Bijbelgedeelte: 2 Samuel 19
David treurt om Absalom (2 Sam. 19:1–9)
David hoort, dat de strijd is gewonnen, maar dat zijn zoon Absalom dood is. Met alle begrip voor David moeten we toch zeggen, dat zijn ongezonde, zeer emotionele genegenheid voor Absalom nu uitbarst in een ongepast verdriet. Zijn eerste reactie was zeker oncontroleerbaar, maar hij had ook aan zijn volk moeten denken en aan zijn verplichtingen als koning (en dat was hij). Bij de dood van een andere zoon heeft hij anders gereageerd (2 Sam. 12).
Davids volgelingen zijn verontwaardigd. Joab onderkent het gevaar en spreekt, zoals altijd, heel openlijk zijn mening tegen de koning uit. Hoewel Joab ook hier weer erg stoutmoedig is, accepteert David, zoals altijd bescheiden, deze vermaning. Hij laat zich “slaan door een rechtvaardige” en beschouwt dit als “olie op zijn hoofd” (Ps. 141:5). David, de koning, gaat uit naar het volk.
David keert terug (2 Sam. 19:10–23)
Daarnet schaarden de Israëlieten zich nog achter de opstandige Absalom, nu ruziën ze over hoe, wanneer en waar David teruggehaald moet worden uit ballingschap. Zo onbetrouwbaar en wispelturig is de mens!
David moedigt het volk van Juda aan om hem terug te brengen. “Toen keerde de koning terug en kwam bij de Jordaan. En Juda was naar Gilgal gekomen om de koning tegemoet te gaan, om de koning de Jordaan te helpen oversteken” (vs. 15). Gilgal was een geschikte plaats, omdat Samuël daar ooit het koningschap had vernieuwd (1 Sam. 11:14).
Het huis van David steekt de Jordaan over met een pont (vs. 18). Dit is de enige plaats in de Bijbel waar een pont wordt genoemd om een rivier over te steken. David is zich ervan bewust, dat alleen genade hem terug zal brengen, en dus wil hij ook genade tonen aan Simeï.
Gerrid Setzer; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 04.05.2010.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW