3 weken geleden

Het Johannes-evangelie (13d)

Bijbelgedeelte: Johannes 4 vers 25-26

 

“De vrouw zei tot Hem: Ik weet dat [de] Messias komt, die Christus wordt genoemd; wanneer Die is gekomen, zal hij ons alles verkondigen” (vs. 25).

De Heer had de vrouw gezegd, dat de Samaritanen niet wisten wat ze aanbaden (vs. 22); De vrouw geeft hier nu gehoor aan en zegt, dat ze iets weet, namelijk dat de Messias komt. Ze had blijkbaar de verwijzingen uit de vijf boeken van Mozes naar de Heer Jezus als de Messias opgenomen (bijv. Deut. 18:15; Gen. 49:10). Wat ze wist was juist, maar ze was nog lang niet waar de Heer haar wilde hebben. Het openbaart een gebrek aan begrip en onwetendheid met betrekking tot het onderwerp aanbidding en gaat er niet met één lettergreep op in of: komt er zelfs niet bij in de buurt??. Het is vaak de wijze van God, dat Hij de allerhoogste waarheden openbaart, onafhankelijk van de toestand van de ontvanger of luisteraar. Hetzelfde was het geval met Nicodémus.

De vrouw was in bepaalde opzichten ontroerd door deze openbaring over de aanbidding die de Vader zoekt. Zoiets had ze nog nooit eerder gehoord, en onder invloed van de woorden van de Heer spreekt ze nu over Christus. Ze heeft echter nog niet erkend dat degene die met haar sprak, deze Christus is. Wat zij uit het Oude Testament over Christus wist, verbindt zij niet met de persoon die voor haar stond. Maar haar hart was geraakt, ze was in het licht van God geplaatst. Het werk van God was in haar nog niet volbracht, maar ze had een grote stap voorwaarts gezet, omdat ze alles met Christus verbindt. Ze had Hem die voor haar stond een profeet genoemd (vs. 19), maar nu kijkt ze naar Hem die zou komen als de Messias, die koning zou zijn op deze aarde.

Als ze hier zegt, dat de Messias “ons alles zal verkondigen,” gaat ze verder dan wat ze later tegen de mensen van de stad zegt: “… een mens die mij alles heeft gezegd wat ik heb gedaan” (vs. 29). Hier spreekt ze meer in het algemeen over alle dingen die de Messias zou openbaren, niet alleen over de persoonlijke dingen van haar eigen leven.

“Jezus zei tot haar: Ik ben het, die tot u spreek” (vs. 26).

De Heer Jezus openbaart zich aan een ziel die zich op deze manier tot Hem wendt, zowel toen als vandaag. Later openbaart Hij Zichzelf aan de blindgeboren man met zeer vergelijkbare woorden (Joh. 9:37). Zowel in Johannes 4 als in Johannes 9 zegt de Heer Jezus niet eenvoudigweg: “Ik ben het,” maar beide keren voegt Hij eraan toe: “… die (met) tot u spreek(t).” Daarmee benadrukt Hij, dat Hij Zich in genade en liefde tot hen wendde.

De Heer zegt als het ware tegen de vrouw, dat ze niet langer op de Messias hoeft te wachten, dat Hijzelf deze aangekondigde Koning is. Wie de openbaring van de Heer Jezus aanneemt, wie een ontmoeting met Hem tot stand laat komen, zal grotere heerlijkheden zien. De Heer Jezus bevestigt weliswaar aan de vrouw, dat Hij de Messias is, maar zegt tegelijkertijd ook, dat Hij nog veel groter is.

De grondtekst hier zegt alleen maar: “Ik ben;” en zo openbaarde Hij Zichzelf aan Zijn aardse volk in het Oude Testament als de eeuwig zijnde (Ex. 3:14). Nu leert de vrouw Degene kennen die met haar spreekt, die tot haar spreekt (vs. 10). Met deze nieuwe openbaring heeft deze vrouw nu het einde van haar zoektocht bereikt; de Heer is met haar tot haar doel gekomen.

Een heel mooie parallel met deze woorden van de Heer vinden we in Johannes 18 vers 5-8, waar de Heer Jezus Zichzelf tussen de vijanden en Zijn discipelen plaatst met de woorden “Ik ben het.” Zowel hier als daar hebben we een duidelijke verwijzing naar de scène bij de doornstruik in Exodus 3.

Met zeer vergelijkbare woorden heeft eens Jozef zichzelf kenbaar gemaakt aan zijn broers (Gen. 45:3). We hadden al een eerste verwijzing naar zijn persoon in vers 5 van dit hoofdstuk, en een verdere toespeling op Jozef vinden we in het getuigenis van de Samaritanen over de Heer, namelijk dat Hij de Heiland van de wereld is (vs. 42). Dit is een van de vertalingen van de titel die Jozef van Farao kreeg: Zafnath Paäneah – Redder van de wereld of Onderhouder van het leven (Gen. 41:45). De vrouw noemt de Heer in vers 29 “een mens die mij alles heeft gezegd,” voor haar is Hij de onthuller van geheimenissen, een andere mogelijke vertaling van de naam Zafnath Paäneah. Interessant dat beide vertaalopties hier in Johannes 4 te vinden zijn; het woord van God heeft een enorme diepte en laat ons voortdurend nieuwe verbanden zien. Het is juist de lieveling van Jakob, die door zijn broers werd afgewezen, waarnaar in dit evangelie meerdere keren wordt verwezen, waar de Heer Jezus vanaf het begin wordt getoond als Degene die door Zijn volk werd afgewezen.

 

Achim Zöfelt, © www.bibelstudium.de

Online in het Duits sinds 13.07.2018. [Samenvatting van Bijbelconferentie]

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW