13 jaar geleden
In den beginne [7]
Genesis 1 en 2 (vervolg deel III)
Zesde dag: vers 24-31: De aarde wordt bevolkt
Twee delen: Beeld van God – Gelijkenis van God
- Op deze dag wordt de aarde door dieren bevolkt, daarna wordt de mens geschapen.
- Ook deze dag wordt weer – zoals op de derde dag – in twee delen gedeeld. Eerst de dieren, dan de mens. De mens wordt als hoofd van de schepping geschapen. Hij wordt hier niet in morele betrekkingen gesteld, – dat is hoofdstuk 2 – maar als hoofd van deze schepping geschapen. Hij – niet de dieren – zou God op de aarde representeren. Daarom wordt hij het beeld van God genoemd.
- En hij zou aan God gelijk zijn in die zin, dat hij een geest bezat, die in staat was om God te kennen. De mens is van “Zijn geslacht” (Hand. 17:28). Dat is een gelijkheid in moreel en geestelijk opzicht, die het de mensen mogelijk maakt om God te kennen, met Hem in verbinding te treden en met Hem gemeenschap te oefenen. Maar toen deze mogelijkheid door de zonde verdorven werd, lijkt de mens op de dieren, ja, valt onder de dieren, omdat hij God niet verheerlijkt en zich bewust van God afgewend heeft – dat is erger dan nooit van God geweten te hebben (verg. Rom. 1:21-24). Maar eigenlijk is de mens het beeld en de heerlijkheid van God (1 Kor. 11:7). Heerlijkheid is geopenbaarde voortreffelijkheid. Zo heeft God de mens geschapen!
TWEEDE MENS
- Deze schepping van het hoofd van de eerste schepping – van de eerste mens – laat onze gedachten rechtstreeks naar de tweede Mens gaan: naar Christus (1 Kor. 15:47), Die het beeld van de onzichtbare God is (Kol. 1:15). De Heer Jezus is niet geschapen, maar Hij is de Schepper. Van Hem lezen we niet, dat Hij een gelijkenis van God zou zijn; Hij is God. Hij is degene, die op het moment toen Hij de schepping binnentrad, de plaats van het hoofd over de schepping innam. Zo is de eerste mens een beeld van de tweede.
- Dat de mens niet “gemaakt” maar “geschapen” werd, toont hoe uniek hij is en zijn voorrangspositie binnen de eerste schepping. Nadat de mens in zonde gevallen was en in alles gefaald had, is God Zelf deze schepping binnengetreden. Als hun Schepper moest Hij ook in de eerste schepping de absolute voorrangspositie innemen, daarom werd Hij ook de “Eerstgeborene van de hele schepping” (Kol. 1:15) genoemd. Maar Hij is tegelijk het Hoofd van de tweede schepping, de opstandingswereld. Als de “Eerstgeborene uit de doden” is Hij de Eersteling, uniek, en heeft in alle dingen de eerste plaats.
LAATSTE ADAM
- De eerste mens – Adam – is dus een beeld van Christus. Man en vrouw tezamen (vs. 27) tonen ons de verhouding tussen de mensen en daarmee de invoering van de menselijke familie. Zij zijn tezamen een beeld van de hemelse, geestelijke familie van God, die tot de tweede schepping behoort, maar in het bijzonder van Christus en de gemeente (verg. Ef. 5:32). Dat wordt in Genesis 2 nog duidelijker.
- De mens is ook de kroon van Gods scheppingswerk. Hij heerst over de zichtbare schepping. In de nieuwe schepping is Christus, de tweede Mens van de hemel – de kroon.
HEMELSE ZEGENINGEN
- De geestelijke betekenis van deze dag bestaat daarin, dat de christen de hemelse zegeningen geniet (in Genesis 1 zijn de dieren op aarde ook daarvan een symbool) en levende en bijvende vrucht voor God voortbrengt. De verloste wordt op deze dag in volle geestelijke wasdom gezien (man). Dat kan men met 1 Johannes 2 vers 14 verbinden: “Ik heb u geschreven, vaders, omdat u Hem kent die van [het] begin af is” – dat is de Heer Jezus. Hij alleen bepaalt de levensinhoud van een geestelijk vader in Christus. Paulus schrijft de Kolossers (verg. ook Ef. 4:13-15), dat u “de nieuwe [mens] hebt aangedaan, die vernieuwd wordt tot kennis, naar [het] beeld van Hem die hem geschapen heeft” – dus naar Christus (verg. Kol. 3:10; 1:16). Of: “Wij allen nu, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van [de] Heer aanschouwen, worden naar hetzelfde beeld veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid, als door [de] Heer, [de] Geest” (2 Kor. 3:18).
Zevende dag: hoofdstuk 2 vers 1-3: Hemel en aarde: rust
RUST
- Na de arbeid komt de rust. Dat is bij God zo. Hij heeft Zijn scheppingswerk op de zevende dag voltooid; en Hij rust op deze dag van Zijn werk.
KRUIS – VREDESRIJK
- Tot op vandaag is deze rust – geestelijk gezien – er nog niet: “Mijn Vader werkt tot nu toe, en Ik werk [ook]” (Joh. 5:17). Zo lang de zonde in de wereld is, komt God niet tot rust, maar werkt aan de redding van mensen. Zo zei de Heer Jezus voor Zijn werk op het kruis van Golgotha. Weliswaar heeft Hij dit werk volbracht, toch rust Hij niet, tot Hij ook Zijn koninkrijk in de handen van God overgegeven heeft (1 Kor. 15:28) – dat is pas aan het einde van het duizendjarige vrederijk.
- De rust van God is een beeld van het 1000-jarige vrederijk, waarin Christus regeren zal en rust brengen zal.
- Bij deze rust wordt geen avond en geen morgen genoemd. Zo gaat dit vrederijk in de eeuwigheid over, waar vrede en gerechtigheid niet meer heersen moeten, maar wonen zullen (2 Petr. 3:13; verg. Jes. 32:1).
HEERLIJKHEID
- Volgens Hebreeën 4 vers 9 is de “rust” nog niet aangebroken – die begint juist in het 1000-jarige rijk. Dan zullen de raadsbesluiten van God vervuld zijn. Volgens Romeinen 8 vers 21 is dat het ogenblik, wanneer ook de schepping zal vrijgemaakt zijn van de belastingen van de zonde. Jesaja 65 vers 17 spreekt hier van de “nieuwe hemel” en de “nieuwe aarde” (niet te verwarren met de nieuwe hemel en de nieuwe aarde uit Openbaring 21:1, dat niet op het begin van het 1000-jarige rijk wordt betrokken, maar op de eeuwige toestand). In het 1000-jarige rijk zal de aarde vol van de kennis van de HEERE zijn, Zijn rustplaats zal heerlijk zijn (Jes. 11:9,10). Tot op vandaag geldt nog voor de verlosten: “Sta op en ga weg, want dit is niet het land van de rust” (Micha 2:10).
- Sommige uitleggers denken bij de zevende dag er desondanks aan, dat het – zonder avond en morgen – een direct beeld van de eeuwigheid, van het Vaderhuis, is. Dan zou de zesde dag waarop de mens – een beeld van Christus – de aardbodem betreedt, van het 1000-jarige rijk spreken.
SLOT.
Manuel Seibel, © Folge mir nach