Bijbelgedeelte: 2 Samuel 16 vers 5-14
David in Bahurim
Achter de Olijfberg op weg naar de Jordaan ligt Bahurim. Dit dorp behoort tot de stam van Benjamin – de stam waaruit Saul kwam. En zie, één uit de familie van het huis van Saul, Simeï, komt naar buiten (vs. 5). Hij verwenst koning David (wat tegen de wet was, Ex. 22:28; Pred. 10:20) en beschuldigt hem ervan verantwoordelijk te zijn voor het vergoten bloed van het huis van Saul (vs. 8). Dit was absoluut niet waar – David had Saul immers meer dan eens gespaard.
David was in een ander geval een man van bloed geworden: in de zaak met Uria. David is zich hier terdege van bewust en aanvaardt daarom de vervloeking uit de hand van God en weerhoudt Abisaï – die in zijn vleselijke ijver doet denken aan Petrus in de hof van Gethsemané (verg. ook Luk. 9:54) – ervan het hoofd van Simeï af te slaan (vs. 9-10). Door dit te doen geeft hij Simeï een prachtig bewijs, dat hij geen man van bloed was.
We kunnen ook het doelwit worden van boze en volledig ongerechtvaardigde aanvallen. Hoe reageren we dan? Gaan wij in de voetsporen van onze Heer, die wel werd uitgescholden, maar niet terugschold en als Hij leed niet dreigde (1 Petr. 2:23)? En zijn wij, net als David, nog steeds in staat om het uit de hand van God aan te nemen, in de wetenschap dat er veel is dat verwerpelijk is in ons leven?
Gerrid Setzer; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 20.04.2010.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW