid van brood en stille gerustheid had zij en haar dochters; maar zij sterkte de hand van de arme en nooddruftige niet. En zij verhieven zich, en deden gruwelijkheid voor Mijn aangezicht; daarom deed Ik ze weg, nadat Ik het gezien had” (Ezechiël 16:49-50).
“Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natiën” (Spreuken 14:34)
En de ernst? Lot – door twee engelen daartoe aangespoord -, vroeg zijn schoonzonen uit Sodom weg te gaan, omdat God de stad verwoesten wilde. Ze namen hem niet serieus: Maar hij was in de ogen van zijn schoonzonen als “schertsende” (Genesis 19:14). Ook zijn vrouw scheen zich aan de ernstig gemeende uitspraken weinig te storen. De beide engelen hadden tegen Lot gezegd: “Behoud u om uws levens wil; zie niet achter u om, en sta niet op deze ganse vlakte behoud u naar het gebergte heen, opdat gij niet omkomt” (vers 17). Maar zij draaide zich van achter hem om en werd een zoutpilaar.
En zo zag de ondergang eruit: “Toen deed de HEERE zwavel en vuur over Sodom en Gomorra regenen, van de HEERE uit de hemel. En Hij keerde deze steden om, en die ganse vlakte, en alle inwoners van deze steden, ook het gewas des lands” (vers 24-25).
God beoogde met dit oordeel niet alleen deze steden te treffen, maar hij wilde de ondergang van Sodom en Gomorra “tot voorbeeld stellen voor hen die goddeloos zouden leven” (2 Petrus 2:6; vergelijk Judas :7). Heden ten dage is dit voorbeeld nog steeds goed bekend; de beide stadsnamen worden nog altijd als “verdorvenheid en verwerpelijkheid, voor buitensporigheid en zedeloosheid, bij gelegenheid ook voor grote chaos, grote wanorde en verwoesting” aangewend (Duden. Zitaten und Aussprüche, 1993) [Ook in ons land kennen we uitdrukkingen als: “als Sodom en Gomorra” – vertaler].
3. Wat te doen?
Een schip ging ten onder vanwege trots van mensen. Steden2* gingen ten onder vanwege de zonde van de bevolking. Wat kan men vandaag doen, wanneer alle “deugden en daartoe het geloof in de stroom ten onder gaan”?
Ten eerste willen wij letten op datgene, waartoe Petrus de gelovigen oproept: “Daar Christus dus in het vlees geleden heeft, moet u zich ook met dezelfde gedachte wapenen; want wie in het vlees lijdt, heeft afgedaan met de zonde, om de overige tijd niet meer te leven naar de begeerten van de mensen, maar naar de wil van God” (1 Petrus 4:12).
Concreet betekent dit met betrekking tot de moraal, de ernst en het volwassen-zijn:
Moraal:
“Want dit is de wil van God: uw heiliging, dat u zich onthoudt van de hoererij; dat ieder van u zijn eigen vat3* weet te bezitten in heiliging en eerbaarheid (niet in begerige hartstocht, zoals de volken die God niet kennen) …” (1 Thessalonika 4:3-5); vergelijk 1 Petrus 1:13-16).
Ernst:
Paulus waarschuwt de Efeziërs voor oneerbaarheid, zotte praat of lichtzinnige taal “die niet gepast zijn” (Efeze 5:4).
Volwassen-zijn:
“Broeders, weest geen kinderen in uw overleggingen, maar weest kleine kinderen in de boosheid, en wordt in uw overleggingen volwassen …” (1 korinthe 14:20-21). Daartoe behoren: Bezonnenheid, “in de leer onvervalst, eerbaarheid, een gezond, onaanvechtbaar woord, opdat de tegenstander beschaamd wordt, daar hij niets kwaads van ons te zeggen heeft” (Titus 2:6-8). Dus: Voorbeeldige wandel.
Volgens deze principes moet men leven – of het nu in Washington, Londen, Hamburg, Amsterdam, Antwerpen of in Dalfsen is.
Jochen Klein
1* Infantilisering: Terugkeer naar kinderlijke maatstaven.
2* In december 2004 vond er een verschrikkelijke zeebeving plaats in verschillende delen van Azië (Indonesië, India). Hele dorpen werden weggevaagd. Soortgelijke dingen komen dus nu ook nog voor. Dit zijn eveneens waarschuwingen van God aan de mens om ernst te maken met de boodschap van God. Deze boodschap luidt: “Met voorbijzien dan van de tijden van onwetendheid beveelt God nu aan de mensen, dat zij zich allen overal moeten bekeren, omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij het aardrijk in gerechtigheid zal oordelen door een Man die Hij daartoe heeft bestemd, waarvan Hij aan allen zekerheid heeft gegeven door Hem uit de doden op te wekken” (Handelingen 17:30-31). Deze Man nu is Jezus Christus, de Zoon van God. Wie met belijdenis van zonden en schuld naar Hem toegaat en Hem gelooft, zal behouden worden. Hij is ook de “enige weg”. Het oordeel zal je dan niet treffen. Een oordeel, wat de mens wel verdiend heeft, waar hij nu ook woont en wie hij ook is. Het oordeel zal komen. Nu kun je nog gered worden!!! Laat je redden!!! – [noot vertaler]
3* Het Griekse woord “vat” wordt in overdrachtelijke zin zowel voor het menselijk lichaam (hier in 1 Thessalonika) als voor de vrouw (vergelijk 1 Petrus 3:7) gebruikt.
Geplaatst in: Maatschappij
© Frisse Wateren, FW