Les 7
Beste cursist(e),
Deze les beginnen we met Genesis 22.Er zijn een heleboel mensen, die weten dat deze geschiedenis een beeld is van dat, wat eeuwen later zou gebeuren. Namelijk: dat God Zijn Geliefde Zoon zou geven om voor ons in de dood te gaan. Natuurlijk is het gebeuren met Abraham en lzak maar een heel zwak beeld. Want niets is er te vergelijken met de grote Gave van God voor ons.
Deze geschiedenis is een grote beproeving voor Abraham. Het lijkt er op, dat God Izak op een vreselijke manier opeiste. Als we 2 Koningen 3 vers 27 lezen, dan zien we dat de heidenen toen kinderoffers brachten aan hun afgoden. Maar Abraham is geen heiden! Wat moet er door hem zijn heengegaan, toen hij die opdracht van God kreeg?! Hij zal dit nooit verwacht hebben, want God had hem immers een groot volk beloofd (Genesis 15 vers 4 en 5) en nu moest Izak geofferd worden?!
Uit het verdere verloop van deze geschiedenis weten we dat het om een beproeving van God ging. Het Hebreeuwse woord “beproeven” is hetzelfde als “toetsen”, “onderzoeken” of “verzoeken”. Hoewel we in de bijbelvertalingen dus soms verschillende woorden hiervoor vinden, wordt toch hetzelfde bedoeld.
Als de duivel iemand verzoekt, dan is dat ten kwade, om zo iemand te verleiden. Denk maar aan de verzoeking van de Heer Jezus in de woestijn. Maar bij God gaat het juist om het tegen overgestelde. God beproeft ons geloof opdat Hij, als we de toets doorstaan hebben, verheerlijkt zal worden.
Abraham gaat niet naar familie of vrienden om raad te vragen. Nee, hij doet wat God zegt. Hij gaat met zijn zoon op reis, naar de plaats die God hem zal wijzen. De reis duurde drie dagen. Daaruit blijkt dat God geen overhaast besluit vraagt. Abraham heeft voldoende tijd om hier over na te denken. Hij kon het lang genoeg overwegen en had de tijd om terug te gaan.
Vraag 1. Waaruit blijkt dat Abraham er van verzekerd is, dat ze beiden terug zullen keren?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Vraag 2. Hoe geeft hij Izak antwoord, dat God Zelf zal voorzien?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Abraham wordt niet voor niets de vader van alle gelovigen genoemd. Want zijn antwoord geeft blijk van zijn persoonlijk geloof. En zijn geloof is niet beschaamd. God heeft voorzien!
Dat geldt zeer zeker voor ons! Als we er aan denken dat God Zijn Zoon gaf, om in onze plaats aan het kruis te sterven. De Heer Jezus heeft de straf die wij verdiend hadden, op Zich genomen, Toen kwam er geen antwoord uit de hemel, de hemel was toegesloten. De Heer Jezus heeft zelfs geroepen: “Mijn God! Mijn God! Waarom hebt Gij Mij verlaten!” (Matthéüs 27 vers 46). Wat moet dat erg geweest zijn voor de Heer Jezus! Maar ook voor God! Dat was om onze zonden!
Al die duizenden offers, waarover we lezen in het Oude Testament wezen heen naar dit ENE GROTE OFFER!
Vraag 3. Wat roept Johannes de Doper in Johannes 1 vers 29, als hij de Heer ziet aankomen?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Vraag 4. Voor deze en volgende vraag is het goed om eerst Hebreeën 11 vers 17 en 18 lezen.
Op welke belofte vertrouwt Abraham?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Vraag 5. En in welk wonder geloofde hij?
……………………………………………………………………………………………………………………….
We weten niet of Abraham alles aan Izak heeft verteld, van wat er zou gebeuren. Izak weet in elk geval wel dat je op de God van zijn ouders kunt vertrouwen! Hij is door ouders groot gebracht die God vrezen (je kunt ook zeggen: die God eerbiedigen).
Het is een heel groot voorrecht voor kinderen om zo groot te worden. Om ouders te hebben, die laten zien dat ze de Heer van harte liefhebben en willen dienen. Er wordt veel over geloof gepraat. Maar echt geloven doe je met je hart!
Vraag 6. Lees voor deze vraag: Jakobus 2 vers 21 en 22. Waaruit blijkt, dat iemand oprecht gelooft?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Misschien menen we wel dat er een verschil bestaat tussen Hebreeën 11 en Jakobus 2. Het ene spreekt van geloof en het andere van werken. Maar deze twee zijn met elkaar in overeenstemming. Het Woord van God spreekt Zichzelf nooit tegen, dat moeten we goed onthouden. Geloof zonder werken is niets. Maar omgekeerd, werken zonder geloof, is ook niets.
Nu terug naar Genesis 22.
Abraham heeft dus tegen lzak gezegd, dat God Zelf voor een offerdier zal zorgen. En we lezen niet dat Izak hier verder op door vraagt. Hoewel hij gewend was, dat er een offerdier meegenomen werd.
Dan komen ze bij de plaats, die God heeft aangewezen. Abraham bouwt een altaar, legt er hout op. En vervolgens bindt hij Izak vast op het hout. Misschien heeft Abraham Izak nu wel verteld, wat er gaat gebeuren. We lezen daar niets over. Ook lezen we niet dat Izak tegenstribbelde. Maar mocht Abraham er wel met Izak over gesproken hebben, dan zal hij ook verteld hebben van de belofte van God. Dat uit Izak een groot volk zal komen. Maar ook dat God machtig is, doden op te wekken.
Izak heeft zich in ieder geval overgegeven aan Abraham. Beter gezegd: aan de wil van God.
Vraag 7. In Johannes 18 vers 1 tot en met 11 lezen we over de gevangenneming van de Heer Jezus. Waaruit blijkt daar, dat Hij “eenswillend” was met Zijn Vader?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Abraham staat klaar om het allerergste voor zijn God uit te voeren. Het kostbaarste wat hij bezit wil hij voor Hem afstaan. Dan zegt de Engel des HEEREN: “… doe hem niets! want nu weet IK, dat gij Godvrezende zijt, en uw zoon, uw enige, Mij niet hebt onthouden” (vers 12).
En dan heeft God ook in een lam ten brandoffer voorzien.
Opnieuw hoort Abraham de beloften van God, dat hij een groot volk zal zijn. En dat er een zegen van dat volk zal uitgaan naar alle andere volken.
De Heer vraagt van ons ook geloof. Niet om een offer te brengen, zoals bij Abraham. Maar geloof in het Offer dat gebracht is op het kruis van Golgotha. Door dat Offer kunnen we verzoend worden met God.
Vraag 8. Noem nu eens een tekst uit de Bijbel (meer teksten mag ook!), waarin staat dat God Zijn Zoon heeft gegeven. Dus alleen waar dat staat, de tekst hoeft niet overgeschreven te worden.
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Aan het slot van Genesis 22 staat nog de geboorte van Rebekka vermeld. Met haar zal lzak later trouwen, maar daarover meer in les 8.
Nu lezen we eerst Genesis 23.
De dood van Sara is een groot verdriet voor Abraham. Wat hebben ze in hun huwelijk veel meegemaakt. Maar ze hebben ook Gods trouw en zorg ervaren.
Abraham wil Sara in dit, beloofde land begraven. Hij gaat onderhandelen met de Hethieten. Dat gebeurt echt op een Oosterse manier. Eerst lijkt het alsof Abraham het stuk land gratis zal krijgen. Maar tenslotte moet hij er veel voor betalen.
Vraag 9. Wat kenmerkt Abraham in dit hoofdstuk? (Lees ook Hebreeën 11 vers 9.)
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Ook wij kunnen iets heel belangrijks uit dit hoofdstuk leren. Iets, wat we op veel meer plaatsen in de Bijbel tegenkomen. En wel het volgende: begraven is echt naar Gods gedachte.
Begraven heeft een rijke betekenis. Lees het maar na in 1 Korinthe 15 vanaf vers 35.
Vraag 10. Waar wordt het begraven in dat Schriftgedeelte mee vergeleken?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Zo de Heer wil (D.V.) tot de volgende keer!
Als je per email meedoet, mail dan naar het volgende emailadres: frissewateren@ctmax.nl
Geplaatst in: Bijbelcursussen
© Frisse Wateren, FW