4 maanden geleden

Hebreeën 4 vers 9

“Er blijft dus een sabbatsrust over voor het volk van God.”

“Want wij die geloofd hebben, gaan <in> de rust” (Hebr. 4:3). Dit laat zien dat de rust nog toekomstig is. Jozua kon Israël niet in Gods rust binnenleiden vanwege hun ongeloof, maar Salomo kon dat ook niet, omdat de voorwaarden die God had gegeven niet vervuld waren. Maar op basis van genade zal God Zijn volk op een dag de beloofde rust binnenleiden. Voor ons wordt er echter een rust in de hemel bewaard; het is de rust van God Zelf.

De mens kan van nature nooit de rust van God binnengaan, hij heeft het recht daarop verloren door de zonde. Daarom, zolang iemand niet rust van zijn werken, is hij de rust nog niet ingegaan. Maar de gelovige is, God zij dank, wat zijn rechtvaardiging betreft, al tot de rust gekomen. Wij rusten in het eens en voor altijd volbrachte volmaakte offer van Jezus Christus en kunnen met een blij hart zingen: “Op het Godslam rust mijn ziele” en: “Zalig rustoord zoete vrede.” Maar daar gaat deze tekst niet over, laat staan over een sabbatsrust volgens de wet. Hier hebben we het over de rust van boven, waar de gelovige zal rusten van al zijn arbeid, moeite en strijd en deel zal hebben aan Gods rust. Dit is het heerlijke doel waarnaar we op weg zijn, en de apostel vermaant ons: “Laten wij ons dan beijveren in die rust in te gaan!“ (Hebr. 4:11). Hij wil onze ogen afleiden van alles wat hier is en ze richten op de kostbare rust hierboven.

Hier, op deze donkere aarde, in het land Mesech, is niet de plaats van rust. Daarom verlangt het pelgrimshart naar de eeuwige sabbatsrust van God. Wat een wonderbare genade van God, dat Hij de mensenkinderen wil laten delen aan Zijn eigen rust! Maar eerst moest het kostbare bloed van het Lam van God vloeien om ons van onze schuld te verlossen, opdat wij ervan gereinigd konden worden. Alleen zo kunnen we deelnemen aan de rust van God. 

 

© Der Herr ist nahe

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW