“Die ook aan Gods rechterhand is …” (zie Rom. 8:31-39).
Dat wordt op het heerlijkst bewezen door Hem Die aan Gods rechterhand is gezeten. Christus, het Middelpunt van al Gods raadsbesluiten, het Voorwerp van Gods eeuwig welbehagen, is niet door God gespaard, maar voor ons, verloren zondaren, overgegeven. Is dat geen grenzeloze liefde? Is dat geen volkomen bewijs voor de waarheid dat God voor ons is?
Hij had ons lief, zó lief dat Hij Zijn geliefde en eigen Zoon voor ons afstond en Hem in de dood deed gaan. Hij heeft ons lief, zó lief dat Hij ons met Zijn Zoon alle dingen schenkt. “Wie zal beschuldiging inbrengen tegen uitverkorenen van God? God is het, Die rechtvaardigt; wie is het, die veroordeelt?” Waar zo’n liefde geopenbaard is, valt er niet meer te twijfelen aan de heerlijke waarheid dat God voor ons is. Alles wat wij nodig hebben, schenkt Hij ons; niets goeds weigert Hij ons. Bij Zijn grootste Gave, de Heer Jezus Christus, zijn alle andere, geringere gaven ingesloten.
God rechtvaardigt. Als er iemand komt om ons te oordelen, dan hoeven wij niet te vrezen, want God Zelf treedt voor ons op, heeft onze zaak in Zijn hand. Wie zal dan een beschuldiging tegen ons inbrengen? Is Hij niet boven allen? En zou iemand kunnen veroordelen als God rechtvaardig verklaart?
Wij zijn in volkomen veiligheid. Geen macht zal ons uit Christus’ liefde kunnen rukken, want Gods macht is groter dan alle andere machten. Geen verzoekingen, geen vijanden, geen aarde of hemel, geen heden of toekomst, geen leven of dood zelfs, kunnen ons scheiden van Gods liefde, in Christus jezus geopenbaard. Daarvan zijn wij verzekerd, want God is voor ons.
Maar nu is er nóg een bewijs voor deze heerlijke waarheid, het grootste bewijs. Dat is het zitten van Gods Zoon aan Gods rechterhand. Het is alsof de Heilige Geest, na alles wat Hij gezegd heeft over de onbegrijpelijke liefde van God, nog méér zekerheid wil geven. “Christus is het”, zegt Hij, “Die gestorven is, ja nog meer, Die ook opgewekt is, Die ook aan Gods rechterhand is, Die ook voor ons bidt” (vs. 34).
Niet alleen overgeleverd om onze zonden, maar opgewekt om onze rechtvaardiging.
Christus, Die stierf, bleef niet in het graf, maar werd opgewekt, en door God als de Zoon des mensen aan Zijn rechterhand gezet en is daar nu in Gods tegenwoordigheid om voor ons te bidden.
Overweeg het belang van dit bewijs terdege, geliefde lezer!
Wie of wat bracht de Heer Jezus in het graf? Waren het niet onze zonden en overtredingen? Maar waar is die Heer nu, Die om onze zonden neerdaalde in de dood? O, mijn hart jubelt, als ik naar boven zie: aan Gods rechterhand! De Heer Jezus is opgewekt. Met heerlijkheid en eer gekroond. Door God opgewekt. Door God heeft Hij een plaats ontvangen aan Zijn rechterhand.
Waar zijn dan mijn zonden? Weggedaan – want God nam het werk van Christus aan en verklaarde daarmee voor ons te zijn en voor ons te kunnen zijn.
God rechtvaardigt. Hij wekte Christus op en zette Hem aan Zijn rechterhand. Zo ben ik dan, als ik geloof in Hem Die Christus uit de doden opwekte, gerechtvaardigd. Het geloof is mij tot gerechtigheid gerekend op grond van de opwekking en hemelvaart van de Heer Jezus.
Zeer zeker heeft God door de overgave van Zijn Zoon bewezen dat Hij voor ons is. Maar bovenal deed Hij dit door de opwekking van Zijn Zoon, “Die ook aan Gods rechterhand is”.
O, wij vinden in het binnenst heiligdom de grote Priester over het huis van God, onze grote Priester. Daarom vrezen wij niet, want wij zijn verzekerd. Wij weten – omdat Christus aan Gods rechterhand is – dat wij verzekerd kunnen zijn.
J.N.V.
“Want ik ben verzekerd, dat dood noch leven, noch engelen, noch overheden, noch tegenwoordige noch toekomstige dingen, noch machten, noch hoogte, noch diepte, noch enig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die is in Christus Jezus, onze Heer” (Rom. 8:38-39).
Geplaatst in: Overdenking bijbeltekst
© Frisse Wateren, FW