Markus 11:25
Steeds weer komt het voor dat de omgang van de kinderen van God met elkaar door onverzoenlijkheid wordt belast en verstoord. Er vertonen zich wortels van bitterheid bij de gelovigen die op een dag uitgroeien tot “bomen” die niet te overzien zijn. Dat brengt grote nood. En toch weten wij dat ontbrekende vergevingsgezindheid niets anders is dan ongehoorzaamheid aan Gods Woord.
Wij moeten vergeven, omdat God ons ook vergeven heeft. Hij heeft al onze zonden in de diepten van de zee geworpen (Micha 7:19). Iemand schreef bij deze plaats in zijn Bijbel: “Verboden te vissen!” Dus moeten en mogen we zelfs onze persoonlijke tekortkomingen niet steeds weer naar voren laten dringen en onszelf daarmee verontrusten. Hoe kunnen we dan ooit gelukkig zijn? Onze zonden en wetteloosheden zal God immers geenszins meer gedenken (Hebreeën 10:17)!
Datzelfde geldt ook, wanneer wij elkaar moeten vergeven. Ook deze oude zaken mogen nooit meer aan het licht gebracht worden. “Vissen verboden!” luidt de wijze raad.
Maar hoe moet het dan, wanneer onze gevoelens ten opzichte van onze broeders of zusters niet tot rust komen? – Nu, God heeft ons met ervaringen en gevoelens geschapen, echter niet opdat ze ons zouden beheersen, maar opdat wij zouden leren ze in de dienst voor Hem te gebruiken. Daarom moeten we ze aan de waarheid van Gods Woord en ons besluit onderwerpen. Is het besluit genomen om te vergeven, dan zullen de gevoelens zich met de tijd daaraan moeten aanpassen. – Willen wij werkelijk vergeven? Dat is de beslissende vraag.
Geplaatst in: Overdenking bijbeltekst
© Frisse Wateren, FW