20 jaar geleden

Lente

Als in Holland de sneeuwklokjes bloeien

komt de lente, komt de lente.

Als in Holland de sneeuwklokjes bloeien

komt de lente weer in ’t land!

Wie voelt niet het ontwaken van de lente? Wie voelt het niet tintelen als de lentevogel weer van de nog bladloze takken komt zingen? Vergeet dan niet dat God deze zangvogel bij je brengt! Heb je de vogels al zien slepen met takjes om een nestje te bouwen? Heb je de zangvogel al gehoord die van de nog bladloze takken zijn lied zingt? Bedenk dan dat God je die zangvogel stuurt.
Jong en oud, arm en rijk, Christenen en ook niet-Christenen verblijden zich over de ontwakende lente. Ik zou willen zeggen: Dat kan haast ook niet anders! Waarom niet? Door dit artikel hoop ik dit duidelijk te mogen maken. Er ligt nog iets meer verborgen in het ‘verschijnsel’ dat wij ‘lente’ noemen.

Waarom nu in Frisse Wateren over lente?

Is het niet zo dat wij zoveel over allerlei dingen praten en nadenken maar zo weinig genieten van datgene wat God doet in de natuur. Het is namelijk niet zo dat de natuur inslaapt (winter) en weer ontwaakt (lente). Alles wat sommigen zo plechtig ‘de natuur’ noemen is niets uit zichzelf en kan niets uit zichzelf. In de natuur én in haar majestueuze en machtige overgangen is niets dat niet door God is gewerkt. Daarom nu iets over de natuur van God – over de lente – in deze site.

Lente en herfst

We kunnen de volgende mededelingen dat iets met lente te maken heeft in de Bijbel onder andere in Psalm 104 lezen: “Zendt Gij Uw Geest uit, zo worden zij geschapen, en Gij vernieuwt het gelaat van het aardrijk” (vers 30). “Waar de vogeltjes nestelen” (vers 17).

De Bijbel kent de lente noch de herfst bij name. Alleen Judas vers 12 spreekt terloops over “late herfst”, maar dan in zijn wegstervende weelde. Dat lag aan het land; want de overgang van de winter naar de zomer, en de zomer naar de winter vond in Palestina sneller, meer opeens plaats. Door het niet vallen van regen – bijna zes maanden lang – en de genoemde snelle overgang van de jaargetijden kwam men er vanzelf toe om dit regenloos halfjaar – de zomer – tegenover de winter te stellen. De winter begon met regen (‘vroege’ regen) en het eindigde met regen (‘spade’ regen). In de winter viel er dus nogal wat regen. Dat er veel kon vallen laat Ezra 10:13 ook wel zien. In Deuteronomium 11:14 staat: “Zo zal Ik de regen uws lands geven te zijner tijd, vroege regen en spade regen, opdat gij uw koren, en uw most, en uw olie inzamelt”. De winter begon met regen en eindigde met regen. Daartussenin regende het veel. In het voorjaar heb je dan dus de ‘spade’ regen. Joël 2:23 zegt: “… en Hij zal u de regen doen neerdalen, de vroege regen en de spade regen in de eerste [maand]”.

De voorjaarsregens gingen vaak gepaard met hevige onweersbuien (zie Zacharia 10:1 en Johannes 12:29). Nu duurden deze voorjaarsregens niet zo lang. Kenmerkend voor de lente schijnt het waaien van de oostenwinden te zijn. Vooral in de tweede helft van de lente bewerkt het een ‘hard’ einde van de lentepracht. Dit zie je bijvoorbeeld aan Jesaja 40:7 en Psalm 103:15-16.

Als we niet meer weten waar de regen vandaan komt, dan kunnen we er hier iets van zien. Bovendien is zegen aan regen verbonden. In dit verband is het nuttig dat Job 38 ook eens goed en rustig doorgelezen wordt. Met name vers 25-28.

Ik hoop dat er door alle tekstaanhalingen geen vermoeidheid optreedt, maar je kunt het niet maken de Bijbel niet te openen, tenminste als je iets wilt leren over Hem Die de “Schepper en Onderhouder” is van alle dingen. Niet afhaken dus!

Het ‘frisse’ begin

“De HEERE nu had tot Mozes en tot Aaron in Egypteland gesproken, zeggende: Deze zelfde maand zal u het hoofd der maanden zijn; zij zal u de eerste van de maanden van het jaar zijn” (Exodus 12:1-2).

Bij ‘eerste’ maand moeten we denken aan april. De maand ‘Abib’ was de eerste maand en betekent ‘groene aar’. Vóór Exodus 12:2 begon het jaar voor Israël in het begin van onze maand oktober. Maar God wilde dat zij het jaar begonnen met Abib. Waarom? De Israëlieten waren tot nu toe slaven van de farao van Egypte geweest. Maar nu de verlossing gekomen was, was er een nieuw tijdperk aangebroken. Zo is het ook met hem en haar die de Verlosser – Jezus Christus – hebben leren kennen. Zij zijn verlost uit hun leven dat door de Bijbel wordt gekarakteriseert als: “dood in misdaden en zonden”, en “vervreemd van het leven van God” (Efeze 2:1; 4:18).

Wanneer begon mijn eerste dag van het nieuwe leven? Dat was op het moment toen ik de stem van de Zoon van God hoorde; toen ontving ik nieuw leven. Toen ben ik overgegaan uit de dood in het leven (zie Johannes 5:24-25). Dan begint God te tellen. Mijn leven vóór mijn bekering heeft voor God geen waarde, ook al heb ik in de ogen van de wereld nog zoveel goeds gedaan. Er is een definitieve streep gehaald door mijn oude leven. Ik ben nu een nieuwe schepping in Christus (zie 2 Korinthe 5:17). De echte nieuwe frisse lente is in mijn leven aangebroken. Dit nu is het ware, echte leven. Nu geniet ik van het echte leven omdat ik geloof “in de Zoon van God Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven” (Galaten 2:20). In Exodus 12 gaat het over een lam dat geslacht moest worden. Het bloed van dit lam moest gestreken worden aan de beide deurposten en aan de bovendorpel. Dit spreekt van onze Heer Jezus, de Zoon van God, het ware Paaslam. Hij is het Lam van God. Wanneer GOd een huis zag waar het bloed was gestreken, dan ging de verderfengel voorbij. Of je nu bang was of vrolijk, of je nu arm was of rijk, als God dat bloed zag was je verlost. Als je schuilde achter dat bloed, was je veilig. Zo zie je ook dat het Pascha en de lente wel iets met elkaar hebben.

Kent u, ken jij dit ook al? Heb je al geschuild achter het bloed van het Lam? Dit is de enige grond en enige weg tot eeuwige redding van je ziel!!!

Van winter naar lente

Psalm 74:17: “Gij hebt al de grenzen der aarde gesteld; zomer en winter, die hebt Gij geformeerd”.

Allereerst: God heeft de winter en de zomer heeft geformeerd. Hoewel de Bijbel de ‘lente’ niet als afzonderlijke schakering tussen winter en zomer inschuift, kent zij zeker de lente-gedachte en het feit van de lente. Aan dit lente-schoon kwam Israël toe met het “feest van de eerstelingen”. Het koren was gerijpt door de zorg van God. God gaf en geeft de wasdom. God liet en laat het regenen en Hij liet en laat de zon schijnen. “Zendt Gij Uw Geest uit, zo worden zij geschapen, en Gij vernieuwt het gelaat van het aardrijk”. Dat nu is de lente. God vernieuwt het gelaat van het aardrijk. Eerst dorheid en doodsheid. Nu frisheid en nieuw leven.

Het resultaat: Het volk kon nu gaan oogsten en moest een schoof van de eerste korenaren naar de priester brengen (Leviticus 23:9-14). Op de dag na de sabbat moest de priester deze dan voor het aangezicht van de Heere bewegen en tegelijk moest hij een brandoffer, een spijsoffer en een drankoffer brengen. Dit bewegen van de schoof voor het aangezicht van de Heere zou voor hem die de schoof had gebracht, ‘aangenaam’ zijn, dit betekent dat hij dan welgevallig zou zijn.
Hiermee werd de erkenning uitgesproken dat de HEERE de eigenlijke eigenaar van het land was en daarom was de eerste vrucht voor Hem.

Nu ga ik niet verder in op de betekenis voor ons van de feesten in Israël omdat dit in het kader van dit artikel te ver zou voeren.
Wilt u meer weten over de betekenis van de feesten dan raad ik u aan om “De feesten des Heeren in Israël” te lezen van R. Been. Meer inlichtingen over dit boek hierover bij uitgever Frisse Wateren.

De lente spreekt dus van leven. De winter daarentegen van doodse kilheid. De winter jaagt ons uit de schepping van God terwijl iets in ons zegt dat wij in die schepping thuis horen. De winter veroorzaakt elk jaar weer koude en gebrek. Zijn er niet velen juist in de winter gestorven? Daarom is het voor ons als een vijand. Het beklemt, drukt en benauwt ons. Als hij eindelijk de aftocht blaast, loopt jong en oud uit om ‘hem het heilige kruis na te geven’ (d.w.z. na zijn vertrek een kruisteken in zijn richting maken om uit te drukken dat men hoopt dat hij nooit meer terugkomt – Van Dale).

Ja, als de winter vertrekt, doen we in ons eigen leven aan die overgang mee.
De winter sloot ons op en nu gaan de deuren en de ramen weer open. overal maakt men zich op om de wintersmet in de huizen weg te wissen. Ook nu nog houden veel mensen in het voorjaar de grote schoonmaak.
Ook onze kleren wisselen van gedaante.
Een blij gevoel maakt zich gaandeweg van ons meester. Het is onze God die ons weer vreugde bereidt.

Slapen en ontwaken

In het zichtbare spreekt God ook een taal tot het geestelijke leven. Guido Gezelle, de beroemde Vlaamse dichter, zei: ‘Mij spreken de blomme een tale?’

De natuur slaapt in de winter. Deze winterslaap in de zichtbare schepping spreekt van een geestelijke slaap. De lente spreekt echter van een weer opstaan van wie insliep, opdat “Christus over hem lichten zal” (Efeze 5:14).

Er is in ieder geval een opgang en een neergang in de wereld van de natuur. Zo kan het ook in het geloofsleven zijn. Is er niet vaak de doodsheid en kilheid van de winter in onze ziel in plaats van de frisheid en het ontluikend leven van de lente? Hoe is het met onze verborgen omgang met God? (zie Psalm 25:14)

U begrijpt dat voorgaande alleen van toepassing is op hen die de Heere vrezen, die geloven in God. Over de eerste geestelijke lente hebben we het al gehad onder het kopje ‘het begin’. Nu gaat het over het kind van God dat opgeroepen wordt om te ontwaken uit de doodse slaap van de winter van zijn ziel.

Als het hard wintert in de natuur, heeft iedereen het besef dat het zó niet blijven kan noch zal noch mag en profeteert al wat in ons is de lente die straks nadert.

Maar zo mag ook niemand van ons die de Heer Jezus toebehoren, roepen van vrede terwijl het duidelijk aan het winteren is geslagen in onze ziel. Dat is tegennatuurlijk en gaat in tegen de genade. Dit behoort en mag niet zo zijn. Wanneer we in die ‘winterslaap van onze ziel’ blijven liggen, zondigen wij en wijst op verharding.

Er gaat een ‘sprake’ uit van het Pascha (Pasen) zowel van de lente. De ongelovige wordt uit de dood tot het leven en de ingeslapen Christen uit zijn geestelijke slaap geroepen. Uitwendig verschilt het leven van hen die geestelijk slapen niet met hen die nog dood zijn in hun zonden en misdaden, de ongelovigen. Wanneer zij tot nieuw leven komen en ontwaken geldt voor beide: “Het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde” (1 Johannes 1:7).

De bezieling van de lente

Zo ligt er in de terugkeer van de lente een impuls ten leven voor ieder mens.
Er gaat van de lente een nieuwe bezieling ten leven uit om de slappe handen en de trage knieën weer vast te maken; om ieder te prikkelen om zichzelf aan te pakken. De lente prikkelt tot betoon van ernst, van ijver, tot het overvloedig zijn in het goede.
De lente zegt dat er weer gezaaid moet worden, opdat straks de volle halmen ruisen.
Het geloofsleven zal dan weer heerlijk ritselen en de verdorde ranken zullen weer uitbotten. Het loflied zal weer opstijgen.
Dan zullen met vernieuwde aandrang opnieuw de dingen van boven gezocht worden, waar Christus is.
Wat zal dat heerlijk zijn wanneer ons lied weer klinken zal. Voor Hem, maar ook voor onszelf. Dat geeft hemelse vreugde. Dat is tot eer van Hem!!!

(een bewerking van een artikel over de lente uit “Als gij in uw huis zit” van de bekende dr. Abraham Kuyper, uitgegeven in 1899)

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW