Bijbelgedeelte: 2 Samuel 15 vers 1-12
David en Absalom (2)
De zonen van David reden op muildieren (2 Sam. 13:29). Maar dat is niet genoeg voor Absalom. Hij heeft wagens en paarden nodig (vs. 1). De vijftig mannen die voor hem uit rennen benadrukken zijn ambities voor de koninklijke troon (1 Sam. 8:11; 1 Kon. 1:5). Zijn positie bij de poort is in zekere zin een greep naar de rechterlijke macht, want in die tijd werd aan de poort recht gesproken. Daar komt hij op voor de (vermeende) achtergestelden, waarbij hij niet alleen overkomt als een “ behoeder,” maar ook bescheidenheid veinst (vs. 5).
David kan dit allemaal niet ontgaan. Maar hij is ongelooflijk passief. Misschien is hij ernstig ziek en voelt hij zich daarom niet in staat om tussenbeide te komen.
Ook wij zijn soms passief en sluiten onze ogen voor gevaren. Maar op een dag zal het onderdrukte probleem voor ons staan. En dan zal het ons nog uitdagender aankijken dan ooit tevoren!
Absaloms grote dag breekt aan. Hij gaat naar Hebron, waar hij geboren is en waar de heerschappij van David ooit begon. Daar laat hij zichzelf uitroepen tot nieuwe heerser (vs. 10). Het volk tast in het duister over wat er van David geworden is. Is hij gestorven? Heeft hij zich teruggetrokken uit het koningschap? Hoe dan ook, de samenzwering wordt sterker.
David beseft, dat hij nu alleen nog maar kan vluchten. Zijn zoon deinst nergens voor terug. Zelfs niet om zijn eigen vader te vermoorden.
Gerrid Setzer; © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 05.04.2010.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW